N A T U U R K U N D E.
G O D "wih fd^ynt, dat elk zyn aard te voor/chyn brengtt
En dat men van een veld tnaar ¿¿ne vrngt zal maaijen.
My dunkt ik zie hier in een -waardig zinnebeeld,
Hoe 't hart zig n'mmtr moety nog kany nog mag verdekn-,
Orn hier een huig^laars rol in fchyn van deugd te fpHen^
JVyl G O D een hart verwerft dat zig in twien deld;
Hy wil dat het aan hem alieen woräe opgedrdgen,
Gelyk het kleei moct zyn uit ¿¿ne ßof gemaakt,
IVant wie de we'reid diend hceß God heei li^t nerzaakt,
Daar hy allcen moet z'jn ons heil' en welhehagen.
445
ZO by aldien deze Wetnaardeletterraoet
verltaan worden , is den jooden verbodeii
geweeft de Stoetery van Muylezels, van
i i o o n e n en Kool te kwecken op het zelve
T u y n b e d d e , noch men zoude niet hebben
kunnen verdragen het maken tegenwoordig
gemeen van half wolle en half linneLakenen.
H e c Hebreeuwfche Cilhaim zetten de Grieken
Over heterozogon van een ander Jok, Hieronymus
Beefien van een andergeßachty beide
d e Arabier twee zoorten: onze Overzetting
vermengdy welke met de Syrifche overeenkomc.
als nament lyk iwee zoorten door verzameling
vermengd worden. Zo komt het
voor by Firgilius'm het Vl l l .boe k der Mnead.
Eene Vrouive met eenen GOT) vermengd.
By de Jode n wierd geflagen niet alleen, dewelke
Beerten van tweederlei zoor t , hetzy
tamme, of wi lde, by een gebracht had, maar
d i e alleenlyk het mannetje had aangepordom
het wyfje t e beklimmen. Die nochtans zag,
dat in denzelven ftal, waar in het geoor lof d was
t e gelyk anderflachtige te fluyten, die zieh
vermengden, was niet gehouden die te fchei*
den. By aldien beide de ouden rein waren,
was het eeten van het voortgeteelde geoorlofd.
De We t was toepaiTelyk niet alleen tot
d e zoorten, maar tot de geflagten. Zo uyt
het Hon den geilagt was het niet geoorlofd
eenen Wol f t eve rmengenme t e enHond, uyt
het Bokken cen mannetje van eene Gei t e met
eene Geite, een Paard met eene Muyleiehnn
e , een Muyiezel met eene Ezelinne, eenen
Ezel met eenen wilden Ezel. Doch in dezelve
zoort was het wel geoor lof d eenen tammen
Os te paren met eenen Wilden. Meer
e n andere dingen van dit zoort heeft K. Mfzts
in het Traktaat QUm kap.9. Jf'^'f"
h e t UI. Stuk bl. 71, 73- van het Boek
R. Ifaac in Ammudt goU kap. 163. Phdo m het
Boek van de byzQndtre wetten ^ dewelke onder
anderen heeft: Geeajoodfch Schaapberder zal
ioeiaten dat een Bok een Schaap hefprtngä> noch
eenOsem Mcrrie: ofzo hv het gedaan zal hebben,
zäUn geßraft worden. Eenige achten de
Mnykn bovin\ alU laßkeßen, om dat zy wel tu
een eedrougeac en fpieracht ige lichamcn hebben. En
op de ßaÜen en m de weiden der Paardea voeden
zy zeergmte EzeU, welke zy Celonts^ dat ts.
'ers noemerty op dat zy de Metrien bekltm'"
men. Tieze nu brengen het vertnen^de Beeß, namentlyk
den muyiezel voort, welker voortteeh/g \
itrwyl Mozes wifte dat ßrydig tegens de Nat nur
was j hy ten eenemaal heeft verboden. Derlialven
bedriegen zichLiranusy Cajetanus^ anderen,
dewelke ©ntkennen, dat dit Verbod naar de
l e t t e r moet verilaan worden
Nopens de oorzaken en het oogmerk vari
dit verbiedende gebod hebben alle geen een
gevoelen. Philo beroept tot het volgens de Natmr
welke uytdrukking hare dubbelzinnigheid
heeft. Zo gy ver i laat , tegcn d e gewoone
zeede en gewoonte der Natuiir, kan hettoegeßaan
worden. Want de vermengingen van
beide zoorten zyn zeldzaam : niet gemeenzamer
dan tiiÌÌchen Paarden en Ezelinnen. By
aldien gy zult zeggen, dat het ten eenemaal
d e Order der Natuur overßeigerd, zo vliegc
g y a l t e h o o g . Want ook de Aanteelingenvan
deze zoort-zyn onderworpen aan de Wet ten
der Natuur, van GOD in de Weereld ingevoerd.
En het gevolg t r e k t R. Menachem over
Leviticus al te zeer uyt , fchuldig aan Majeftcit
fchendery verklärende die g e n e , dewelk
e zodanige vermengingen toeftaan. Zo by
aldien imant de voortteeling van anderßachtige
voortzet, iseven als of hygeloofde, dat de heihge
gezegende GOD met volmaakt heeft altes
wat »oodwendigis, enderhalvenmeèrScbepzelen
zoitde willen byvoegen^ en denselvea byzyutn de
Sfhepping der ¡Veereld. — Die de zoorten verander
d , en mir ßachlige onder een mengd, die
verbaßert den flempelvanhet Koninklyk Mmtfiuk:
Anderen brengen zedelyke oorzaken, ja
verborgene en Voorbeeldige te voorfchyn.
Dat de Menfchen afgefchrikt worden van de
ongeoorlofde en onder een verwarde vermen«
ging ; van de ongewone of onwettige verk
e e r i n g , vo]gQ'as Thilo, onwettige vermeng
i n g j volgcns Theodoretus de 27. l^rage
over Levitim, ook der gelovigen met d e ongelovigen.
Zo zegt d e Apoi lel Kor. VI. 14..
En trekt niet een ander Jok aa» met deongelovigen.
Hffychiiis, dat de gelovigen niét te gelyk
de Befnydenis navolgen en den Doop.
Anderen maken andere Leenfpreuken.want
den Liefhebbers van Leenfpreuken is der
L e e n f p r e u k e n geen einde.
Spencer wend voor Leg. Mos. Ritual. If. Boek.
20. kap. dat alleenlyk door deze Wet de
Jodeii
p i i i
'liii I