i ' b .i.
•'•ir
li í"
"^fm
IÍ:Í1
N A T U U R
DAar is geen twyifd, of Jneiett, welk
Wooid alhier. cn Beut. XIV. 7. voor
liorat, ìs een Haas. De Joden tìemmen dìt
mede toe, als cok ídle oude en nienwe Uytleggers.
Ds Arabiers noemen noch dit zoort
van een Dier , aroeò^ erneh, eratteb, Men
'mzk. Lex. n 1. 3144. Ook zyn 'er voor de
hand de getuygeniíTen van den Verdíchtzel-
Schryver Locmannus, Aviun»á, "Ziáwirjen
Ahenbitar, De Grieken íchynen zwarígheid
te opperen , by welken ^Dafiipous het word
overgezet, welk Dier van den Haas verfchUlende
te befchryven fehynt /Iritot. Hiß. I.
B o c k , I.Kap yfe/sTVill.Roeksj.kap.X.
kap, 63. Zy fchynen, : ik, maar het
blykt 20 uyt dexelve Schryvers, als uyt andere,
ofalle Woordenboeken , dat lagomou
of lagooda dezelve is met dajnfodi. Bochart
, onderneemd dit met veclen aan te toonen
Hieroz. I. Deel III. Boek, Ö3. kap. Daar en
boven is het zeker. dat de joden altyd een
afkeer hebben geliad cm van een Haas te eeten.
Hoor Tlatarcb. Syrnfas. IV. Boek, i.kap.
Umanlzegt^ dat deze mcnfiben zteb van den
Haas onthöJtden, om dat sy dil 'üier als heßnet
en onre'm verßelje». Anderegetnygenisfen,
byzonder der Uytleggers, II.1 ik over.
iVIoies getuygd dat de Haas herkaauwd.
Andere oude getuygeniOen ontbreken ons. Ja
vele ontkennen de herkaauwing , andere
twyffelen daar aan. Hier van daan is het gekomcn
, dat zy de Grlekfche Vertaling hebben
bedorven, en voor ioli atiagei meynkismoJi,
gezet hebben ouk anagei. Welke ontkenning
echter de alderbetteboekenniet hebben.
Het ontkennend gevoelen fehynt te onderfchragen
de enkelvoudigheid van de Maag,
in de Haien en Konynen te vinden. Doch wy
hebben boven gezicn, bygelegenheidvanhet
Konyn, dat de enkelvoudigheid van de Maag
de Herkaanwing niet verhindert, en dat de
Maag van dcie Dieren nietzozeerenkelvoud
i g i s , dantweevoudig, tenminliendooreen
uytpnylend vliesachtig klapje onderfcheiden.
Deze fchikking befchryft, gelyk hy gewoon
is, Feyerus zeer naauwkenrig Rumtnat. II.
Boek. 6. kaf. Een ander teken der Herkaauwing
is het runzel, waar van ook melding
maakt /¡rißoteks Hiß. III. kap. aan de
herkaauwcnde gemeen. Men zoiide ook
Hoornen daar können by doen, dochzynde
Gehoorende Hazen -zeer raar. f'chter ilel ik
'er op den kant by uy t Velfih. Hecatoß. 1. b l 3 4
In den Text word 'er by gezcgt dat ieHats
de Uaauwe niet verdeeU, nameutlyk by verdeelde
klaauwe Word hier getleld niet tegen
de aan een vail zynde, maar tegen de in vele
delen geklooldc. De Haas hceft niet, als andere
Herkaauwcnde Dieren ccne tweegevorkte
klaauwe, maar eene veelgekloofde.
Wy gaan voort in het nafpeuren der Na-
K U N D E . 37 7
tuurkundige redenen van het Gebnd, by .lidien
'er eenige zyn. By aldien wy de Oude
Geneefartzen hooren, zo Grieken, als Arabiers,
Galenus. Aeinis^ Rafe», zo verwekt
het Haze-vleefch dik endezwaarmoedigBIoed.
Stoffe tot dir onvoordeelig geruchte hceft
gegeven de zwarte verwe zovan hccvleefchv
als van de zauzen, met dewelUe het word
voorgezei, iets argwanigs met zieh brengende.
Maar laat ons boren, op wat wyxe dezeri
kwaden naam de Mage zelve afkaatft ; in haré
zeer aardige klagten Swalvhti pleitbezorger
zynde bl. 149. Het fihyntniet, dat hy niet
àil-eeìt z'juaartnaedig en zvjnrt zap geeft. Dé
derive geeß cea bew.ys van een vloeibaar geloof^
%)e traagheid, en dikte des bloeds dringt
jiiel meèr den l-iaas, dan eenig ander min geoeffend
Beeß. Bj aldien dejfelfs Bovenbuyken
ingepeperde zwartigbeid fihny lende my moeiieh
ver-wekkeny zy myten het niet, bid té, onbèfchaamdeíykden
Haas y maar bare KeeL Maar
'•jjat raakt het over dezen k-j:aäen naatn rneir
praatjes te makeu, nadsmaal «« de D'roejgeeßigheid
gehele Huysgei,innen zouden hebben
in roere gekracht, vaa welke ik niets dikwylder
aanncme dan àie van den Haas. Dat dé
Haas by de Romeinen in eene grooteachting
geweeft is, is bekend uyt het XIII. Puntdicht
van Martialis
Ondcr de Viervoetigen kotHt den Haäs de eerße
eere toe.
Een belacchelyk verzierfei Iceilmen by
tarchus Simpos. IV. Boek j. Vrage. Dat de
Joden zichonthoudcn hebben om van een Hr,as
te eeten, niet om dat zy geloofden, dat hy
onrein was , maar om dar een Haas in het
ganfche geltcl van het lichaam eenen tzel
gelyk is, dewelke namentlyk by hen in zeer
grooie achting is gevveeil, en oudstyds aari
de dorftende eene Waterfonceine zoude hebben
aangeweezen. De Kerkvaders, uyt verzaym
der Wysgeerte dikwyls al teveelzedelelienoveraluythalende,
willen, dacdeW'eigever
gezien zoude heböen op dealtegroote
geilheid der Hazen, als welke van eene vcvwonderlyke
vruchtbaarheid zyn, enzeei-dikwylsparen,
Anderen werpen het oog op de
vreesachtigheid, wedcrom andere op de tweeflachtige
natuur. Doch alle deze Wysbegerige
gevoelens zyn van gene de minlle kracht. Wy
nemen veel liever in aanmerking tot de bynä
eenvoudige Mage van den Haas, dewelke de
fpyzen niet zo wel vcrteerd ; noch daar uyt
een zopi^flelyk Bloed bereid, als de andere
herkaauwendc Beeilen eigentlyk zo genaamt.
In deTegenwoordige Print vertoohdde
Figuur A. Hetgeraamtevanden Haas.
Figuur B. Eenenzeldzamen gehörenden Haaj.
Figuur C. DeHoorens.
PRINT^
B - :
Ihr
'I. ¡1
i f ' l f !
è l i -
«