J
2 , Toen «der zyn omwcrpgcprcnt heeftop 't papio-,
Dies Wyk ilt van 'c j l tm^ r : een nieuwe luf t fan hier
lTii.b "" " ' . 1 '™' d s r^jgGoDs bevcllmhören.
u e fdui tm. r t , J^onii my hicronv.crsvagt tp v^rcii,
t i chynt dat de reuk aliwds zig door de Jugt verfprdd,
'k hoor dac ann dir Dier den coegang word ontzeid,
Ora I geen de Schepper wil ons nader LE . a tonen
u c Myr^bi vind hier plaats, orazigmetdeeertekro-
Dac GOD haarmMebydcIchponne/tniidenpield,
W a a r u i t d a t d e o ; , , rotdeZÄajiDgefteld,
Moeft worden voorrgebragts ik zie haar Stmbmm
_ grapien,
Nweelderigmettafc entclg, en bladen bloeiien,
" heeS B""" cerllen ooiVong
. . . . . . i ; " z y n o n d e r f c h e r d e w e z e n ,
Om Uli dir planrgewas hctedelfe IC l i i c n ,
r Geen in liei reufcwerk vandezalviiig zyne kragt
z . l tonen, d,e hemOoD voorheen heeft,oi®
ioen hyhptgants Hed-Aluitnietheeft,oori
En 't Aardtrjk pä!en zetlein 't midde van de (Iröinen
Waar welk een „leuwe g e „ verfpreid zig in de lugt?
D e ^ i r r f e e n A ^ W leliynt gedriven op de v lul t .
" ' V - ' a eÄ, ^ » die hier komt zegcprälcn,
Ms t Jerde iiimengzel van hetGoddelyk eebod;
Zo Word door kunilen vlytde heillige Oly tot
Deza vingtoebereid, omAaronspriefter Ichären
Tezalvcn, totdcndienftvanGodsgewydealtären
Arabie! ik word door uwen naam TCrruki
Om dai rac op u wen grond decz' ed'le kraid'cn plukt
Die hitnne gcurdocn door den Tabernakel zwivcn
Omonseenlieven renk van GODS gcnaäiegcvcn;
W j l al ons toevlugt IS tot zyn barmhartigheid
o Wondcrc Oppermagt! uw wysheid en beleid
Houd Heeds myn aandagt, en myn zinnen opeet&en
Nir komt een and're Zalf, ccn re'nkwerk vSr mfac
» . oogen: '
" 4 De vrugtb're B a l ^ m - h m ftorl zyne tränen uit,
t-nt-ngeddi, hei geen dit luftig woud belluit
Wori zynen „aan, daardoorten hoogllen top verhiven,
En IchoonArabieditlehynttewederftreven,
, • K M 8 'i™ P'ys in fchoonheid, gcur cn fcraet
dcheill'ge Zalfook hunnc platt!te vinden,
" " windm"'"'"'''"®'
Dit mikwerk naderhand te ma t en; ja zvn mond
Vcrzckerd hem dedood, alsfchendendcverbond
Waat door hy Jacobs zaad koint met zyn gunll belli i k n
Maar hoe 1 myn yver doet o,y van het voetfpoor dwälen,'
iJaar ae^ine/iijr zig vertoond voor myn eezigt
Uog buiten waarheid tot het reukwerk toe gedigf
Dies ieerf myn aandagt om de Gallm weer te aSrchotis
^ar . « yan zyn pligt verballerd > is 't gellagt
' Van Abraham ontaard, dathetzynGod veiägt
Wm vreemde Godcn, cn wanfchcpzcls voort te brcngen
Uit-I afgeruktc Goud ? ik moel hier tränen plcngcn ,
olfralitcn! wylgeuwpligtendeugdverfmaad:
I e mtcr wyl r«» u niet in u w drift weirllaai,
Maar ichynt u in uw kwaad en Afgodsdienft te fty-
Myn hand bezwykt vanfclirik, myn vcder ftaakthct
ichry vcn,
Om dar gy t„y ffiild of u hceft m ineid,
Gy hebt™„lenigmaal gtsien G o d s mogenheid,
In u de (lavcrny ian Pharaöteonttrckkcn.
VVai gruuwcl kau u dan toi d'Afgodsdicnft vcrwekken i
Daar zmelt men 't GúuJ, 6 fchrilt ! cn Mnm hand boet.
zeerd,
g c t j i S / , >,geenG 0 p cn zynen fcnftontcerd.
p « y i „ g w q f e m e „ o m d s s z ' A f e d o p t e m ä k e n ! p,ia,b..
o Kiooft van Abraham, wil uit u w droom ont wäkcn,
BejefhetODhcil, nu gy uwen Schepper hoond !
