•
m
1$:
s .
N A T U U R K U N D II .
ÌCap. Maar zvv 'Verwonderen ons over de torefi
xdr agen de fchonderen der OUfavten, en de
balzender Stieren, cnde wreedeop'-iaerpiKgen
in de hoogte: over derovenen der Tygers^de
Maanen der Leeuwen, rèrwylde natiíur der
zaken nergem meerder dan in de minße zaken
'volkomen is — h de groote Ikhamen is de
ßoffen gemakkehk voor de volge»de "jDeikplaats
geweeß. In deze zo kleine ende zo geringe >
welke reden , hoe groote kracht, welk? voimaaktheid
die met'is teovtflrikken? Daar zy
zo vele Zinnen geplaatß beeft in eene Mugge ?
En daar zyn dingen van minder beUng om te
noemen. Maar 'joaar beeft hy in dezelve het
gezicht vootgehangen ? IVaar heeft hy den
fmaak aan vaß ^emaakt ? IVaar heeft hy de
Teuk gediend? Maar waar heeft hy die wreede
endoor het deel de grootfle (temme invoortgelee
Id ? mtt welke behendigbeid heeft hy de
vleugels aàngeweven? de dyi n der beenen lang
gemaakt ? de nüchtere holligheid gefchikt als
den Briik ? I^aar heeft hy den grretigen dorß
keni En de fyl om de» rüg te doorbore», met
welk vernuft heeft hy diegefcherpt ? Ln gehk
in het bevatbare de dunheid niet zoudektmnen
wordin gezien, zo heeft hy door eene 'jjederüiydfche
konfi dezelve verduhbelt, op dat die
dwr uytgraven te gel)k Jpits genaamt, en door
ßorpen fponsathtig zonde zyn. IVelke fanden
eeeft hy met aan de Houtwotm , oin de harde
Eikenbomen, met honrbaar geluyd door te booten,
gehegt? Het isiuyiUIhrerdeplaatsiiiet)
om die zeer edeleiUikbreederieontvouwen,
en die dingen, dewelke van de fchikking ,
Verfcheidenheid, verwen, voortteeling, gedaante
vervorming, fynhei d der deelen, werk
e l y k h e d e n , dadcn van d e Bloedcloze Diertjes
> en Beestjes van het alderkleinite zoort
kunnen worden gezegc, tot de kennilfe
G U D S roepallelyk te maken. Detextroepc
my daarv-in a f , en roept my tot zieh.
Alle kruypende Gevogelte dat op vier
[voeten]^ii<?/, zal ueenverfocyzelzyn. Dus
fpreekt de heilige Schryver j de getrouwe
t o l k van den opperlle VVetgever. Datis, all
e Bloedeloze 'Diertjes , gevleugelt zynde ,
d e w e l k e door behulp van vieugelen van de
eene plaats zieh overvoeren naar de andere,
dat die ulieden onrein zyn , buyten u licder
k e u k e n en tafel geflotcn. Alhier Ibaneenig
e zaken ter verklaring van den Text , en
kennis van de zaak in overweging teneraen.
( I.) Mozes noemd de IMoedeloze Diertjes,
die op vier voeteii ga;in » maar daarora be-
Vryd hy van het kenmerk van onreinigheid
hiet die zonder voeten zyn^ nift de fufpen,
b f welke eenig ander getal van vier poten
h e b b e n , maar hy fluyt buyten het eeten gcb
r u y k in het gemeen alle bloedeloze Diertjes
Uyt. uytgczondevt alleenlyk die zoorten van
Sprinkhanen, welke hy aanftonds in hec
4 0 5
vers opreld. (2.) Het verdii-ndzyneopmerking
, dat Mozes de bloedi'lnze Diertjes i
v i e r v o e t i g e noemd, daar hec nochranszeker
is, dar de meelte zesyoeti^e zyn , en dai die
Sprinkhanen zelve, dewelke hv uvtzondcrti
niet viervoetige zyn , maar dat zv met zes
pooten zyn verzien , dewelke de ondi^rvinding
aanwyft, en de gehele lecftyd der Wyfgeei
en toeftaat. Doch de Natuurelyke ge^
Ichiedktinde zelve verontfchuldigt en verklaart
^'^o^es. Van de zespooten der i^prinkhanen
dienen de twee, die langer zyn ende
achterrte niet om te gaan. maar tot den Sprong j
derhalven zvn die om eigentlyk te fpreketi
gene voeten, maar zy Verdienen ,-by aldiert
'er iets edelder kan gevonden worden, eenert
anderen naam. Ja 00k zelts worden zy door
Mozes van wegens depooienonderfcheiden,
en met hunnen byzondercn naam gemerkte^
kend Refchouvv onzen'Text völgens ónzé
o v e r z e t t i n g vs. 21. 'Dit nochtaus zaitgyeete»
van alhet Kr mpen de gevogelte,dat op vier voeten
gaat, V -u^elk hoven aan z)»e voe'.enfchenckelen
heeft, om daAnnedeop de äarde tefprin'
gen. In nnze Moederlandfchevertalingzoude
de zin kkarder zyn, byaldien die woori
den afcher-h keragnaim mimmagnal leraglaü
d US w i e r d e n vertaalt, V « eik Sihnnckelen benevens
, cf achter , zyne beenen heeft. Deze
leezingistevindenbyy^a?/{/?/«üiJhet II Beek
Retra^ation. kap i^.alwaar: tJe wet telt
onder de voeten niet de twte achter fíe fihenkelen,
met w^lke de Sprinkhanen fpt-i'fge«. Dezé
worden van Arißotdes de 'Partib. iV. Boek.
6. kap genaamt haltika moria , fpringendé
deelen, om dat door d e z e l v e , namentlyk de
Sprinkhaan, over de aar de fpringt^ en in zyne
Hillnr. het IV Boek het 9- kap peidali/t j
vi^lke Scaliger vertolktfpringende d.'én, Vart
het peydaany van het iph'ngen! fndiert
w y den wysgeer nu-c vich zel ven vergel y ken,
z o zullen de peydaha veel eerder zyn Scheepsroers,
om dat die zyn pej/dalioodey, gemaakt
op de wyze van Scheepsroers. Üok kunneii
z y zeer wel vergeleken worden by d'e Scheepen
der öü-len, dewelke twee Röerert hrtdden.
Zo zegt <iJilianus var Hiß. het IX,
B o e k j het 4.0, Kap van de Scheepen der Karthaginenzers,
dmmenpeydalia echein ^ kai dud
kubernéytas. Kn Lukas vermeldin hetSchifi
van Paulus in het meerder getal van de roerbanden
i Handi XXVII. +0. de bprinkhaneii
inderdaad wenden door d e z e hunne fpringende
d y enhunne fpronge n en vlugten de regter
en linker z y d e ; zo nament lyk, datderechrer
zydeingefpannenhet beert naar d e linker zydej
de linker ingdpannen naar de rechter word
bewogen. Lo zyn de fliegen ^ d ewe l k e w y
dageiyks voor orize ogen zien rondom zwev
e n , om eigentlyk teipreken, niet zes, maat'
v i e r v o e t i g , om dat de twee voorße voeterl
d e plaats der banden vervul lcn, metdewelké
t
¡ • i a i 4
[ÍJ
E ü s ' •'i'r i:
T I :
•í • H • 1 lili ;
ü l ' ¡
j ! *
Ì ^."iiitilii,
I
l l l r . ! - '
f f
3 t