' i r
VÎ
I.M.'
.I;¡ . ,
lilj-^'
„..íl- •
i Ir •
430 GE E S T
hoogßen root. Daar fchynt alliier iets wonderfpreukig
te zyn, hieromishet, dac deLXX.
liet hebben overgezec TeyUugeys leukainonfa
cy purrhizoufa j en dat Hieronymus heeft, ecn
•wit of donkerrood Lidteeken, welk Sive, of,
d e onze veranderdhebbeninf<2Wi»,«i>cÄf<i«j'.
Bochart en Klerk ontbinden den knoop uyt de
echte betekenisvanhetvvoord^^«w, enzeggen
dac het zelve niet moet worden overgezet
door rtitilare, glmfleren, maar door Spiendcrct
Jchynen, welke benoeming zy niet minder
aan de witte dan aan de rode verwe in
in het gemeentoepaflen, aan de witte van de
Melaatsheid, willende, dathierdewitteglinilerende
of fchynende verwe, oikleurt van
deze vuyle ziekte te verilaan zy. De verwe
uyt wie en rood t'zamengemengd.behaagd
aan Jonathan in de Vytbreidmg, Maimomdes
Over de Melaatsheid, Rabbi Sekmo, Kimchi
Doch zo by aldien onze Text opzicht heeft
op Zweeren van allerlei zoort , of etterach^
tige gezwellen, boven opgeteld, zo kunnen
de verfchillende Partyen gemakkelyk worden
Over een gebracht, fclk blaartje ontbind den
knoop, dat in den beginne isuyteeneontftoke
Huyd, en tot een Bobbel opgelopen rood of
geelachtigglinüerende, ja blinkende en hel-
Ichynende, wegens de gladdigheid, vol bloed,
het zy ftilflaande > of bereeds buyten de vaatj
e s j doch aanllondi, zodierypis, witglinilerende
vervuld met etter: ja dezelve wit op
den top, naar de zyden of de wortel rood.
Derhalven zal de vreedzame verklaring blyven
in dien ilaat, waar in dezelve is, enelkUytlegger
zal o f kunnen die verwen by elkanderen
voegen , of met de LXX. en Hieronymus,
door middel van het woordje ey^ ofy van een
fcheiden.
In het 24. en volgende verffen gaat Mozes
Voort lot den vyertgen brani, eene andere
zoorte van Huyd-ziektens, waar door ofhet
VeUetjeofde Huyd da ar onder gelegen, door
vlammend Vyer , Kokend Water , OUe of
andere zeer heete ftoffe zodanig word gekwetft,
geknaagd, en zamengerimpeld , dat
E L Y K E
de ortiloop des Bloeds word belet, de büytenße
buysjes te zaraen getrokken, ja door
de pylen van het Vyer worden doorboord ,
de vochten buyten de vaten zyndedoorgaans
tot puysjes oplopende. Het droevig gevolg
van diergelyken Vyerigen Brand is de/Tas^fr
en het Verßerf van het vleefch, als het Bloed
of byna of gchcel ophoud door teftralen, en
dat deel van het leven word beroofd , met
het mesuyt te fnydenjop dat 't met geen andere
gezonde deelen tot deelgenootfchap aan het
gevaar worden getrokken. De tekenenzovan
de reinigheid . als van de onreinigheid zyn
dezelve met die gene . dewelke boven verklaard
zyn, zo dat het overtollig zyn zoude
de redengeving te herhalen. De Wetgever
maakt w el melding van de influyting , niet
van de genezing , dewelke buyten twyffel
geduurcnde de influyting moeft ondernomen
worden. Een geneesmiddcl waarlyk, by aldien
ergens noodzakelyk is, dat in Vyerigen
Brand moet werkilellig gemaaktworden, op
dat het kwaad door verzuym van hulpmiddelen
niet erger worde.
Ter opheldering van deze geheíeílofFe wegens
de Melaatsheid, ende de medeflagtige
ongefteldheden dienen de Afl^eeldingen door
de Vergrootglazen te zien> dewelke ik hier
De i.Figuur vertoond de hayren van eene
witte doorfchyncndheid de opryzende uyt
a.b. c. deilofFe vaneenekriftallynehelderheid,
en fneeuwitte witheid van de rotszen.
De II. Figuur vertoond dezelve witte doorfchynende
hairen, maar gelyk die doorgaans
zyn ruuw en als doornachtig, en aan deuytterile
eindens gebroken. Men zie hier o ver
na de Verhandeling over de Mozaifche Melaatsheid
van Joann. Le Klerk. gevoegd achter
de Hittorifche Boeken van het Oude Teilament,
Jenkinus tbomaßns l^erhandeling over
de Melaatsheid •van de Grieken en yoden ^ te
Bazel 1708, in 4. Maimonides Over de Melaats^
heid.
P R I N T B L A D CCLXIX.
f^oorder ak in een Mm, ofte Fromm eene fUge ¡iyn in'thoofd, ofindeniaard.
Ende de Priefler de f tage xd bezien hebben, dat, àet, haar aanzjen dieser is dan
het l^el: ende geelachtig dmne hayr daar of is : ^00 zal de Prie fier hem onrân
•verklären, het is fchurflheid, hei is melaatsheid des hoofds ofte des baards.
Maar als de Prtefier de flage der ¡churfdheid zal hezien hebben, dat^iet, haar aaniien
niet diefer is dan 't f^el, ende geen fuiart hayr daar op en is : z^al de
Prießer hem, die de plage der fchurftheid heeft, ^even dagen doen opßuiten.
Daarmi_al de Priefter die plage opdenzevenden dach bedien-, indien, ziet, de fchurftheid
niet uitgefpreid, ende daar op geen geelachtig hajr en is, noekehetaannender
fchurftheid dieper dan het wd is.
Zoo
TATÍ.CCLXIX,
L r . v i T i c i c-ip.
Rsom , Tinea .
i n xnl . », -
•iî3rtiiiV