Isditde GOD , dicumct.ryhcidheeftbekroond,
roen u een d wing'land deed in llaafze banden zugten '
Hecftdezcuvoorgcgaan, djodenl toengyvlügten',
EndoorhciR.odc-Mcerdmogvoet5zyidoorgcgMn?'
Vcrvloekte taaU maar wagt , hetzal haallandersgaan.
Uw llemktoklrcedsvjnvcrdej, GoDs-berao! in 4c
Hy brecktde tkcicn der We l , in cd'Ictoren
Oniftoken . zalhy t, uwdwaasheiddocnverftaan.
Watzettc, olfracl! utotdiengruuwclaan?
U nog vQor W , daar hy met word gcvicrd,
Wanneerdc Priellcrrci het haer metkranUen ftcrd,
Ln zwaaid den wierook geur voor dcez' verdigtcGodcn?
Kun zulk een voorbceld u tpidéjclioosheidnóden
En vp gt gy 't gruuwel Ipoor der Hcidcnen ? ó J a ,
Mjar M , / , ¡ Itomi, bcef voor de ftraf en ongenaà,
WanpeeropzyncnwiluLci-sZoonsgcnäkeni
Het bloed der mcnfll-n moct hier een verzoenig mäkcn
jJrie duizend in getal verfmó/en door hetzwaard
Uns zictmen welkcenkwaad deez'heillózcAfgod baard.
H e i | ^ y W / w o r d va„z,n^w/Ai necrgefméten
G M , , S'hloift.g'Umfl, totí/./vaneengcréien,
¡otmurge-worpt», en mct™/,rdusgemcnst
tGccnAJo/ejtoteentoíaandelfralitenbrcÍKt
Om dczegrnuweldaad voor eeuwig te vcrfmorfn.
Maar mct •wx h d a ' n g hm komt mydie heldie vórcn
Myn oog word dnifter door het ichiit'rcn van jyn list
" ' ' ^ ' • n l ' . - " " I f a e l . «nad'renzyngczigt,^ ® '
Voorhcmdooryrfífaáccrildienlufftcrisótitnómen-
Ik dnr^l met Jacobs Zaad nn veilig by hem komen, '
Daar hy GODS wetontlccd, cn icder doet verftaan
Wat de Oppermagt wil dat door ' tvolkzal zyn gedaan
v i n ß L J 't r i n i , .
o m t e f t r e l i e n
T o t e e n z . ™ . / , , , diehct GOD hceftopgelcid,
Op dat het word gebrujlt aan 't werk der Heilligheid,
HCl geen zyn eigen mond hceft M, / , , voor gefehreven,
De hemel Tolkvaart voort, door heilüg fuur gcdré'
ven, °
En toond de Joden GODS uitdrukkelyken lall:
Hoedat Oto, of&/M»,allcenby'tofirpaft.
Orneen bi-andoffer aan den.Heere toc te brenicn.
De God heid wil zo ver den offeraar gehengen,
Dar hy het flagtbeeft aan dedeur der tente leid
t n dus zyn pligt voldoet aan de Oppcrmajeftcit,
J g meefter noemde van al'S wé/elds heerfchappy i '
T « n zyncD zecel was de vierdc Monarghy, ^^^
c Geen wy door Piu, en M u s befchoi «^en ;
^ehmus heeft ons dac denkbecld cole bchouwcn •
UeGordianen, trotsop hun verhévcn ftaat,
Venenen op hun munt hoe mcn het oflèr Haat,
Tervvy! hetaltaarvuuribat ligter laag te branden.
Manr k wyk ,en gruuwcl van der heid'ncn ofrcrh.iiiden,
Pcintb. 1:
Pfintb.!,
Fdrnb.i:
•UHZERS fpoor G Oin op licer SCH ODS weiten naar te
Zo zien wy hoc de Jood zyn ofFer hceft voldaan.
Als t ( l^tve is gedood moet 't Hoùfdcn 't vet vertere
in aeotterviamraen, naarhecGoddelyJc bcgércn
O p d a t d e g c u r d a a r a f t c n h ó g e n h c m e l l k i r
Of.s'tdatdeoffi:raarzig2clvenvoddgencTgd
Om yogcls op 'taltaar de Godheid op t tdraien.
mgeDuiven, diedeAlmaacÌRebehÌen
Gei^c het wetboei; aan h a Pneftcrdom oncfouwd.
L'è N imu cn bet v e t . dat zig daar aan onihou wd,
Moet
Printlj.xtf.'
Moct mct den Ltvtr ook ter offerhnnde ilrekken,
Om ecnen licven rcuk den Heere te verwekken. •
Dit zy aan Jacobs zaad een eindelóze wct,
Die GOD door Afw/éí mond het volk heeft voorgejct.
iVlaar hod wac vrcugd gejuig vcrfprcid zig längs de landen
?
