f :
I 'iliM;;,.:
i r - ' ,
N i l -
•iij. I'-
•Jsa^ii 'ili."
; i
" l l j )
I 'iiajjt-'a.,
iBiSil
fi'"'
l i '
456 G E E S T E L Y K E
Jk beef! 6 Jöden! ¿aar GOOS mond u dreigd teßraffen,
Zo Uwe hsogmeä Heus dürft ßof tot wraak verßhafen,
Of dät gy Ittel vdlbr^ngt 'i geiin hy giboüen ht^t.
My ätmkt tk nie reeds ¿Oi V K R S C H R I K K I N G beeßi
H w « i/i T E R i N G 'kwtU eH afmat alle ttvs Itdeni
Qf hdv hef hghaam ward ¿'«»r K O O R T S «?/» koorts beßreilen^
SDat de Ü O G Ii N in uw hoafd verteren door fiaar braudi
'Dw ZIEL laord zelfs gerankt in zulk een bangen Jtand,
£« fei getroffen met een p f n , die 11 doet Hagen:
'De fertigten, die gi dagt in uwe fchuttr te drägn^
En die g^ eirtyds hebt met naarßtgbeid gezaaidy
Zyn äoor den vyand 'tot uw ßräf reeds afgemaaid.
T)it alles dreigd u G O D, jad zfn wet dürft hdaen,
i ^terveling! laat dah de det/gä ße'eds ih u -MneH,
^a tla ii-we oogen des Schepfets -juil älleen,
yolbreng zyn hoog gkbody en viet zyn mägt met
Zo zal « geve van deez fänipen ooit getiaken,
Maar zyn genade en ganß zal eeuwig voor 11 wdken.
UYt de zwaarder Ziektens, dewelke aan
het wedejfpannig Volk bedreigd wordc
ü , komt de eerile te -vooxläx^nSchachef
h e f h t 00k voorkomende Deut XXVIII. 22.
Over deze zyn alle van geen een gevoelen.
De befnedene Leeraars Jf/f^w, de 'Pomis,
Jsrchf befchryven die dus, dat zy hec vleefch
opblaaft, puyÜen alsappelenvoortbrengende.
Hierom zetten wy hec miilchien over een
gez'wel', gefchwulß Doch de gezwellen zyn
verfchfiden , by de GeneesKundigen onder
terfcheiden benamingen bekend , als Eitergezvaellen,
Bloedz^eeren^ KUergez'-j;elten,
de vergirtigfte van aüe Btibones. Kimchi in '
het IVoordenboek uyt R.Jona en den Talmud I
zegd, datmen door deze Ziektewa/^wawafe, 1
verzwdkty vermagerät verdund, derhalven !
TerÜaat hy daar door de Teering. Hetzelfde
zegd het Arabifch Sochaph.y aan ons He- '
breeuwfch naverwand. Bochart vermoed ,
fiierozoic. If. Deel II. Beek ly. kap. dat de '
Grieken het hebben overgezet atrophian, j
welke eene zoorte is van Teering, alhoewel ,
de AfTchriften apurian hebben , waarorn het
door Hieronymus vtxXolki'xsgebreky armnede.
Doch de Teer ing haaU het over. Schachupb
is inderdaad by de Hebreeuwen uyt teer ende^
het welk 5»Ai/ir/bewyft uyl SoUhl 26, b.
van fch(tchaph in Kai uytteeren, in Niphal
teeringachtig wordenf in "P/V/, Ikdoeverteeren.
Hier van dajin ook Latus ^ eene Meeùw^
een Vogel van het alderlichtll'e gewicht,zéèf
mager, Schachaph. By de LXX. ledlmen
voor Schachepheth Tfoora. Alle zouden zy
kunnen worden overeengebracht, Tßora^
Schürft, loopt ook tòt Puyilen op, eft geèft
nu en dan geileldheid totmagerheid. Enh'el
laatfte Toeval van de Teering, dat ook en
aan de ziekte enaanhetleven het einde gééft,
is het zwellen der Voeten. Kaddachath, by
de LXX. ikteray by de geitiene Brandy by
ons een Heete Koorts, Fieber. De haaftvöl»
gende woorden, die de òogèn verte^fen endè
de ziele pynigen, fchyneh te moeten gebrächt
worden tot de voorgaande Zièkréns, als üytwerkzeis
, veel eér dan dat hier töe zoudè
behoren de zo ge/.egdeverminderingvanOogen,
van welke CePfus in het VI. Boek , hèt
6, kap. Het gebeurd ook, dat de oogen of beide,
of elk, kleinder "Worden-, dan zy naturelyker
wyze behoorden te zyn. Gelyk als inde Teering
alle zaken verteerd worden, zowordeö
ook de oogen kleinder.
BYVOEGZELEN over LEVITICUS.
Levit. II. vers ti.
Gel»fys.oßr, dat Si Am BEERB xult oferm, t.dmtdießmgimiiiti>:orikK
wmt -vm genm fmrdeeüm, ende -vm genenhomugemstltgtliedenden HEERE
een nyer-offer amfleehfn.
weefl. Wornfm Waarlyk, of Een ander in den
Lofzang op Merkurms noemd deze edele
Vrucht ikr Gaden amgemtme enwiiÄ*
Vorfihen en Muyzen find.
ZEer dikwyls Word de honing in de H.
Bladeren gepreezen wegens devoortreffeiyke
en vetfehefden gebruyken en eigenfchappen
) alle welke op te teilen niet is van
deze plaats. Ook in de öfferhanden zelve is
het gebruvk van den Honing dagelyks gett
^jvtrievTvttu wora uan nom
het welk ook de Gode» begetren.
