l l f ' M ' l i
"'¡ii
N A T
U U R K U N D E. 42 . 1
Wen gefchikt, maar op dat zy een levendigen
enrypennazaatxoudekunnen terweereld
brengen, moefl zy dcnzdven gedurendeden
loop van negen Maanden in de eige baarmoeder
bewarcn, ja in de aldcrdonkcrfle gevangcnis,
waar in hy zclf niet vermag adem te
Halen, namentlyk tct zo verre, dat hy de
iuylle grootte zoudc bereikeni en krachten
bekwaam om de ongelyke pcrsling van de
Lucht, of andere ongclykheden regen te flaan,
en de fpyzen, naderhand inet den mond naar
zichtenemen, zoudekunnenverteeren. Ten
dien einde, en op datdeVruciit, diengantfchen
tyd gedurende. door het aldertederfte
bloedvan de Moederzelve zoudekunnengevoed
worden, zonder derzelver nadeel,liceft
de Schepper aan de Vrouwe meerder vochtig
bloed gegeven ten aanzien vandezwaarte
des lichaams als welaanden Man, en belliptelyk
zo veel, als zy van noden hadde. Maar
op dat de Moeder mifl'chien buyten den tyd
der Bezwangerdheid gene ongemakken zoude
lyden wegens den al te grooten overvloed
Van Vochten, en van alteveelBloedsdeVaten
boven de maat op eene pyneiyke wyze
zoude worden van een getrokken, is haar te
benrd gevallen ten voordele de maandelykfche
ontlafting van het purpere Vocht, waar
door de overmaat weggenomen, en door de
wegen van den liuyk en Scheede naar buyten
zoude kunncn worden gedreven, en de klomp
der vloeibare lloflen gebracht worden tot
Evenwicht met de zamenvoeging der Valle
ftofFen. Doch na dat de Vrouw is bevrucht
geworden , moet dat zelve oveitolhge deel
van het Bloed befteet worden tot voeding van
de vrucht, waar door het gebeurd, dat de
Maandftonden achter gehouden worden^ Het
Kindter weereldgekomenzynde, wordende
mondtjes van die bloeddragende vaten met
aanftonds toegeQoten, maat de Stonden vloeiien
acht of meär dagen, namentlyk zo latig ,
tot dat de vezels van de Baarmoeder zieh
hebben by een getrokken ^ en het bloed eindelyk
binnen zyne flagboomenis ingeüoten,
op welken tyd dat, het welk overtollig is,
door de alderverftandigfte Wet van den
Schepper naar de Borften trekt, zullendetot
Z o g o W a a n , het nieuweengepattevoedzel
voor de nu ter weereld gekome Vrucht.
Het geen ik tev leen genomen hebbe uyt
de Schole der Geneeskundigen en Namukundigen
, diend tot verklaring van den 1 ext.
E?ne l^rouwe zo lang hare Maanden enS onden
vloeiden »«rein, zy durfde mel he^ßs
camke„,m hetHMidom «'«'"ff"'' ^f'
ftaat weder aan temerken, dathet et
onrein is. zo lang als het vloeid door en binnen
zyne vaten. of in zyn omioopvoortgaat.
als welk niet zondigd door de hoedamgheid,
raaar door de hoegrootheid, door eene overtoUightid,
Want het gefprek is hier ter piaatze namentlyk
op datikzofpreke, van goedheid.
van eenegezonde enfriflche Vrouwe,niet
van eene zieke, niet van fcherp, blaaiiwfchuytig,
zoutaehtig of pekelachtig, onkuyfch bloedi
welker Voehtighcid inderdaad, om Geneeskundig
te fpreeken, ook in de Hoedanigheid
zondigd, welk nochtans alhierniet gerekend
Word. Maar het Bloed word aanftonds onreiil
gemaakt, eh het blyft flaan. looptbuytende
vaten, om dat hetveiroti wegens de aflcheiding
van zyne deelen, uyt welke hetbeftaati
en gemaklielyk kan eene gifting ohtflaan iii
fpyzen, of andere Voorwerpen, welke eene
maandflondige behandeld , of eene Vrouwe
de nageboorle hebbende : het welk voornamentlyk
plaats heeft in die Oofterfche gewesten,
in welke alle Bloed uyt zyne vaten gelloten
veel gemakkelyker, de vcrwarmende
beweging van de Lucht helpende, ontbondem
en tot vcrrotting kan gefchikt worden , als
wel in koelder Luchiilreeken. Want het is
zeker, dat in die oude Huyshoüdinge deinwendige
Dienft niet alleen rein raoefte zyn i
maar ook de uytwendige, als deüelfs Voorbeeld,
ja dat zeeromzichtigvoorbehoed worden
moell al dat gene, dat denzelven al was
het met de aldermlnfte onreinheid had kunnen
bezoedelen.
In den overnatuurlykeii l in, het welk ik toi
noch toe me^r als eens hebbe te verltaan gegeven,
zyn alle dingen rein, zelfhet bloed
buyten zyne vaten , ja tot etter geworden i
maar in betrekking tot denMenfeh, tot de
gezondheid van den Menlbh, zynaiidere zaken
rein, andere onrein. Hier van daan is
het veel licht, dat ook de Heidenen, alleen
door ingeven der Natuur, in den Dienft, byzonder
in den Heiligen, de zuyverheid voor
eene zetregel hebben gehouden. Van de egrpicnaan
lees Marsham coUeSl. adSec.lX.Rer.
Jigtpt. Sfencer I. ßoek de Leg. RH. i. Kap;
Ook waren by de Grieken^ op dat wy hader
tot ons voornemen komen , de Kraamvrou-
•wen voor een tyd onrein, welke Wetzymisfchien
van Fenieiers en Egyptenaars hebben
ontleend gehad. Wegens deze zaak vindmeil
een getuygenis in de Ißgenie van Etiripdes
vs. 3 So.
iAt:
'Doch ik -veroordeel de kosheden vatideGedi/ij
iVeliie, by aldieiiiemmd der ftervetingen eeH
doodjiag mogte hebhen begaan,
Ofook met de band eetieKraamvroliWi ofdooj
iichaim hebben aangeraakt,
Dett'^eiven dfweert van den altaar^ houdende
hem als onrein.
Van Pphagoras ftaat het bekend, dathyzeer
dikwyls in zyne leerftukken opzynEgyptifch
Ipreekt: maar hy zelf noemd ook een deel
van Kuysheid, zieh te reinigen van het aan=
raken van dode Lyken en Kraamvrouwetl.
Theoi
" iip i.I i¡i1 1 fl
l l ^ i ' i i
U l i
iii Ii'. • ;i
' s i
•tfi I