ill'ivHI
m
N A T Ú U R K U N D Ë. 441
remu ty Torphyrius over de onthouding het
I V . B o e k , hetr.kap. Wegens de Plechtge*
woontem der Grïeken^ dewelke hier toe behooren,
kanmennazienMeurßus'xnEleufmiii
kap. 7, Van de Romeinen fchryft aldusTï^xAlus
het II.Boek, het i. Lied,
en zyne zaken indezaraenleving behandelen.
Want de volgdienarefle van de zonde is geweert
de walling, is geweeftdeafzondering,
ÌS geweeft de otìèrhande. Alle deze dingen
vereifchten hunnentyd, haddendelaftigheid
tot medegezel l inne, dikwylshet verdriec.
I k verila niet alcyd eene afzondering van
de menfchelyke Maatfchappy, raaar voornamentlyk.
en in het byzonder, van den hei*
Ilgen Dienil. En door den »'itgang des zaads,
fchichbath Zara vs. 16. word zo zeer niet
verlUan eene nacht hefmetting, oizaadinden
droom gefchooten, het welk de Rand-Verklarungen
uytdrukken, of niet alleen. maar alle
vermenging met een V rouw, waar in het
zaad word uytgeworpen. Dusdaiiige reinigiagen
na d e vermenging zyn ook by andere
V o l k e r e n , voornamentlyk de Oofterfche in
gebruyk geweell. Van de Babyloniersen jirabiers
zulc gy deze zaken lezen by Herodotus
het I.lioek , het 198. kap. Een Babylonijch
Man zo dikmaai als hy met zyne l^rouwe heefì
te doen gehad, offerd JVterook aan het Vter
ten ojferbande: het zelfde doet ookdel^roHW.
'Doch met het aanhreken van den dagwaß^chen
zy zieh beide : want het is heu niet geoorlofd
eerder eenig vat aan te raken, voor dat zy
gewafen zyn. Het zelfde nemen ook de Araüier%
in acht. En van de E^y/iis^re^dezelve
Schryver het II. Boek, het 64. kap. dat het
niemaiit geoorlofd is geweeft in den Tempel
by te liggen. noch na de vermenging zonder
viajßng binnen den Tempel te treeden. Die
zelf'de gewoonte heeftookby deGr/ii«?«flant
gegrepen. Hier van daanis het , datdeEgyptilche
Priefters, voornamentlyk als d e Heilige
Feeften aanftaande waren, onder andere en
voor alle dingen zieh van vermengingraetde
vrouwen moertenonthouden, pro de panteon
'mi,kai hoomiliasgunakeias. LoCha-
Uw Heden bevele ik ook ver af te &)» ( wyk
van de altaren )
Dewelken l^enus gißeren nacht vrolykhedeit
vergund heeft.
'De kuyjche dingen behagen de Coden ^ komt
aan met een zuyver kleed^
En neemt water van de font ein met reine haïrden.
MiiTchien zyn, het welk vele willen, düsdanige
Plechrgewoontens van de Joden zelve
tot de Hcidenen overgegaan. Le Klerk wend
het tegendeel voor , dat deze gewoontens vart
de Heidenen verreiftzyn naardejoden, onl
dat de Reinigingen van dit zoort ook voor
de We t in gebruyk zyn geweeft. Hetfchynt
my toe, dat zieh alhier iets van het Recht
der Natuure zelf inmengd, het wel k dezuyverheid
gelyk der zeden, zo ook de uytwendige
des lichaams aanraad. Wat'ervanzy, de
Kriftenen hebben hier waar uyt zy kunnen
l e e r e n , voornamentlyk die gene, die zieh
met alle zoorten van onreinigheid zo zedelyk
e , als uytwendige, helaas! al te veel befmctten
, van de kuyfche zuyverheid ver ai^
zynde. Men moet voorwaarj het welk ik
boven hebbe te kennen gegeven, niet ontkennen
, dat de zuyverheid voornamentlyk
geweeft iSj ende is noodzakelyk» en de gezondheid
zeer dicnftigindiewarmereLuchtftreken
van het Ooften : doch echter weeten
wy Geneeskundigen wel , dat de meefte Ziektens
geboren worden van de onreinigheid in
gevallen, van dewelke wy nu handelen.
P R I N T B L A D CCLXXVI.
Mur als eene urouwe vloiyende zyn K.1I. zjnde hären tiioedt van bloedt in hären
•vleifche : <00 ¡^ulzf Xßven icigen in hare afkonderinge zyi, ende d meKf Mmoerd)
zal öiirein zyn tot am den avondt.
Ende al 't gene, dam op zy in hare afzonderinge i^al gelegen hebhen, tal onrem zym
mitsgaders dies, waar op zy ^al gebeten hebben, zal onrein iyn.
Ende al die hären leger amroert, Xiil zyne klederen wichen, ende Kich met mtef
baden, ende onrein zyn tot aan den avondt.
Ookal die eenig tuig, daar op zy gebeten Kai hebben, aanroerd, j l zyne klederm
milchen, ende ^ich met water baden, ende onrem i}n tot aan den avondt.
Zelfs indien het op den leger geweeß x^l zyn, ofte op het tutg, daar op z j ^at, alt,
hy dat aam oerde ¡ hy x.al onrein zyn tot aan den avondt.
Imgelyks «SO iemand zekfrlyk by haar gelegen heeft, dat hare afx.ondentige, op hem
zy, KOOX.al hyxfven dagen mrein zyn •. daar toe alle leger, daar op h^K.algele"
gen hebben, onrein zjn. . j , j
IVanneer ook, eene vrouwe veel dagen bmten den tyd harer afzondertnge van den vloedi
hares bloeds vloeyen zal, ofte wanneer zy vloeijen zal boven hare afzondertnge i
zy Zill alle de dagen des vloeds harer onreinigheid, als in de dagen harer ajxpiu
\e onreia zyn.