I : ;
E E S T E L Y K E
3 9 8 G
bcwyire!yk, hetvvelk Chaßdab ¿ooKOyevaar
ovcrzct. i-let woord zeU betekend goävruchtig
en 'oeláadig ( Chef ed -xeldadigheíd , Chaßd
j^ddadii.-) Dcze deugd nu, by aldien eenige
deugdcn de V'ogelen kunncn eigen zyn,
komt den Oyevaar toe. Naar het gcbmyk
der Roraeinen word de Vogel godvruchiig
gcnaatnt. Ambro/. ínHexaemer.'V.^oú<.> 16.
kap. Tublim by tcironins:
T>e Otevaar is 00k aangenaavi, vremd, herbergzaam,
Oe fenaar van vromigheid, dun van voet.
Hy weet de geUetide dienßett aan zyne Oiiders
te vergelden , het well; Paulos gelall I. Tim.
V . 4. den voor- ouderen weder vcrgeldlnge
doen. Ziet dasr over n,i •Tinto in het laatlte
van het eerlte van Alcibiade!, ylrifiot. Hiß.
Animai. IX. Boek , 13. kap. Arißofhmes in
/Imbus. Tlin. X. Boek, kap. i j . i iÄK.^f e -
Ttm III. Beek, 23.kap. X. lö.kap.v^oM'"
Trov. 1161. ahvaar de Oyevaars volgens het
oordeel der zeven Wyzen genaamt worden
toon zooooneudarmoneßara, de aldergelukkigfle
der Dieren. Hy Oripncs tegcn CW/whet
IV. Boek , godTjrnchti^er dm de menfihen ,
Hör. Hieroghfh 11. Boek, ; kap. Hier van
daan Antijrelargein in een gemeen gebruyk
onder de ouden om te zeggen^f.^.é metgelyk
te betaltn. Maar niet alleen voeden de Oyevaars
de afgeleefde Ouders , maar hunne dankbaerheid
vergelden zy 00k aananderen, by aldien
degefchiedeniswaaris, dieons
verhaalt in zyn VIII. Boek, het 22. kap.van
Heraklides e&Xiiz vrouwe vanTörfB/f, dewelk
e als zy een gebroken been van een Oyevaar
had verbünden ende genezen, van den Oyevaar,
het jaar daar aan volgende, een edel
Cef eente (Lvhnn , Lichnides , Lyihntes )
ten bewyze van dankbaarheid heeft ontfangen,
door welken glanfch haar Huys by nacht verlicht
was. Daar en boven is deze Vogel tegen
zyne jongen zeer metliefdeingenomen,
welke hy ook voed metde fpyze vandaagste
Tooren, die weder hebbende uytgefpogen ,
teynheattiotichiißyn {tropheyn) anetnejasekei-
MUS trephei, volgens oi 'fiaOTJ. Daarmede
komt ook Over een het Kenmerk van een onreinen
Vogel , welke Mozes aan de Chafida
toefchryft. Het is bekend , dat hy ölangen
eet, en fenynige dieren, en dat hy met dezelvefpyzen
zyn jongen voed. Juvenalisbet
14. Hekeldicht.
. . . Ve Oyevaar voet zyne gongen met eetie
En eene Haagàìjfe gevonden längs de van den
weg afgehgene velden.
Hier om is het eeten van een Oyevaar den
Türken vcrboden, welke zy Lekleh, Legleg
noemen. In het Woordenb'oek van Memnz.
kius bl I73f. leeie ik op het Türks LMM
bl. 4183. in het Arabifch LaghUgb bl, 4190.
Tiirks LMak,m het Meervoud Leia/yi ,
gemeenlyk bl. 4219. in het Arabifch
Leilei. Der Türken Cba-hudeigh behaagdeii
do.et meèr tot de zaak om de vermaagfchapping
mct den naam Chaßiah, dat iU vinde op
bladz. 173Ì. en in het algemeen geve ik , als
inhetvoorbygaan, dezewaarfchouwing, dac
ray ter betoog eener zake meer behaagd de
vcnvandfchap der Ooflerfche talen, hoe die
ook zy, dan alleen de woordoorfpronkelykheid
, dewelke de groote Bothart zeer dikwyls
gebruykt. Een ander bewys voor den
Oyevaar leveren iiyt de piaatzen van hec
Heilig Wetboek Job XXXIX. 16. Pf. CIV.
