die-in de holtens der Bergwerken te zaamen loopt, en door
dien ze geen vreemde Stoffe by zig voerd, aldus kan opge-
fchept en zoo gebruikt worden, en dit zoort word eigentlyk
Maagdtn Kwik-Zitoer genaamt. Dan vind men het ook ten
tweeden, als gliniterende Zilverpuntjes, die in het Gefteente
zitten, en als Maankopzaad daar in geftrooid leggen; Deeze
gliniterende Puntjes zyn van gelykg rein Kwik-Zilver, dat
door de fynfte gaatjes van het Geileente doordriUgt, en nog
in afgezonderde Druppeltjes , o f Bo'lletjes, die dikwils maar
zo klein als de fynite zandkortjes zyn en aan den Steen bly-
ven hangen, gevonden word. In dit geval noemd men het
ook wel Gedeegen Kwik-Zilver, fchoon het niets anders als
het voorbefchreevene Maagden-Kwik-Zilver i s , dat maar
veritrooid legt.
Het Virertzße Kwik-Zilver,. word maar op eenderiey wyze ge-,
vonden,gefchiedendede Ferertzingdoor Zwavel, en in dit geval
krygt het een andere Naam, en word Cirmaber Ertz, genaamd.
Deeze Ertzen zyn voor het meeile gedeelte rood, fehoon
het eene hooger van koleur als het andere is , en dit onder-
fcheid hangt alleen maar van de evenredigheid a f , die de
kwantiteit van Zwavel tegens die van het Kwik-Zilver in een
en dezelfde klomp heeft : want hoe meer Zwavel daar by is ,
hoe donkerder de koleur is, zo zelfs, dat ze ten laatften in
het bruine o f ook wel in het fwartagtige overgaat.
Egter vind men onder anderen ook in Lotteringen eene
graauwe Aarde, die Kwik-Zilver houd, en aan de zwaarte ligt
te kennen is.
Volgens de voorgaande Befchryvinge kan nu een iegelyk
wel beiluiten, dat de vloeibaare en alsZilver blinkende Stof,
die hier in een Doosje vertoond word, niet dan te zaamen-
gevloeid Maagden-Kwik-Zilver is , waar van men veel in de
Bergwerken van Hongaryen vind.
Fig. 2. W y hebben te vooren gezegd, dat het Kwik-Zilver
met Zwavel verërtz word, en flat het in dat geval Cinnaber
word, waar van wyhier een Stuffe afgebeeld vinden. Hoe
meer Zwavel zig met het Kwikzilver vereenigd, hoe beeter
die Ertzen tot Cinnaber tegebruiken zyn; maar wanneer ’er
zes o f zevenachtfte Deelen Kwik-Zilver in z yn , dan vetärbeid.
men reeds die Ertze om ’er het Kwikzilver uit te trekken.
Fig. 3. In deeze A f beelding ziet men verbrtz en ook gedeegen
Kwikzilver t e gelyk in .een Sx.uk. Het grooiite gedeelte
van de Masfa is Cinnaber-Ertz, e n het Maagden Kwik-Zilver Is
hier en daar tusfchen de reten van het Gelteente gevloeid.
Fig. 4. Het tegenswoordige -Stuk is een ryfce Ginnaber
Ertz, alzoo het meeite van de Beftanddeelen Zwavel is, hou-
dende hier en daar het reinite Cinnaber in , het geen Berg-Cm-
naber genaamd word, als hebbende geene verdere toebereiding
noodig, en hier inede hebben wy dan ook de vooroaamfte
Zoorten van dit Mineraal gezien.
De overige Kwikzilver- en Cinnaber-Ertzen, die men in de
Kabinetten ontmoet, zyn van deeze maar toevallig en niet
na haare wezentlyke Beftanddeelen onderfcheiden, want men
vind beide in Kwartz, Hoornfteen en andere Moederfteenen,
en zomtyds is ’er ook Yzer o f Köper by.
Fig. 5. Van het Kwik-Zilver gaan wy tot een ander half
Metal, namentlyk tot het Spiesglas over, waar van wy eerft
een körte fchets geven zullen. Het Spiesglas-Ertz o f Antimo-
nium is van koleur Staalverwig blinkend, en voor het meefte
gedeelte in ftraalen o f ook in fpiesfen gewasfen , beftaande
in eene Verërtzing van Zwavel en eene glasagtige ftoffe, dus
men het in eenen eigentlyken zin niet gedeegen noemen kan.
Men vind de navolgende Zoorten : Straalagtig Spiesglas-
Ertz en digt Ertz. Het ftraalagtige heeft de naarvolgende
Onderzoorten, grofßraalig en fynjbaalig dat beide een loot-
kleur heefc, dan roodftraalig Ertz, en ook Spiesglas -Bloeifem.
Het digte Spiesglas - Ertz is fyn gekorrelt o f met breede Bladeren,
dog in beide gevallen hard, digt, loodkleurig en blinkend.
Het moet met het uitgefinolten en zoogeriaamd Antimonium
crudum niet vermengt worden, het geen onder dien naam ea
gedaante in den Koophandel gebruikt word.
