i't
ti lisi''
: "Vil
; Ó 2 G E E S T E L Y K E
Ve Trießer volgt vernoegd al V geen dat gy ¿
B.n doei btn met hun VET op vlak des alt aars branden;
Ja al het \'ET word n tn 'í oßyen toebereid,
Om tot eeu vocdzel am de vlammen te verßrekkcn-y
Een lieffhk reukwerk voor den Heere te ver^wekken^
Als zig de rook en damp aan all?n kant verfpreid.
Dit moet ge, ö Ifrael! voor eeuwk onderhou-wen,
En deze inzetting blyve on'jDrikbaar 7
Zo wel in de IVoeßyne als in V heloQ^
Als gy "Jcrnzakm als eigen zult aanßbouwen.
HEt woord Ccfalim kweìd de u;
voorkomendevers4. enversio. if.IV.9.
V i i . 4. ulwaar van den Os, Schaapen Geite,
insgelyks Job. XV. 27, Pfalm. XXXVIII. 8. '
alwaar van den Menfch word gefproken. De
iatere Joden zetten het over Uta de Därmen,
gelyk Aqnih lagonas, Symmachüs T'jzoas of
Fz.uas, de Spierachtige deelen der Lendenen:
bekènd is in de Scheden der Ontleedkundigen
^Joäs de Spicr, een der fmakelykfle van het
geheie Lichaam, by ons SMauchbratcn. De
L X X over¿etters over ^oí en eiders Meyrous
enmeyria, àeDyèn. Hieronymus OVZTL.Q'^Ì'
ticus de Därmen, over Joh de Zyden, Over
de Pfalmen de Lendenen. Waar van daaii ons
Lenden. De Cefalim, zyn waarlyk die deelen,
dewelke het naail zyn by de Niereh, ende
dezelve Vetachtig. Ende van Ce fei ^ leid Bo-
Chart af der Grieken ixus, het welk de Lenden
betekend, Hieroz. 1. D. II. B. 46. kap.
Derhalven moeten en kunnen door Ceßilttn
veritaan worden die deelen van den hollen
Onderbuyk, dewelkc van de Nieren zieh uyt«
ilrekken tot de Graat enBedde van het Darmbeen,
op dewelkedoorgaanshet Vetgewoon
is te leggen, af te trekken om te worderl opgeofFert.
Over de voortrefFelykheid van het Vet
hebbeik gefproken op Exod. X X I X , 13. Doch
alhier moet alle Schynftrydigheid worden
weggenomen. Volgens de Wet hier uytgedrukt
komt al het Vet den HEERE toe, én
word den Joden verboden alle gebruyk van
h e t B l o e d o f V e t , teeeten: QviLevit.l^IL 2},.
Geen ^et van een Oí , ofte Schaap, ofteGeite
en zult gy eeten. Ja op het i s . vers word 'er
voor de overtreeders de aldergeßrengfte bedreiging
bygevocgd: fVant al wie van het vet
van een vee eeten zal, van het is.elk men den
H E E R E een vyer offer zalgeojfert hebben;
die ziele, die het gegeten zalhebben, zaluyt
hare Volkeren uytgeroeid worden. Daar tegen
fchynt te ñryden die Zegening , waar door
G ü D zyn Volk vergund Deut. XXXI I . 13.14.
het Vette der lammer en^ ende der ramme», d:^
in Bazän weiden, ende der bokken. De Üytvluchten,
dewelkede Joodfche Leera^szocken,
2yn verfcheiden. Zy verklaren heinfchul-
' dig aan het fchenden der We t , dieuyttrotsheid
, niet die door dwaling, had gegeten.
' Dat alle Vet niet verboden. maarvaneenOs,
Schaap en Geite, en alleeh maar dat, het
welk de darmen, nieren eh ingewanden
bedekt, bet welk GOD beveeld dat aangeiloken
zoude worden Lev. III. 9, 10. DaC
dieshalven het welk rondom hetVieefch zit,
niet datinhetmiddenvanhet Vleefch fchuyid.
Alwaarom by hen een Zetregel doorgaat:
Over al waar gy Vet vinden zult onder het
vleefch y hl c
het niet te voorfchyn komd, ten zy dat het
vleefih van een gefcheiird word, vän dat Vet
is het eeten toegefiaan. Zie Mamonides in zyne
Verhandeling over de verbodene fpyzen kap. 7.
§ . 1 . 5 , 8. Men moet hier aanmerken, dat
het Vet niet alleen is in het holle van den
Buyk , maar ook onder het vel met fpiereñ
befpreid, ja VeeJmaals z o tuffchen dezelveingeweven,
dathetniet danmetgroote moeite,
ende vaardige rechtehand eens Ontleedkundigen
daar Van kan worden afgefcheiden, en
dat hec derhalven niet waarfchynelyk is, dat
men z o vele naarfligheid zoude hebben kunnen
gebruyken, dat ten eenemaal geheel aí
het Vet van de Beei len, tot eeten gefchikt,
moeile worden weggenomen, of ten eenemaal
van de Tafeis worden ingefloten. Ja GOD
beveelt onderfcheidentlyk Lev.lV.%.^. hoedanig
een Vet hy begeerd, op dat miíTchien
een algemeen Gebod gene zwarigheid inwierpe,
en geheellyk tot al van het ganfche Lichaam
Wierde betrekkelyk gemaakt. Voorder%
al het Vet des Varren des Zond-offers zal ^
daar van opnemen: het vet bedekkende bet in--
ge wandt i ende al het vet, dat aanhet ingewandt
is. vs. 9. Daar toe de twee nierengende hetvetjat
daar^aan is dat aan de weekdarmen is ende het net
\ over de lever, met de nieren, dat zalhyaßmeHi
PRINTTAiv
rcxxvr.
LKViTiri r.ip IX, v •••i,
I^'uis fncer OTPANonETiir
III. ^'uci ; ^ Í í f i s Crt^v IX. 24
!-t •
i , , '
,.' i
il