'í^lli
!• í
N A T Ü Ü
R K U N D E. ììì^
lingén voor banden zyn van Lobe lins, Veßin*
orJer met wein'tge blaadjes vervttld« en de
bladeren te gelyk drie. of vyve^ öf Zeven.,
aan de zfde aangeTnaßchen, etntger 'juize gil)
kende naar de blaierenvan den Mafiiklooiii.
De Takjes zyn wetrieketike, go^achtig, en
met de vingers aangeraakt aaft dez.elve zeer
vaß Uyvende hangen. 'De bloemen zyn klein,
IVit, bet naaß körnende h de Bioemen van
de ^eacia, drte aan een bangende, als öp de
wyze van een Zonnefchermtje, zeer ßerk
riekendey "waar uyt gele zaden voortkomen ^
beßoten m zwart-donkerrode haMf^jesy zeer
Ttekende^ ende van binnen een geel vochi hebbende
zeer naar den honing gelykende, bitteracht
ig van fmaak, en een weini^ fiherp , de
Tong prikkelende, en riekende naar bet zap
van Baijem, nabykörnende degedaante engrootte
van de vruchten des Terfenthynbooms y de
einden funiig , en in het midden dik. Het
zap van den Bai fem » 'Joanne er het eerß is
liytgetrokken, is naar ik hoore, wit van verwe,
het welk naderhand in groen, ten derdemaal
in goudachtig en einaelyk in boHingverwig
veranderd word. Het wezen van des-
Jelfs zap is ook voornamentlyk onkldär en dik,
get^k de Olie word bevonden wanneer die
eerß nyt de Olyvengeperß is, naderhand zeer
dun en beider, eindelyk beflolt bH ter dikfe
van "lerpenthyn y van eenen uytntuntenden
renk voornamenthk en zeer fcherp naar Terfenthyn
riekende met eenen aangenämer geur
van renk y en bitteren fmaak, fcherp ende't zamen
trekkende. Velgens het verhaal van
fers Befchrijvingvan AffikaW.Zl, De Türken
, weder te rüg körnende van Mecca,
brengen noch tegenwoordi g Balzem-ilruyken
in Egypte, cm aldaar te planten. Het Baizemzap
zelf, van het welk gehele Verbände-
^iusy t^olkämerusy isdatkoftelyk V o cht , vart
zelfs iti de maanden Junius. Julius en Augustus
üyt de opengefnede bal luytvloei jende j Figdur
A. 20 koilhaar, dat het zelfs van den
T u r k f c h è n Keizer aan d e Afgezanten der Buytenlandfche
VorHen ten gefchenk gemeenlyk
wortl aàngeboden -, Basbeek Zendbrieven bl.
619. anders wor d dezelve vervalfcht met Q .
prifche Terpenthyn, ofte ook wel met zap
uyt de zaaden van Balzem zelf, of de takjes
uytgeperll. Men moet alhier niet voorbygaan
, dat dé Uytleggers verfchillen omtrent
den echten zin van het woord Nataph. Hiller
Hierophyt. i. Deel bl. 42 3. gevolgd hebbende
de LXX. Taaislieden, "Pagninus, Junius Qti
Tremelliusy wil voornamentlyk Stadie y datisi
de druypende droppel vam de Myrrhe y doch,
myns oordeels, op eene zwakkebewysreden
tégèn den Balzem ileunende, om dat de Inmengfels
van bet heilige Reukwerk moeilen
uyt een vreemd land zyn, op dat door die
Verborgentheid wierdeaangeweezen, dat dat
geen , het welk in ons of uyt ons zoude geboren
worden, oís niet met G O D verzoenen
noch Otis niet aangenaam noch welgevaUig
konde maken, maar dat w y G O D E door eens
anders genade behagen. Het gewichte dezet
bewysrede laat i k , tet overweging over aatt
die gene , dewelke of min, of meér , liefhebbers
zyn van de Voorbeeldige ofVerborgene
Gödsgeleerdheid, welkers verfchillen
ik de myne niet make. Ook al gcí lelt zynde
d e deugdzaamheid van het bewys zo blyft de
Balfem beftendig uytlandfch geweeft te zyn
ten tyde van Mozes; eene vruchc niet van
j u d e a . maar van Arabie.
P R I N T B L A D CGXV. CCXVL
Gelyk een Schip op ^swirelds vloed-,
Geen ßuur en Stuurman heeft verlören %
Schynt ramp op ramp te zyn befchören,
Wanneer een feile ßormwind woedy
Tot dat hety magteloos de zö te ivederßriven t
IVord öp een blinde klip gedriven,
¡Vanneer de Ziman kermd en zugt,
En met gebeden en met klagen
Vervuid de "uyde en dünne lugt,
*Daar hy het eind' ziet van zyn dagen.
Niet anders dryf ik heen en weh
Op 't v/otiend nat van myn gedagten^
IVat ik het twide kruid moet agten^
*t Geen 't Goddehk bevel lael eSr
In'tbeillig aanMozesvoorgefchrdven,
fVie zal mi hier verligting g&veni
, Myn kiel moet zeker op de klip
^er harre tv.
'kf^ind hier geen Stuurman om het Schip
Vatt 't dreigend enheii te bevryden.
tnt