Die
457
N A T U U R KÜNDE.
Jodan Bachili hebben gediend, en hem door
het mengzel van Honing niet hebben willen
tot toorn venvekken. Daar nochtans nyt de
ongewyde Schryvers blykt j datookaan Bacchus
behalven Wyn, Honing is geofferd eeweeft.
T:bidl«s I. Boek, 8. EUg.
Zo ZHit gy heden kov:eni o^ dat ik u geve de
..li, J. ffrUfgok.
Die meerdere getuygen begeerd, dieganaar
Taufaniasy en deflelfs eerfte Eliaca ^ Strabo
in het X. ßoek, anderen. Maar het gebruyk
van Honingin de Öfferhanden, hier door de
Goddelyke Wet verboden, daarvan zal niemand
ligtelyk de reden zeggen. Rabbi Sahmo
verikat hier onder den naafh vah Honing
alle zoetigheid vanvruchten, zoramigen by
Aben Ezra 'Dadels. Doch alle andere ¿'ytieggers
willen niet datfteh üfwyke van ded^
gene betekenis van het woord. En verfcheiden
brengen by verfcheidene oorzaken, rot
verborgene töe. Byi^A/Äizulcgyleezen; dat
derzeiver vergaderfier de Bye een onrein Beeß
is, én datmen zegd, dat zy geboren worden
uyt de verrotting en verderving van geßorveneOfen.
hyTbeodorétfis, hèt welk tniffchien
beeter is, dat de bye op oreine piaatzen zit,
en dat zy van aRe kantenßoffe tot het maken
van honing by een verzameld : insgelyks, dat
äe vrnch't vdn de Èye mét voórìkomt van onzen
àrbeid : dat doof den man van Honing
iVellnfUgheid word verboden. By HiéYonmf/s
in den 19. Brief aan Eußochius, by GO'Z) is
niet vermaketyk, niet zo aangenaam o'm t'ehehagcn,
dan dat ieis van de bjtende waarheid
tnzigheeft. t^y'PlüiarchüsSy>npos.\Sl. Bòek,
y. kap. Olii dai bygemehgde -w^H fchytà te bederven.
Hy wilnamentlykbewyzen, dat de
EH aan Mo'pfòpiUs bmge Koeken zàét van
Honifig.
Ovidius in h<?t III. Boek van den Almanak
het 73f. vers
Dt? zoete koekèn woYàen gemakt '-Oòor God,
m dat die verthàak fchept in sóete za^pen^
tn zy zeggen dat de Honing van Bachus is
In zo gVootè èéhe duyfterheid van <Ìe Zäak
held Bdchàrt Bteroz, II. Dee! IV. Boek, i j ,
kap. derwaattsover, dat GOD omdatzelve»
dat byna in de Heilige Dienften der Düyvelen
het gebruyk van den Honing gedurig is
geweeft, het zelve voor ónrein heeft gehouden,
én niet gèWild, dat die ih deonerhandéil
ioude Wofdèn o^eoflèid.
Levit. III. vers
Xjanrna s,d hy -van dat dànkzojfey eenvyer-cfferden ìlEERE offèi^n, tyni>etf deh
geheelen fìeert, dien hy dicht aan den rtig-graat afnemm y ende het vet y btdekc
\endeheti}iie')Pmi,emealhet'vety dat aan het ingewartd is, ZieExod.XXIX. zi*
Levit. V . vers 11»
Adaar indie» zyne hand nitt rejvkén en h^n aan fwee tortteUìtyvffi cfte twee jof^t
dtfyven, xpo hy, die gezpndigd heeft, tot iyne òfferfìande brefigen het tiendè
deel 'van een Efba meelhloeme ten ^nd-cfer : hj en i^al géen ohe daar otief doen,
ìtoeh merook^ daar op leggen, want het een ^pnd-ofer is. Zie Eiod. XVl. 3Ó»
Levit. IX. vérs 3*
S^reekt tot de hinderen Ifraels, eggende
eenkalfy ende eenlam, eenjarige, -vc
DE reden is dezelve van eenjciti^ en Latn
en Kalfi moeten hier niet beftii^telyk
verftaan worden van tvvaalf maanden, raaar
van een Lam en Kalf van den achtfteft dägaf
tot het vol uytgdopen Jaar. Dusdanig Lam
Word gelyk hier zo ook op vele andfereh plaätt
e h gehstamt C d e s ; Watit is hetouderalseeft
eenjarig. zö word het genaamt A k t.ö onderfcheiden
zommige Hebreeuwfche Leeraars
egel van Tbar, een Kalf of Os , eeiyaneemdeenengeiten
hok^tén ^nd-ojfer, ende
'ne y ten brand-offer.
rig van een tweejarigert. DÜsdariige eH Kalvei^
ti en Lamniei-eh Wörden gehaatnt bene
fchanab, zoonen des jaars. Zo ook Mich. Vi.
ö. vergelyk Bochart i//fri>Ä.I.Ded,ll.Boek,
kap. Met het Hebreeuwich e^f/ komc
Civer eeh del- Hedehdaagfchfe Atabieteti j^t,
•yggi^l. ih het MfeetVoud agt äph ett «giul.
in het Vrouwelyke ^^/ f i . in het roegrveud
ygel. Meninzk. L e s - ^ üS. 121X.32S
Levii,
• 1
B
i il!
I;
üiii
III'
iHr