Printb. Iii. De Jodenzingen; 't volk klaptvrolyk in de banden:
Hclaas! wat wonderwerk ? dehcmeibarft vaneen,
Het regend vimr en vlam, waar voerd de vrces my hecnf
Dit WE/IVAÄF heeft GOD inzynegunftgegcven,
En nict tot llreuge wraak naar 't aardryk neér gedréveti,
Maar om het offervé, op \Altaar neér geleid,
TcontftékcD, toteenblykdatzyneMajefteit,
In 't geen het priefterdom verrigt, vini wclbebágcn,
Waarom zyn wel ook wil naauwkeurig zorg te drágen»
Dat dit gehcilligd vuur Heeds op het altaar blaakt,
En dat geen and're viam zyncofferbande raakt.
f i'intb. iij-Maav ik zie Nadah cn Abibu t'zamcn nad'ren.
Wat wil hutBroederpaarl Het bloed ftolt in myne ad'ren!
óGiuuwel! gróteGoo! zybrengenanderWíar
üpuwgewydaltaar. Rampzáligen! dituur,
Dccz' ftond, dit oogenblik, dat gy uw GOD dürft hónen,
Zaluzyn mogenheid, totuwbederf, vertonen:
De wölken v! legen mct een náre dniftcrhcid
Eikander in 't gemoed j een barre wind verfpreid
Zig längs de heuvclen, en diep gezonkc dalen.
Daar barft de hemcl, en een drang van blixm flrdkn,
Gevolgtvaii bctgeloeidcsrchorrendonders, ftrccfc
Naar't heilloospaar, betgcen zynpligtvergéten heeft;
Daar valt dcvuurglocdntcr, hctaardrykichynttebc-
Wyl 't Aarons Zónenin dien feilen glocd ziet fnévcn.
'tlsuic. Hetisgedaanj hetkwaadonthngtzynflrjf.
Ncemt déze Broederen, fchei ben van 't leger a f ,
Dus Iprcekt deGodbcid j om henbuiten te begräven.
Vcrmetelheid wat kweela ge in 'c hart van uwe fláven
Ontclb'rerampen, die hen treffen met verdriet,
Wanneer u \v hoogtnocd zyn verdienden loon geniet?
Voor al daar'tmcftsdom dürft zyn GOD en Schepper
honen.
Maargaanwyverder, daar ons A/ózeí aan komt tonen
Princb.iii, Hoc llrengde Almagtige de dronkenfcbap befnoeid;
Dat haait'lyk kwaad,waar uit zodikmaalsonheilgroeid.
Het Prtefierfcbap word ^ n e n ßerhn drank «rboden j
GOD wil het, ofHydreigthetandcrzincstedóden,
En gecft aan lirai;! dit tot een vafte wer.
Wagt u d p Aarons zoons dat gy u nict b e fmö,
W a g t u , oLcvi'szaadl omvanditfpoarredwálen,
Ot gy zult dit misbruik met uwe dood betälcn.
Trimb 9. Voorts toond hier Mo/es 't volk wat rein otourein is»
'Hctzyvoor'tbrandaltaar, ofvoedzeiopdendßi.
Wat Vé *t tot de of&rhande, of nooddruft hcefrte tagten,
Om van 'tonreine Heeds naauwkeurigzig.te wagten,
Waarom het kenmerk ook word duid'lyk geopenbaard,
E n volgcns G o o s bevel door Mofes mond vcrklaard
Omnimmermeervan 'tfpoor,datG©Dgebicd,tedwálen.
Dusfpreckt hy om den wil des Scheppers te verbalen
Weet dai al V Fé, dai geengekhofde kiaaiiiaen beeft^
Nog''lvoedzel wetr berkaauwd, waar van 'tbeßaaten
leefd,
Dat zal u onrein zyn en voor altoos verboden.
Hier komt beer SCHUUCHZER ons op zyngeleerdbcid
nóden,
Waar voor 't verfland verftomd cn als verbaasd blyft
rtaan,
Ptlmb. ije.Hy wy ft de Maagons van de reine dieren aan,
Hoc. vierdubbeld ter hcrkaauwing isgefchäpen j
Hoe elk door vliezen is gedekt, als mct een wapcn j
Hoc al de Tpieren, en de vliezen wcrkzaam zy n ,
üm'tbarde cnraaiiwe voerteontfangcnzonderpyn,
E n 't namaals in den niDnd van 't Vc terug te voercn.
Prinib. 131.Het lull hem dieper in he: ingewand te roeren,
De Magen van elkaar te delen. cn ben bloot
Tcitellen voor 't gczigt, om aan zyn tydgenoot
De binnen délen van het reine Vc re tonen." ifintb.ij»
Almagtige Oppermagt! ikzoudcuwgrooiheidhónen^
Indien ik nict vcrbaasd bleef flaan voor her bdcid,
En'i onnaarvolg'lyk werk van uwe Majefteit,
I n alles war gy hier het léffcn hebt gcgcven.
