N A T l i U R K U l S J D Ë .
P R I N T B L A D CCIV. GCV.
G-j^ultook.alhefvetti; {-vandevitm) nemen, hetively¡etmgewiintheclekt, endehet
net (mer den lever, ende de beide meren, ende het wt dut aan dexehe is.
Daarnit^altgy van den ram neme» heivitte, mitsgaders denfteert, ooh^het nette dat
het ingewmdt bedekt, ende het net des levers , ende de beide nieren, met het -vettedat
aandexihe is , ende de rechier fchoudsr , inant het is em Ram der Tul-ojfereiu
Dit nais het datgy op den altaar beràden zplt, tweeUmmerm die jarir zvi '
Exod. X X I X . vers. 13. 21.38. ' î. J >
Leerà Jlervelingen uit G o D s Tederi,
}he zyfi f^edugte en grtíte magt
IVií dfit hem V beft.' ivord Toe gebragt
Van 't vd, in de Ojferfkgtigheden-,
Hl eiH het vet van V A R I<. E <•» R AM)
Op dut het bUakt in de Offervlayn,
En geenzinîs dorre of jchrdle leden.
B i NIt'. R E N , -uet der Ingewmdrn,
» f N E T des L E V E R S eifl zyn mond^
Om tôt een teken van V verbond
ffiiJ daags cp het altaar te branden.
•De R A M zyn REGTER SCHOÜDER moet
V V U L O F F E R wézen in den gloed,
Gejiookt àoor 'sTrieJiers zuiv're handen.
^it leerd otts om met znîvre zinnen,
Een rein gcmoed, en teder hart,
In 's w&dds jchynfchoon niet ver^üard,
Tle hoge Godheid te bemtimen, ^
Op dat hem in ons^ lévens tyd
Het bejle deei word toe ge-^yd,
Om 't hoogfte heil hier va te vjinasn.
Hy ziet door Lever, Hart en Niereii,
En eifl geenzmts V veràgt'lyk deel,
Maar 't beße en verte in sya geheel,
Op dat 'sjy fleeds zrn Eernaam vieren:
Wie V befle deel de Godheid geeft
Zal, als hy hier beeft uitgeleefd,
Zig zien met bster deel verfiereti.
TEr verkkringvan dezenText, gclyk anderen
van deie zoort, moctmen zozeer
niet treeden in de Winkels der Spraakkimdigen,
en in de zeerwyde voorraatkamers der
Talen, maar men moei treeden in de werkplaatzen
der Vleefeh houders, de Ontleedkundige
Sehouwburgen moeren worden geopcnd,
de Reisbefehryvingen teraadplegen, de Natuur
en derzeiver Verhandelingtotonderrielit
te roepen. De deelen van het Lichaam worden
opgetek, dewelke G O D ten liefFelyken
renk moeften worden opgeoiferdf, en eeril
van alle Cbeleb, het Ivette, welk woord doorgaans
in de Schriftuur word genomen voor
Moach het Merg, en dus word het ock uyt
het Hebreeuwfch overgezet zo van deLXX.
als van de Gemcene Latyiifche aelyk Geii;
X L V . 18. Het vette des lands. Num.XVlIk
ÂI het befle van de olie en moß, Deut.
XXXII. 14. Het vette -van Tar-jje, voor alderhande
alderbelle inkomften. GOD namentlyk
eifchte in den Dienft heln te bewyzen,
en hy vorderd het als noch í aldargcen j
het welk in onshetvoortreffelykilis, hetbinnenlle
mergvanden Menfch, deganfcheZie.
l e , al het Verllnnd en den VVil, het geheele
Hert. al het alderdunrbaarfle. Zo ook in dt
offerhandehetVette, dealderkodelykiteVloijende
van het Lieiiaam. Want het Smetr is
eenvetvoeht, olyaehiig, in zekere zakfkens
op een gehoopt, aldaarnavelealderkonílÍ£;llé
omloopen gefcheiden, tot vele zaken niüii«
M m m voof