17. Jerm. VIII. 7. Zach V. 9. dewelke aan
dezen Vogel paflen. Eindelyk, pleitvoordit
gevoelen het talryk gezach der Uytleggers ,
der Syriers, van welke de Chaßdib genaamt
word burba, datis, volgens lictoordeel der
geleerdfteMaroniten, eenüyevaar: der Arabieren,
dewelke over 'Job en Jeremias hebben
altoko, dat is , een Oyevaar , het welk
men nyt de befchryvingcn kan afnemen van
de geleerdlle onder de Hebrceuwen zedert
600. jaren. Deswegens kunnen naar gezien
worden Rabbi Selomo over de Wer. Kimehi
aver Jeremias, fomarius, in het Woordenboek,
TagninuSj Mùnfterits, Arias,CafiaHo
Junius , Piscalor , de Engelfchen , de Nederlanders,
de Italianen, Franfchen, Zurigers
in beide Vertalingen, Santes, Sebindleras,
Buxtorf.
Volgd Anafhah, een Vogel minder dan de
voorgaande bekend, zeertoornig, aphtoorn,
mafb, hyKtoorniggemeeß. Ook alleen hier
uyt heeft Eocbart in het begin van het 30.
kap. gegi l l , dat het eene zoort is van een
Arend van de Arabiers genaamd Zmath ,
Zmieeh, ^im Zamigia, loort/ig worden, Zämag,
toorn. In het woordenboek van Meninzkius
vind ik dit woord onder de Gelyknamige
van den Areni niet, maar wel der
Tnrken Zummab voor een Vogel , die de kinderen
uyt de wiege rooft. H.nHi.Ziimrnet,
Zummeng, dubnradran, inhetPerzifchvoor
een Roof-vogel bl. 2464, Aan Anafbahis^etmaagichapt
anopara een zoort van een Arend
by Homerus. Odyjs i vers 420 volgens de vertaling
van Euftathius. By aldien men de geneigtheid
tot gramfchap in aanfchouwing
neemd , zo zoude hier kunnen toe gebracht
worden Berg-Vatk, •io\gemAlberliu eene
wreede aiorte , en met k-äaads zeden behebt,
toornig, vanonßandvaßentoorn. InbetSebätboek
van Tagninus alleen zull gy Thien vcrfcbeidene
uytieggmgen van het woord Anapbaph
vinden , welk Schatboek is vermeerderd
door Mertens. Be ipogei, zegt hy ,
welii
N A T U U R K U N D É .
-UjeUe e'enigen te» Specht, anderen eene fVouwe
noemen , Hieronymus zvide gevolgd de
Griekcn Charadrium. Rab'ot Selome zegt,
•dat die is de fVou-jve (ja de Gier , ) licht gram
'wordende. En het ßchynt my, zegthy .^ dat het
•die is, welke zy noemen.. Heron, in het Latyn
Ardea. De Thdrgum heeft Ibbu, eene fVouwe,
gelyk zommigen vertalen. Ook zvlt gy
Seggen, dat de Exter toornig is. Zommigen
izillen, dat hy de '•Jinläe 'Dnyveis^ anderen
een Specht, anderen een Meerkoet. Benigen
onder de Nteuiuelingen meenen dat hy is de
Rans-ml, -van welke /¡rißot. Hifi. Jnimal.
ylll. Eoek. 11. ka^. die van de pennetjes rondorn
de ooren uytßeekende zo genaamt is, even
•als geoorde. Zommigen meenen dat hy is de
Hoppe, om dat hy het naafl komt by de Charadrium
, om dat zy ßchynt eenen kam op het voorhoo/
ä te dragen By dezen kan de Syrier worden
gevoegd, die hec Hebreeuwfche Woord
behoud, iiet welk het Syrifch Woordenboek
van Fenaritis door Tophyrio verklaard. Insgelyks
de Zainaritaan, by wteii Anaphah is
eene Zwaluwe, en de Arabifche Uytleggers,
waar van twee in het licht hebben Aihaga,
TCittacm een Tapegaai , met
ivoord papagas der hedendaagfche
Grieken , en zeer gelyk aan de Tepagaai
der Hoogduytfchen ; doch twee Handfchriften
alokab , een Jrend: eindelyk de
Jeruzalemmer dewelke heeft abuitha j en
'Jonathan, aan wien een zwarte Gier behaagd.
Uyt alle deze verkiezen Caßaiio , Junius
tremellins, de Engelfchen, Franfchen. en
Italianen Ardea; milVchien om dat zy geleeren
hebben by z^lianus Hiß. V. Boek, het 36.
kap. dat de geflernde Rctger in Egypre tarn
gemaakt gram word, by aldien iemand dezelve
by ver'jichting eenen ilaaf noemd
auton oneidizoon doulon
overzetting heeft Grar«.
