N A T U U
R K U N D E. 375
de Schephavim gezegt worden te wonen,¿'««r
buys te fíe Lien, in den rotz-ßeen^ het welk de
door welk Woofd de Grieken de Konynen
plegen te betekèiien. 4.. Een Oud Boek der
Namen j het welk men aan 'Phih toefchryft,
heeftiildus: Safhan Cbaeroiryllms, Lefus,
vel, Hericms. s. Het Woordenboek van
Giigcj'" let Saphan Over door een Konyn. 6.
Het Hebreeuwfch woord fchynt te zlnfpeeleii
op Safba« of Tzaphan dckken , verbergen ,
welke woordeil op een Koayn pallen. Marliatis.
Het Konyn fchept vermaak te wonen m
uytgegraven holen.
7. Oe Joden hebbenzedertcenigeEeuwen
de V.onfaeaSchefbamm genaamt. 8. De woord.
aflfidingvani/««;<!J, Sfmje , Hiffanie begunftigddit,
welke Landlteekovervloed van
deie Beeden heeft. En heeftecnKonynvoor
een Zinnebeelt de Figuur 15.
Laat ons l ien, wat Bochart tegen de Konynen
tegenwerpt Hktowc. X. 'Deel, III.
Beek 11.Kap. Maar Liten wyhet ooktertoetsze
brengen. Het eerttc is, dar het niet hcrkaauwd,
volgens de getuygenis vanhetPorta
Celi f. 20: b. welke geiuygenis Bochart OMleenuwd
, alleen maar door de verbcetering
van den Text j nlmentlyk raet denielven anders
te lezen. Doch daar zyn anderedlngen
van meerder gewicht, dewelke wy daar tegen
inbrengen. Zyherkaauwen welzocpentlyk
niet deze gevingerde gelyk de in tween
gekloofde. doch derzelver Magen zyn zo zeer
niet, gelyk als van deze, onderlchddgi, niet
viervoadlg maar00knietenkel? deinvoeging
van den Strot, enhet vliefachtig klapjéin tween
uytllekende maken onderfcheid. wy hebben
dat in de Fignur i. afgefchildert. De ondervinding
komtdaarby. Deze Beeien kaauwen
een half mir na dat zy de fpyze hebben genomen:
en de tweevoudigheid vandeMaagtot
het werk der herkaauwing , daar een eenige
zoude genoeg zyn voor de Menfchen , die
gelezen worden, dat herkaauwt hebben. zo
dat het ganfchelyk niet van noden i s , met
Hieromvniis Mercurialis Var. Lea. i. Boek.
H Kaf. ter hulpe by te halen der Hazen of
Konynen (want deze zyn op dezelve wyze)
danne Ingewanden en Intejimm Cfcüra, welke
de plichlen der Magen waarnemen, welke
uytvlucht mede behaagd aan IVaUuugus Lagotrafh.
kaf. 33. Deze vinden weiniggeloof
by de hedendaagfche Ontleedkundigen, dewelke
zeer wel weten, dat de Blinde darm
niet diend noch tot de kokihg der fpyzen,
noch der wederomdringing van de half gekookte
naär de boven deelen, ja naar den
Mond. De Beeilen zondcn herkaauwen de
Vuyligheden der dünne Ingewanden met de
fpyzen vermengd, ende byna zonde hen het
zelfde gebeuren, dat die gene overkomt, dewelke
de Darmkwaa! hebben.
Wy waan voort. DcTweedeTegenwerping
geeft op de Plaats Spreuk. XXX. 26. atwaar
Konynen niet toepaíTelyk is, dewelke in aardachtigen
grond wonen. Doch ook dit is van
gener waarde. Want een Dier kan woonen in
bteenklippen, en bergachtige Plaatzcn (hec
welk de típanjaarden en andere Volkeren van
de Konynen verzekeren) ende echter in eenen
aardachtigen grond. De derdeTegenwerping
blyft 'er overig , welke het Konyn ten toori
iteld als een Dier oudsiyds aan Spanjc eigen i
het welk van Jndea 20 krachcig verafgelegen
is, dathetniecnodigisgewceÜ, deflelfe eeten
den Joden teverbieden. Deze Tegenwerping
ileund op de getuygcniffen van ¡••'arro de Re
Ä « 7 ? . III. ßoek, i x . k a p , van kíhet VIII.
Boek het«; s • kap, /El'ran. van de ^Vieren XIIT.
Boek i f i kaj>. GalennsW.l.l^ock'OverhetFoedzel
en word toegellemt doordeGedenkpenningen
van Hadrianus, op dewelkehy
vertooond in eene vrouwelykegedaante,dragende
in de rechtehandeenOlyftak^ met een
Konyn aan de voeten. Alwaarom dat Landfchap
het Kouynige van Katnllus genaamt wordj
en heeft dezelve Bochart voornamentlyk bewogen,
dat hy liever om een ander Gedierte
zoude denken. Doch echter fchynt my ook
de-ze bewysreden van geen groot gewicht:
Gefteld zynde, dat Sfanje het Vaderland is
van de Konynen, ja dat het van dezelve den
naam hebbe gekregen, zo volgd noch daar
uyt niet, dat'er eiders dat zoort van Iieeíle¡\
niet gevonden word. De Dagclykfche lirvarendheid
leeraard ons, dat de Konynen kunneh
leven, eninderdaad leven in alle Plaatzeh
van de wcereld. ^sf^^rí verraeend, dat, in
zo groote duyilerheid van de zaak, htt bczwaarlyk
is (ichoon wy gezien hebben, dat
zyne redenen weinig klem hebben ) zieh voor
Konynen te bepalen, zo veel re meer, oni
dat de alderoudile Kaldeeuwen, Syriers, en
Samaritanen voor Scafhan ons woord^n, ten
eenemaalonbekend opd ringen, Onkelos 'lapbza.
y Jonathan Tanza de ii'amaritaan taphfui
de Syrier Chagafd , de Ethiopier Legither-,
Doch tegen Bochart is gckant, dat noch hedendaags
de Türken en Arabiers een Kofiyfi
noerhen ada taiD/äni, ada tawfanghigg, volgens
Meninzk. Lex. 107. 314^.
De redenen tot noch toe tegen Bochart ingebracht
itrekkeh niet zd wel daar toe, datik
een Konvt zoude opdringen voor Saphan, maar
op dat hét zoude blyken, dai de bewysredenen
door hem bygelDracht minder kracht hebben.
Want het gevoelen Bochart IQMXÍÍMhaagd
niet, het welk een AIpifcheMuys,een
Marmeldier begunftigd. De Arabiers hebbeil
in der daad in de Spreekwoorden Akvebro <
in de Wet Jl^heneco , de befchryving van
welke dieren, gelyk de Arabifche Schryvers
dezelve geven over een komt met een yllpi.
/che Muys, of met eene zoorce van een Eik^
C c c c hoos
. f
i
•'Vi,,.. •
, l'I,