Men ziet dan in deeze vyfde Figuur een klein Stuk, grofßraalig
Spiesglas E rtz , welkers ftraalen uit enkel dikke, en
gelyk aan elkander gefoldeérde Naaden beftaan. Deeze Naaden
leggen niet altyd na het zelfde einde toegekeerd, maar
gaan icheef en dwars door elkander, zomtyds verzamelen zig
ook alle Punten in een Middelpunt, en zyn by -wylen ftaal-
blaauw, o f met Regenboogskoleuren overtrokken, het geen
vermoedelyk van de Vicriool ontftaat, en eene fraaije vertoo-
ning geeft. Tusfchen deeze Naalden ofSpiesfen, vind men
leedige holtens die .een fraaije, én, als waare he t, gepolyfte
glants vercoonen.
Fig. 6. De Tegenwoordige Stuffe is een geheele klomp van
digt aan elkauder leggende groVe ftraalen met Oker besagen,
Zonder Moederfteen, dergelyke men veeltyds in zeer grooté
Stukken ontmoet. Maar zo ’e r de'Moederfteen by is, dan
ziet men deeze Naalden wonderbaa-r door elkander midden inen
op het Gefteente z itten, en op zommige plaatfen een
gantich Neil daar -van. De Naalden zyn loodkleurig en hebben
daar b y een glants, alsZilver.
Fig. 7. T o t het ftraalige’ Ertz behoörd ook nog de Spiesglas
Bloeifel. Het zelve beftaat in enkel fyne en dunftraalige, ja
zomtyds wollige uitwasfingen van Spiesglas, het geen roodag-
tig , o f blaauw, en zomtyds ook'bont van koleur is , en in
de figuur -van een Star op de Steen uitloopt, zo als men hier
daar van ’er drie op digt Spiesglas Ertz in Kwartz ziet zitten.
Veeltyds houden deeze Stuften ook een weinigje Goud (tin ) .
Fig. 8. Eindelyk ziet men hier nog e e i rood Spiesglas-Ertz¿
het geen maar in de koleur van de voorgaande verfchild,
want het is gelyk de voorgaande ftraalig, uitgenooraen, dat
de ftraalen fynder en digter zyn, en fierlyker blinken. De
roode koleur komt mogelyk van de veele Ÿzerdeeltjes, die
1er misfchien by zyn , ten minften hebben deeze Ertzen zomtyds
, even gelyk de Bloedfteen, een Spiegel, komcn in veél-
derley Geftalten voor, en zyn öfheWer, o f donkerrood gè-
koleurd (00).
Fig. y» on i i . drie Stukken zynons onbekend,
om dat haare Gedaante tweeleedig is, en wy de oorfpronke-
lyke niet daar by vergelyken kunnen. Naar onze gisfing zyn
het driederley Kobaldhoudende Eitzen,, en in deeze veronderftel-
ling zullen wy flegts in het .algemeen iets van de Sobald
zeggen.
Men verftaat onder Kobald een Mineraal, dat de Gedaante
van een Metal heeft, en geftnoken zynde, een blaauw -Glas
uitleeverd. Op het uitterlyk gezigt is het befwaarlyk o f ge-
heel niet te kennen, maar de Proef moet eerft toonen, wat
zoort bet is.
Want^nen vind witte, graauwe, bruine, groene, fwarte, gee-
le, loodverwige, en bonte Kobald-Ertzen. Zy houden zomtyds
Y z e r , Köper o f Zilverin, zÿn fterk met Arzeniek vermengd,
en Worden in Spath, Hoornfteen en andere Zoorten van Steen
en Aarde gevonden. De Geftalte is verfchillende, naamelyk
Knobbelig , Groepig , Kwartzagtig, Kryftalagtig, Schilferig
o f Leyägtig en Bladerig. Men vind dit Ertz in digte Stukken,
Laagen en ook in Gruis dat vermolmd fchynt te zyn , o f het
is maar een bloot beilag op andere Ertzen, zomtyds kan men
de Kobald geheel niet van Bismuth o f Mispickel onderfcheiden,
en daarom is het moeijelyk te bepaalen, wat deeze Afb e dingen
vertoonen.
Na dat wy tot dus verre onze twyffelagtige Gedagten op ’t
Papiergebragt hadden, ontfangen wy van de Uitgeevers ( * )
van dit Werk eenig Narigt nopens deeze Stukken, dat hun, op
hun verzoek van den Heer Dan. Sprunglin Predikant de Stettlen
by Bern, als tegenswoordige Bezitter van de Origineele mede-
gedeelt was. Het beftaat daar in , „ dat Fig. 9;. een Bismutb
„ Ertz is, waar aan de Bismuth door een zagt Vuur in Drup-
„ pels te zaam geünolten is , zoo als men in de Afbeelding
aan
( * ) De Heeren Erven Knorr, te Nürnberg.
( ”» ) De Heer Sprunglin meid, ,, dat dit geen Spiesglas-Bloeizem, maar Kryitallynfe Kobald-Bloeifel is” . Mogelyk legt 'er dan tog
een Ahtimoniaal beginzel tot grand, want wy bebben even dergelyk in bet Antimonium uit de Bergwerken van Hongaryen gezien.
,(oö) Dit ftukzal, volgens de Heer Sprunglin, ook cm Kobald-Ertz zyn, bet geen met loftfe Kobalt s-Bloeifel befiaagen is.