tigen Bck de Zee-Naaid genoemd word. Het Lichaam is zeer
lang en (mal, met de Kop eender van dikte. De Oogen zyn
zeer groot, de Snuit lang en puntig, en by zommige wel nog
eens zolang, als hier verbeeld is- Het ondetfte Kakebeen
fchynt gefpleecen te zyn, gaande van ohderen aan het zelve
een diepe Goot hecn. Zo wel boven als onder ftaat een lange
Key van zeer fyne en hooge Tanden, die van elkander af-
ftaan, zo dat de boven Tanden altyd tusfchen twee onder
Tanden inflaan. By de meefte is het onderfte Kakebeen een
vierde van een Duirn langer als het bovenfte, mogelyk, om
daarmede hunnen Roof eerit te'kunnen opligten o f aan te
Ipitten.
Men heeft verfcheide Onder - Zoorten, de grootften zyn
omtrent anderhalve El lang, en houden zig veel in de Bogt
van Mexico op.
Fig. 3. Deeze behoord als een Byzoort tot het Geilagt der
Krop-Visfcben, die op de Plaat H. en H. I. vertoond zyn.
Hy is driekantig en met Hoorns voorzien, zo als wy reeds een
dergelyke vierkantige befchreeven hebben. De Mond legt
egaal met de vlakte van het Onderlyf. De Hoorns zyn twee
lange en harde uitfteekzels, die omtrent zo geplaatft zyn , als
de Hoorns der Tuin-Slakken. De harde Huid beftaat uit
zeshoekige Schilden, die met Sterrevormige ftreepen getekend
zyn. Agter aan den Staart eindigd het vlakke Onderlyf in twee
lange ftekels, tusfchen welke de Staart legt.
Eg. 4. Deeze Vifch fchynt een Zoort van Haaring te zyn,
en wel die waarvan de Bokkems gemaakt worden, fchoon wy d ir
niet vaft bepalen, doordien men de Straalen in de Vinnen niet
teilen kan. Anderzints vind men 00k aan het Gellagt der Haa-
ringen, dat hun onderfte Kakebeen langer is , als het bovenfte.
Fig. 5. Deeze Steekelige Krop- o f Kogel-Vifcb verfdhild mer*
kelyk van de bovenfte öp de Plaat H. De ftekels zyn kort,
ftaande op een driehoekigen platten Voet. Het Lichaam is
van agteren roüd en heeft in plaats van een Staart maar eenige
weinige Vinnen-
Dit Zoort word niet veel grooter, en men vind ’er veele
Byzoorten van. Immers hebben wy ze gezien die lange en
regte Steekels hadden, andere met kromme Zabelvormige
Steekels, wederom andere waren maar met Wratjes bezet.
Z y worden veel in Oofl-Indib'n, en meeft aan de Kaap de Goede
Hoop gevönden- De Heer L i n n ä u s geeft haar den Naam van
Diodon Ecbinatus. Maar het is in der daad' moejelyk, om naar
gedroögde ftukken het Zoort te bepaalen, terwyl ze hunne
Natuurlyke Gedaante niet behouden, maar fterk te zaamen
rimpelen.
T A B. H. I V.
Pig. i . T T e t Geflagt der Haai-Visfchen is zonder twyffel
X I het talrykfte ten aanzien der Zoorten en Byzoorten.
Men noemt ze 00k Zee-fVolven, en de Heer Lisr-
n je u s geeft hun de Naam van Squali, en plaatft ze onder de
Tweeilagtige Dieren die zwemmen. Z y brengen hunne Jon-
gen leevendig ter Waereld, en hebben twaft ieder Oog een
Snuifgat. Het zyn de ergfte Roof-Visfchen-, en-worüen van
wegens hunne vraatagtigheid Zee - fVolven genaamd, want zy
ilikken alles gulzig op, wat hun ontmoet, weshalve zy gaerne
de Scheepen verzellen, om alles op te vangen , wat over
Boord geworpen word, zelfs de oude Vodden en Zeildoeks
Lappen niet verfmaadende, want zommige Reizigers hebben
ons verhaald, hoe dat deeze Visfchen de Scheepen wel eenige
honderd Mylen weegs verzellen, en wanneer het gebeurde,
dat men een van hun aan den Hoek door Lokäas virig, vond
men wel in hunne lngewanden Neusdoeken en allerhande
Zaaken, die over Boord gevallen waren. : Haar Mond ftaat
aan de onderfte vlakte van het Hoofd, en daarom moeten zy
zig doorgaans om wenden en op den Rüg leggen, als zy iets
opvangen willen.
