o P H E T
Geleerd,. Voortreífelyk en uitmuntend Wcrkj
G E N A A M D
G E E S T E L Y K E
NATUURKUNDE,
In de Latynfe Taal befchréven
Door dea Hooggeleerden HEER
JAN JAG. SCHEUCHZER.
En nu in Nederduits vertaald.
Verfierd met weérgálóze Printverbeeldingerii
V T F T ) E "DEEL.
GElaerde SCHEUCHIER ! ik wor d voor den vyfdertmaal,
O p her Natuur-tóneel veri u k t , door uwe caal,
E n fchrand're wysheid, omhetHeillig woordteontf
o u w e i l ,
G y doct GODS wond'ren in gefchapencn befchöuwen,
G e l y k als PFEFFELS hand die uitdrukt op'cpapier;
Z y n tekenkunft omdekt ontel'b'rc wond'ren hier»
Dies v o l g ik daar 't u beide, o p ' t voccfpoor van de reden,
, Me t Pen cn litsnaald zal behagen voor ce tréden.
tnmb. ^^ o n tmo e c verblind my her gezigt j
E e n onverwagcc glans, een onwcérftaanbaar ligc
V a n ed'le Sténen, zie'k op Aarons borfllap bläken.
Hoezal ik dat fieraad, dat Hei l l igdom gendken >
' t Geen de Opperpr ief ter aan de Schouder- liénen hegt,
G e l y k dcGoiihtjid liad door Mofes mnnd voorzegt,
E n op den Sinai uitdrukkclyk gcbodeii,
T o t een volmaakt geluk cn blydfchap van de Joden,
trintb.ioi. j^aj. j j y^gjf Prießerlyi
Z o hy in 'c hcillige der Hcllighedcn gaat
I k zie de Gordel, Rök, en Mantel hem beklcdenj
D e Borfilap, die haarglans verfpreid längs al zy n leden,
E n blinkt oyhGoud der kroon,á\c Taa.átMuts hetn dekc,
I s 'tedelit kunftwerk dat alle cogen tot zieh trekt,
DtviyWgebloemde Kleed fchynt door dien glans te léven.
D e naam van ieder St am is op een Steen gefchréven ^
O p dat dit twalef cal alcoos gedagtigzv,
H o e GOD hec hecfc vcrlolt uit zyne íláverny^
O m als een heilllg Vol k in Kanaan te wóncn. ^
N u gaan wy verdcr, daar ons Mofes aan lal tonen,
tcmtb.ioj.Door 't Godddyk bevel, wat rein of onrcin is,
E n wat aan IlTael vergund is op den dis
V a n het viervoetig V é tot ondcrhouwd te brengen,
E n welke G O D tot fpys nog offer wi l gchengcn^
O p dat zig Jacobs zaad naar zyn bevclen draagt,
E n nooic iets offerd dat aan l y n gezigc mishaagd.
H y eilt het jongeensiífWíentwévolkoine^iíffiwí»,
O m met een Varre te vertéren in de vlammen
V a n 't heillig offcrvuur, dat op het ÄUaar blaakt,
O p dat hy dus de wet der reinheid kenbaar maakt,
E n dat de Pricitec wcetwaarhy zi g naar moetvoegen,
O m 'I Goddelyk bevel in alles te vernoegen:
Voorts wor d aan hem belafl: al U vet van ' t ingewand, Pnnib.i5^
Het net des Leven en de Nieren in den brand
T e Horten o p ' t altaar. Maar durve ik aan myne oogen
G e l o o f fiaan, in het geen datzi g hier komc venógen ?
G o D eift den Haart van »t Scbaap, maar Schapen die
hun ftaart'
W e g vloeijen van het vet , die in de v lam gepaard
Met d'eenen Schouder, cen rul-ofer bande ftrekkcn.
Daar komc de plegtigheid zigaan myn oog ontdekketi p,intb. 105;
In ' t Qagten van den R a m , daar 't Prieñerdom tiiet vly t
I n ' t h e i i l i g k e r k ' l y k k l e e d , denGodsdienlHoegewyd,
Vaft y verd om ce doen, 'c geen G 0 D het hecfc gebodcn:
Maar 't heillig offer hecfc nog meer beÜag van nóden,
Een Hi» Meelblomen, &nttQvierdendeeimi fPy n ^ Printb. loS»
W i l de Oppermagtdat by 't geof ferd Lam zal 2yn,
D j a r AaronsZónen daags twcLamm'ren moecen ilagten,
O m voor die offtTgift G o o s zegen ce rerwagten.
Maar welk een nieuwe twi f tworddoormy weérontmoec
?
Daar 't hciUig Reukaltaaf, uit iynen offc!|;l6cdPiimb.«J7i
\i.cn friilcn gcur verfpreid van eal e fpczsryen ;
Hoe zal ik hier de klip der twyffelingen myen?
O f wie bcftuurd myn pcn in deze onzekerheid ,
Daar ieder voor zig zelf en zyn gevoelen plcit?
Bell vol g ik ScHEUcHiERS fpoor met g¿ne zy te kiezen,
Z o zal ik in myn keur de waarheid niet verliezen,
N o g d'een o f d'anJeren verkortcn, om in fchyn
Vcrllandiger dan myn voorgang'ren te zyn.
D e cerile afbecJJing hccfi ons Lundius bcfchreven^
Die P F E F F E f.. s tekcopeo hier nevens heeft gegevcn $
D e Hoge-Prießer pronkt in 'c pkgtig kerkgevjaad,
Daar hy zyn hand aan het geheiligd akaar flaat,
Om\ o f e r v u u r à o o Y kragt van wierook aan te kwélcen¿
Mcn iXtivier pylaers uit zyneoppervlakt e í lékeo j
Daar Scachus het AUaar met horcnen vertoond printt. IÍÍ.
En't oppervlak als mec een Konings kroon bekroond
W äai' binnen 't.ofPervuur vei fpreid z y n friile geui
ircn;
N a h em volgcde Engehmandiu ditichyntafcek.kcuren,
Priotb.io^.
H y Gerd het AUatirmcivierfpiißeioppe», daar
De fVierookspot als in een rand b'efli«en waar.
W i e zal uicdezedri c de waarheid nu verklären?
•iSchyncdatzy voor bedagcelfcandcr cegen wären ,