Hoc wondcrbaar, hoe groot, hoe magtig, hoe verheven
Zyn al u w werken, als beer S c H E u c H z S N ons doet
zier.!
Ikzwygmcteerbied, enmetneed'righcid, naardiea
Ik myn vcrwonderingdus't bell kannp.nbáren,
Maar 't paft my egter in myn Zangftol voort te várcn.
Hier zie íkon ver wagt de Arabicfe Kameel, frintb.ij^
Dog als onrein verägt, verichynen op 't Tóneel,
Om dat Zyn klaauwen nietzynvanelkaárgclplctcn;
Dies eift G o D s heill'gc wet dat niemand licm zal ceten;
Jafchoondathyberkaauwd, nog word hy afgekeurd j
J)atzelvc lot valt ook aan het Konyn te bcurd , Prinib.ijj;
Otn dat zyn klaauwen aan elkand'rcn zyn gcfloten,
Maar wie zal 't regt geheim der oudhcid hier oniblóten ?
Ik volg hecr ScHEUCHZER, d i e ' t Konyn hier heeft
verftaan,
Het Alpis MarmeUier moct van deeZ' plaats van daan,
Dac vuil gcdrogt kan hier in 't minft'geen plaatsontfangen,
Jazyn onreinc naam befmet myn reinezangenj
Dies keer ik \ oog weér naat het huppelenJ Konyn.
De Keizer Hitdriaan fchcen zeit vereerd te zyn ,
Door op zyn penningin met het Konyn te priilcn,
Om dus het SpAAn/e ryk naar waarheid af te malen.
Maar gaan wy voort daar oft' de vlugge Haas ontmoet. ¿,¡„,1,. i j i
Hoefchigtigvlicgthy voort,'tfchynt dat hem alles doet
Vcrfchrikken, daar by zig hoort voor onrein verklaren,
Maar welk een wonder komtop nißuwzigopcnbaren?
Ik zie hier Hdzen die gebSrend zyn; is 't waar ?
ó Ja! de wysheid roond onsdie hier middagklaar.
Maar wat een vreemd geknor klinkt my van verre in dtí
oorcn ?
De Jood vcrfchrikt, en fchynt mct angft die item te hören,
Daar hy het morszig Zwya ziet wi roeten in den grond) Prinä. i j j '
Hyhaatzynvuiligheid, enloopt, javliegtterltond
Voor dat onreinc dier, zo hoog aan hem verboden.
Laat ons nu verder zien wat Fißen aan de Joden
Tot fpy&ayntoc^ftaan. AI 't geen dat fchubben heeft, printb. isti
Ofmet zyn Vinnen in dezi, »froaaCren leefd
Dus fprcekt Goos hoog bevel, zal u toif^)s ve'rfirekken j
AI V andere « onrein waigy daar zuli omdekken j
Ja 't zal u voor al/oos tot een -üerfoeizel zyn,
Zo lang uzve oogen wen den beldaren tonnefchyn.
N u komt ons de Limprei, á& Priiíen Aal tc vóren j
Maar'tzynverfoeizclsalsons iV/^i mond doet boren j
Dies kcren wy teriig tot cenen' and'rcn vis.
Men zie hoe woildisrbaar d/iSehol gefchápen is, »> • 4. •
Hoe künftig. G o rJ hem wifl mct Ichubben tc bekléden,
Drain becaTlerk'leinll'zyngrootbcid ons reontléden:
Maar ^ a t l tvy verder vooH., en laten Zé en ftraiid
Ver agtei- ons, ja zelfs het váítgcfcbápen land j
Om m'etdcn AMaarxsx wölken in te ftréven. Printb. i-td.-
Hoe! vorft dervogelen, wordgyonreinbefcbréven? eni^u
o j a ! uw roofzickeaardt verdiend mctregtdien naam,
G y , c n ' d c , cnZé-arend, zyttezaam',
Om uw bloeJdorftighcid, by 't onrein Vé vcrftóten,
Wat cer gy vooityds by de aloudhcid bebt genoten,
Toen gy gcmunt wierd op hun penningen j die lof
Vcvvlicgt nog fneldcr, dan gy u verheft uit 't ftof,
Om in de ruime lugt uw vbedzel naar te jagen.
De wrcdc Gier moct ook dat zclvc lot verdrágen, Printb.
Wyl hy zig zelven fteeds meft met het vlees en bloed
Vanand'rcvogelen, waarophyhcvtgwoed, ^
Daar hy zyn roohsugt nooit ten vollen kan vcrzádcn!
Mcn boord de vuile Kraai ook door G o D s wet verfmáden,
En als onrein veriigt: diesga iíc verder voort.
Wat fciietterend geluid word door de lugt gehoord ?
* i 'tZyi i