il'
« ,
i . l i f l
IM' !!
M'.
•!• Uâfi f-mr
ífÍ'ijÍ
i if "
"'lií-S
4 3 1
G E E S T E L Y K E
P R I N T B L A D CCLXX.
f^oorde}' ah een Man^ ojte f^romve, aan het yd bares 'uleefches blam ^llen hebben,
mtte hlaren.
Ende de Prießer Zßl gemerkt hehben, dat, ^et, ingetrokk^ne mtte Maren in het Fei
bares 'vleefches z^yn y het is eene witte ^uiße in het 1/et Mitgehott; hy is rejn.
Ende als een Man zyns boofds hajr uitgefallen zyn: hy is kaal, hj is reyn,
Ende ^00 van de zyde zyns aangeKtchts het hayr zynes hoofds uitgevallen zjn:
hy, is hles, hy is rein.
Maar ^00 in de l^alheiä, ofte in de bleffcy eene mtte rootachtige ^lage is: dat is
melaatsheid, mthottenäe in zyne kaalheid, ofte in zyne bleße.
Als de Frießer hem be^en hebben, dat, siet, het gefwel van die plage in zyne kaalheid^
of blefje wit rootachtig is ; gslyk, het aan^en der melaatsheid van 't ^el des 'vleefches,
Die Man is meUatfch, hy is onrein: de Prießer s^/ii hem gantfchelyl^ onreyn ver^
klaren, zyne plage is op zyn hoofd. Levit. X i l l . vers 38-44.
Hit Goddelyk bevel word vorder uitgebreid^
Om de MKLAAT SHE I D klaar te ontdekken,
T>oor de onderfiheidefihetä van W I T T E en R O D E VLEKKKN,
En of hei kwaad zig heeft verfpreid:
"De W I T T E BLAREN zyn niet onrein m de IFet;
G O D komt hem zelf tot rein verklären,
Schoon hem die vuile kwaal gekoß heeft al zyn baeren,
Hy IS "coorraan geen meer befmet;
Maar zo het kwaad zig ROOD in 's 'Prießers 00g vertoond^
Hy hoord zig voor owein verklären ;
G O D zeid zyn hoofd is van deez'plage niet verfchoond;
Niets kan hem voor dien ramp bewären»
Wie toond ons nu vsaar uit dit kwaad zyn oorfpronk hceft?
Ik durf geen fpys of drank verdenken,
iFant alle fpys is rein waar Jacobs zaad af leefd,
En onbek-juaatn het lyf te krenken:
'Dies agt ik het alleen een ßraf van GOT> te zyn,
En aan dien ginen toe befchöreny
Die zyne wet verägt, om naar het boos fenyn
l^an eigen -wslluß ßeeds te hören.
IS de 58. en39.veriren moeten voor 20 veel
ik kan befpturen door beharoih beharoth leba •
noih ,blinkenàc^bUnkende <!Jíne v ç r l k an worden
enkele Puyflen of blaarkens, hoedanige in
S c h u i f c , insgelyks in Mazelen: die heifen
alleenlyk maar het Velop, devvelke by aldien
z y ceboth donker achtig worden, dat is, tot korken
veranderen, zo geven zy aanftaande geneezing
te kennen, alwaarom de Príeílerzodiinigcn
IVÎenfch onder de reine cn konde ende
moelle teilen. Onze Vertalingen zyn hierduyl
l e r , dewelke hebben Lm/^i;;?»?, cene "^itte
Schnrfte. Lentigo^ 'Phakos^ Sproeten hy ons
Leberßecken, Sommerßeken, is wel mede cene
geileldheid uyt die d eHuyd betreffen, vlekkcn
namentlyk van verwe en grootte als Linzen
. waar tpede het Vel voor de Zon bloot
gelk'Id bezaid word , devvelke waarlyk niet
gezegd kunnen worden beharoth beharoth lebanoth,
de witte Schürfte, het woord van
onze moedertaal is van gene betekenis.
Die dingen, dewelke volgen , raken de
Kaalheid, of gebrek van Hoofdhayren, het
welk by de Griekengenaamt wordphalakrooßs,
phalakrooma , madarooßs, madarooteys,
madtßsy en is verzeldmetzweertjes, ofzonder
dezelve. Gene verklaarde de VVergever
rein, deze onrein. Daar word de Huyd geboten,
de velwording gcnezen zyndc zo dat
de hayren met verder kunncn voorifpruyten:
maar 00k vallen de hayren van zelf uyt de
zweetgaten uytgerekt zynde, door gebrek
van voedzel, een zware ziekte zynde ovcr-
Wonnen. Doch by aldien in tegendeel het
Vel uytgeknaagd word, en de wortelen van
het hayruytgeholtworden, danvallenzyniet
alleenlyk uyt , maar daar verhcfFen zieh fchurfd
e , mclaatfche, onreine gezwelleties.
P R I N T -
L r . v i T i c i caj>.:xm.v
I l l c e i x i s a Cutis tisperitas.
Ill.'^Judl tl^ioító Crt^.XlII.P ?
w
i ,
' "il i
(iíi.,
i'),,..
P '!,
fe-.
, -.1 ;
'il' '
|í ' ;. '
íjí't
j ; •!