it''..
N A T U U R K U N D E.
P R I iN T B L A D CCLXXI.
oorder als aan een kleed de pü^e der meUatsheid z.d zyn, aan een mllen Ueed
ofte Aan een Urnen l^eed. *
Ofte am dm fcbeerdraat, ofte aan den inflag van linnen oftevanwollen, ofte am
'vel, ofte aan eenig vellen-werk. '
Ende die plage aan het kleed, ofte aan het vel. ofte aan den ßheerdraat, ofte aan
den inflag , ofte aan eenig •vellentuig groenachtig, ofte rootachtig is , 'het is de
flage der melaatsheid: daarom K.alze den Priefler vertoond worden,
Ende de Prießer ^al de plage bedien: ende hyK.al het gene, datdeflageheeft, ^eveit
dagen doen opßuiten.
Daar na Kai hy op den Kevemlen dagh de plage bedien: ¡:oo de plage ititgefpreidii
aan 't kleed , ofte aan den fcheerdraat, ofte aan den inßag, ofte aan 'tvel, tot
ivat werl^dat -vel ^oude mögen gemaakt yn; die plage is eene tragende melaatsheid,
het is onrein:
Vaarom ^al hj dat kleed, ofte die Werpte , of dien injlag -uan wollen, ofte van linnen
, ojte alle uellehtaig , daar in die plage xal zjn, -uerbranden : want het is
eene knagende melaatsheid, 't Kai met uyer verbrand worden.
Doch indten de Prießer %al ^ien, dat, zjet, de plage aan "t kleed, ofte aan den
fcheerdraad, ofte aan den in/hg, ofte aan eenig vellentuig niet uitgefpreid en is,
Zoo xal dt Prießer gebieden , datmen het gene, daar aan die plage is , waffche ende
hy Kai dat anäermaal Keven dagen doen opßuiten.
Jls de Prießer na dat het gewaffchen is , de plage K,al bedien hebben, dat tjet de
plage hare gedaante niet nerandetd en heeft, ende de plage niet uitgefpreid en is;
het is unrein, gf Kplt het met den ujere verbranden: het is eene ingravinge aan
zyne aehterfle, ofte aan zjne Doorfle zjde.
Indien nu de Priefler merken Kai, datKtet, dieplage, nadat KeKalgemßchentjn)
ingetrokien is : dan K,at hjKe -van het kleed, ofte-van het ml, ofte uan den Jcheer.
draad, ofte -van den injlag affchearen.
Maar KfOK.e noch aan het kleed, ofte aan den fcheerdraad, ofte aan den inßag, ofte
aan eenig vellentaig geKien mrd, het is uitbottende meiaatshetd, gyKplt het gene
daar aan de plage is, met vyer verbranden.
Maar het Heed , ofte de werpte, ofte den inßag, ofte allen •vellentmg, dat gy gewajfchen
Kßlt hebben; als de plage daar van geweken Kai zyn; dat Kai andermaal
gewajfthen worden, ende het K.at rein zyn.
Dit is de wet van de plage der melaatsheid, uan een wollen , ofte linnen kleed,
ofie eene werpte, ofte eenen inßag. ofte alle vellentmg: omdat reinteuerkfaren,
ofte onrein te verklaren. Levit. XIII. vs. 4 ; . tot het einde.
Kan dm het KLEED 00k met MELAATSHEID ^n kfmeti
En kan die vude flaag ook V zmv're LYN WAAT kniiget,?
Jk zie het z^nncklaar m GODS geßatifde 'wet,
JVanr toe myu Zarigeres, waar toe dienddan dit vrsgen?
Zin beiliig JVmd gebied dat mett V befmette kleed
Zal waüen, en na het verloof vaa ZliVEN DAGEN
fDi'fl Trteßer Itveren, üp dat hy ztet, es weet
Of het den naam van rein , of -van onrein moet dra'gen.
Zo "t onrein hhjt moet het werteren in het VUUR,
Maar is het rein het rjjOrd ten. t-j^edenmaal ge^aß'en,
Op dat het i'tule k'-d;aad de tedere nattiur
^Tler menjfen niet weer trejt, maar in de •water}
Voor altoos blyft verfmoord, en niet aan 't
(Jneindige Oppermngt hoe rein z-yn nw geboden,
Tiie gy äoor Mofes moud aan Jacobs nazaat geejt,
.¡tls
jiiiK..,.,
¡Mi;:: •• I
r