/er, kauw, Meer-kol^
ons bydicgene, dewell<
willen, van welke Ovidt
Boek, 7. yer dicht(el
m
. De Zurichfche
IS, út Häher, H/irtzinmentlyk
vvy voegen
e een Exter of Specht
US Herfchepptng IV.
lamentlyk 'Picus Koing
van Latinm in een Voge l Ticus, de Specht^
zynde veranderd:
Seque no vm ßibito Latus accedere ßytvis
Indignaius avem, àuro fera robora roflro
Figit, iratus longis dat vulnera ramis.
Maar de gramfchap noch vandeJ/pfA/, noch
Van de Reii^er^ hocdanig die ook zy, kanby
de erimmigheid der roofvogeis worden vergelèken.
Waarom aan de Joden een Rans-ml,
7arda, Trapgans, behaagd, is zo ten eenemaal
niet bekend, nademaal dezelve tot het hoender
gcOacht, dat rein is, bchoord, enbyde
bcfte en alderlekkerfte fpyzen verdiend gerekend
te worden, ja dat het eenen Vogel_ is
leer kleinhartig, geenlTuis toornig. De Grieken
, terwyl zy het charadrhn Ove'rzetcen
fchynen, volgens het oordeel van Bochart-,
voor Anaphtn geleezen te hebben'^¿a/'Ww.en
betekend agaph in een Vogel de vleugel, irt
den Menfch den Arm, in de rivier den aever^
en zyn hai charadrai die kloven naby de rivieren
of lopende Beekcn, in dewelke dcze
Vogel neÜeld. Dus fchynen de Arabiers, dewelke
liever een 'Tapegaai viWlQwanaphah afgefeid
te hebben van gnanaph een tak, vvant
de Papegaai hangt zyn Neil uyt de takkender
Boomen. Doch deze Vogel, waarlyk eene
Indiaanßhe, heeft ten tyde van Mozes niet
kunnen bekend zyn.
Wediei-om heeft 2yne en verfcheid'e noodlotten
de Tinkipath-, dewelve volgt, of als
'Dukephoth, hebbende twee kämmen, byaldien
wy 'Pagninus geloven. Maar daaris genedubbeJd
gekamde Vogel, en eene Kamme word
in het Hebreeufch niet genaamd Kephah, of
Kepkath, Kirbetah. Beecer leiden ÄflSbi
Solomo en de ThaJmudiften dezen Vogel af
van hodo Kaphuth, tzn^verhevenheidoiaangebonden
kam, ^^vXhodcieraad, hoogte, Kephath,
binden, inopen. Maar deze Oorfprongs
afleiding ftaat Bochart niet toe fiieroz. II. Deel.
II. Boek. 51. kap. om dat Hod^^tX cieratidj
hoogte betekend, maar nooit voor eenen kam
Word genomen, cn dat eene gekamde Vogel
niet recht word gezegc eene aangebondert
kam te hfebben , welke hem is aangeboren;
By de Arabiers xzdik een Haan, hierom zoude
dukiphath bei zelve kunnen zyn , dat duk
Kepha, At Haan der rOtze. Inderdaadleggen
het eenige Joodfche Leeraars uyt eenen Berghaan
, veld-achtigen , boßchachiigen Elias
Levita Averhan. ZoookdedrieKaldeeuwenj.
de Jeruzakmmer, "Jonathan en Onkelos of
eindelyk dukiphat zoude onzen Vogel zyri
kunnen 3 een voorteken en denongeluk byhren'^
gvnden waarzeggenden Haan, van dnk^ ecri
Haan', enjaphath, voorfpellen. Deze zaketi
aangaande de afkomil van den haam: nu tot
dezakezelve. DeSadduceenhebben hetovets
gezet eene gemeene Henne, en om dib rfedfeft
hebben zy zieh van derzelver gebrUyk ofithouden.
Aan Elias, als vvy boveil hebbeii
gezien, behaagd Averhan. aan Aldrov'avdui
de groote ^•\TiOVi%^c^rban-,Aver'
han; aan ftinius en Tretnellius Attagen» het
Bofch-hoen, Korhoen. Maaralledezc N'ogelsi
als van het Hennen gef lacht, en grancn eeten^
de, behoren tot de Rang der reine dieren.
De LXX. zyn noch overig, dewelke het
overzetten epoopa, Vpupa eene Hoppe. Deze
verdienen boven anderen, en verkrygen toeilemming.
Dus zet het over de gemeene,\\ei
Arabiers, dewelke «/Ww^/hebben; in het
Woordenboek van Meninzk. bl. ^4'io. zult.
gy lezen hüdhiiä, hüdehii, hüdahid: in het
Meervoud hedahid: welke Vogel den toenaaiü
van een Haan verdiend al was het om den kam.
l i i i Hif>
i i l
à