i r
N A T Ü U R
De
Up zyn eigeu aard rond : net
onàeelbatir, wameer het witte'wordgebroken,
u het van binnen vei, m het ojjerenaanßonds
brandende, Dioslcûrides bet I. Boçk. het 82. ,
kap. Daai- is «einer 00k van rainder waardyj
het Indiaat-ifch , geeiachtig en lootachtig van
verzve. Ook is'er Arabifch, eninSmiIuswasfchende,
gezegtßechierengeeldcr-. ookamoomilevs
anders wit, het welk > 'wmtteer het wit
word gernaakt, QJ> de wyze va» Maßtk Door
de vingers wykt. Van de Wierook
mamius Mût. Med. p. deze bdchryving.
Z y is een harsachtig weezen bkek uyt den
geelen, ende glinftercnde, gely'k de Maftik
druppels, maar grooter, by eeageronnenen
hard geworden, verzamelt uyc den Arabifchen
doornachtigen wierook dragende-nboom, van
een bitter-harsachiigen iïnaak, van welriekenden
reuk. Ten aanzien van de gedaaote iszy
of de hdiaanfche weHie ÎD klompen , oiborßachtige,
welke is in korrels. De iioom zelve ,
was ten tyde van Tlhms en van Dioßorides
genoegzaam onbekend. Zie daar Tlinius tot
getuyge ! Hoedanig de gedaanîe is "Jm den
¡Vierook Boom, -hs niet :bekeità^ .als van geen
Latpieri voor zo •ûâeLik--ji>eete,, overgeleverf.,
ook verfchHlen de yoapbeelden derGriekenva»
den anderen. Eenigen hebben dezdve-voorgeftelt
kleinder als eene 'Peei-faùleenkfkvm^ee.uegroene '
verwe. Anderengelyk de LenriJcusTifie-t eevg-eeU .
achtig blad , anderen dat het de Jb&r-^ewuhyn .
is, en ztUks -was Koautg .Antigomts van gt- •
dachte, deßruyk hem gèbrachi'suynde. T>e Ko- •
ning "Jnba/chryft in die Rollenwelke hjge-'
fchreeven heeft aan Kajiis den Keizer, den
Zoon van Augujtus, dat éy bnandenàe is door
het gerucht van Arabie, dat hy is van eenen
krom gedraaiden ßcel^ met tahken van Maßhoutboom,
voornamentlyk van de 'Ponti/che
^ Het is zeker dat hv de'baß van den Laurier
boom heeft, zornmigen hebben ook:het blad
gelyk te zyngezegt-—DieGezatiten^dewelke
by myn tyd uyt Arabie zyn gekomen, hebben
aile dingen onzekerder gemaakt. Uyt dejongerSchryvers
vergelykc den Wierook
dragenden BoombydeharfdragendePynboo-
<men. Het afbeeldzel, het welk ik hier by
voege, is ondeend uyt het VIII. Boek, het
37. kaplttel van 'Pomet. Voor het overige is
•bel bekend uyt de Ongewyde gefehiedenis,
dat, het gcbruyk van-Wierook geheiligt ge weeit
is voordcGodender .Heidenen, gelyk iiet tegenwoordig
noch is voor de Outaren van de
iRcomfchiKatholyke Kerk. .Zie de FiguurG.
D e z e , van dewelke tot noch toe, zyn
.waarlyk-wel.de vier zaracnmengzels van het
rHeilig Reukwerk, boven welke de Joden
'er noch'andere zoorten by doen. alleenlyk
tnaar aan^te tekenen, nietbreedertebefchryven.
De I.isAfyrréc. 2. Ketzia,Agallochüm,
QÎ Gember Y oiKaßlc. IS^QÏIQ Rardüs aare.
K U N D E . 33 7
4. Zafraan, De welrlekende Plant Ci)/?«^.
Rabbi Jiida Leon heeft 'er daar en boven twee i
KUfiphay Kälte cnKinatnon. Rittangeliusvier
Kiluphat Kmamon^ Maale Afihan,en Ambram.
Ook ontbreeken'ergene Bewysredenen, dat
'er nuierdere Inmengzelsiot het Heilig Reukwerks
gebruyk, boven de vier opgeteldezyri
ge^yeell. Jo/efuSi die ook zelf het Prietterampt
waarnam , maakt in het algemeen vah
meer andere gewag. Joodfcbe Oudh. het III.
Boek het 10. kap. alwa^iv hy , na verhaak te
hebben de vier zoorten van de Heilige Olie
in den Heiligen Text opengeiegt, dus vervolgd}
zaken 0/ den gouden Alt aar om aangeßokente
worden aang^oden, zeer dnurbarct u^elker
aard i op dat ik den Lezer door langwyligheid
tuet laßig valle, ik nalaat te verbalen. Ook
cf^r^zcÄ Kap. XXIV. 16.27. alwaar hy de Goddelyke
Wysheidby het Heilig Reukwerkverg
c l y t t , tele eenige zoorten op, van dewelke
wy totnoch toegenemelding hebben gemaakr.
Ik hebbe eenen goeden rcuk van my gegeven i
gciy-k als Kaneel ende gelyk eenruyk-bal, ende
gelyk een uytgelezen Myrrhe, vs. 17. Gelyk als
Galban. ende Onyx, ende Stacis, ende gel)k de
damp des IVierooks in den Tabernakel.
En in onze Text Word tweemalenmelding
gemaakt van Speceryen, waar döorzeer wel
de zo even vermeldeverftaanzoudenkunnen
worden. Dftt de Kalmus zekerlyk ook is gebruvkt
geweeft'fchyntteblyken uytjez. XLIIi;
•13. alwaar GOD iian zyn Volk de laauwheid
•in,den heiligen dienft verwyt. Ik en hehbe u
my niet doen dienen met fpys-offer, noch ik ek
hebbe u niet vermoeyt rnet wierook. vs. 24. AJy
en bebt gy geen Kalmus voor gelt gekocht:
T e r opheldeiing van onzen Text dienen
die dingen, devvelke Diodoms verhaald in
hec I. Boek het 2,4 kap. V-AW PTierookingender
Egyptenaars: in het byzonder van de Kuphi;
welke hunlieder Prieiters hebben gebruykt.
De Mengingisdeze: een half mingelenCy^rm^,
met eeven veel rype Jeiiever-bezien^ twaalf
half pinten vette geparße drnyven^ de kerns
daar zynde uytgedaan, vyfhalf pinten gezny^
verde hars., van Kalmus en ruykend Riet en
A L P A L A T H Ü M , van elks eene halfpinf»
twaalf van Myrrhe t uegenTintenouden IVyn'^
benevens twee van honing. De geparße druyf
de korrels daar uyt genomehgeßampt met Wyn
en Myrrhe: de andere ditigen geßam^t engezift
doet die daar by, laten die eenen dag flaan
irekkeny kookt daarna den hooning, tot dat dezelve
zo dik -^ord als Imt mengd naauwkeurig
de gefmolie Hars met het andere zeer wel
kleingeßam^t, en bewaardhet in een aar de vat.
Tlutarchiis in het Boek van Ißs en Oßris voegd
*er by, dat de Prieilers dezen klomp den Godenheilignietzonderomwegenvanbygelovige
kerkplechtigheden hebben gekookt, onder het
toebereidenhunne heilige brievenopzeggeiide;