Men vind ’e r , die wel de lengte van 20 en 30 Voeten hebben,
en zomtyds 6000 Pond zwaar zyn, daarom-zyn'06k‘'de'
Menfchen voor hun niet vylig, want indien een Matroos het
ongeluk heeft om over Boord van een Schip te vallen, waar
een Haay in de Nabuurfchap is , dien gaat het ongetwyffeld
gelyk Jonas.
De grootfte Zoort van de Haaijen is de Groote Zee-Hond,
o f Canis Carobarias, na hem volgen de Catuli, die met de andere
Zee-Honden, welker Huid ruig en haairig i s , en die
met V in -V o eten voorzien z y n , niet moeten vermengt
worden.
Voorts zyn 00k de Kruis-Haaijen bekend, die men om hunne
Gedaante 00k wel Hämer - Vifch noemd, want zy hebben een
K o p, die gelyk een Hamer over dwars aan het Lichaam zit,
draagende de Oogen aan beide Enden van deezen Hamer, en
de Mond van onderen.
De Zwaard- en Zaag-Visfchen die mede ongemeen groot
worden, behooren 00k tot dit Geflagt, gelyk mede een mee-
nigte kleinder Zoorten van Haaijen, die men den Naam van
Zee-Honden, Zee-fVolven, Zee-Vosfen, Stekel-Honden en Zwyn-
Honden, gemeenlyk geeft. Alle hebben ze fcherpe en vrees-
zelyke Tanden in een o f meerder Regels, van Gedaante naar
hunnen Aart verfchillende. Haar Huid heeft geene Schubben ,
maar. is ruw gelyk T r y p , en op het'Gevoel iets fcherp.
Hunne Vinnen zyn niet dcfbr Ribben o f Straalen afgedeeld,
maar fchynen meer in Lappen te beftaan, die maar het onder-
fcheid der Zoorten 00k eene onderfcheide Gedaante hebben,
en anders geplaatft zyn.
De tegenswoordig Afbeelding vertoond een Jonge Zee-Hond,
dien de Heer L in n iE o s den Naam van Mufielus geeft,en die
van Rondeletius Galeus Ltsvis genoemd word. De Mond
zit verre onder het bovenfte Kakebeen. De Tanden die
in den eerften Regel ftaan zyn lang en fcherp, die van de
volgende Regels zyn korter, dbg zy hebben alle eene driehoe-
kige Gedaante. De Mon'd is zeer gfoot, want zo deze Vifch
denzelven opdoet, fchynt het,' als o f de geheele Kop van elkander
fpleet. De Snuit ipringt met een groote Lap over den
Mond u it, en dit noodzaakt den Vifch zig in het grypen naar
den R o o f om te - wenden. De Oogen zyn van een middel-
maatige'grqote.: •. De'Huid heeft een vermengde blaauwe en
roodagtigen glants, en terwyl dezelve des Nagts een fterk Ligt
van zig geeft, zo is dit vöorhet Scheepsvolk eene aangenaame
Vertooning, wanheer eenige deezer Visfchen hun Schip verzellen,
en zy haar des Nagts eenig Voedzel töewerpen.
■ Fig. 2. Behalven de Haaijen heeft men nog een ander Zoort
van iRoof-'Viiichen’, •• die menZec-Duivels noemd. Hunne
Gedaante heeft eenige overeenftemminge met den Roch, de-
wyl haar Lichaam ter zyden tot over de helft in een breede
vlakte beftaat.
Dit Zoort behoord geenzins tot het Geflagt der Rochen *
maar word van den Heer L in n je u s Lopbius genaamd, en
mede . onder de Tweeflagtige Dieren geplaatft. Van deeze
Zee-Duivels is ’er een groot en een klein Zoort. De groote
Zoort heeft verfchrikkelyke Kaaken en veele Regels Tanden,
maar de kleine Zoort heeft naar evenredigheid van het Lig-
haam een zeer kleinen Mond, en men ziet ’er in deeze Figuur
een Afbeelding van<
Deeze kleine Zee-Düivel is de Vejpertilio van den Heer L iw- NiEus en de Rana Pifcatrix van J o n s t o n , wordende 00k
Zee ■‘ Rad genaamd. Men vind deeze Vifch in de Americaanjcbe
Wateren. Zyne-Gedaante is niet zeer aanzienelyk, en men
kan ,h«n fliefwel zonder gevaar van ontfteekinge aantaften;
De'koleur is fwart-bruin, hier en daar met geele vlakken ge-
teekend. Het geheele Lighaam is met groote en kleine Scee-
kels bezet. Om de grootfte Steekels ziet men een Kring met
Straalen, uit welke de Steekels fchynen om hoog te ryzen,
wie zig aan deeze Steekels befchaadigd, krygt eene fterke
Ontfteeking. . Het VJees van "den yifch is mede zeer liegt , en
H .IV
& a A u *re,o o A L a J i z r i c L n o .
Ouift£an~Zim iey<r <ut natr.pinaxtr.