in blaauwe Hoomfteen, in drooge Leem, in Zand, en bv
andere Metallen als Cinnaber, Kwikzilver, en Zilver, dog
het is fpaarfaamer by de overige Metallen. Terwyl het nu al-
tyd gedeegen is , zo ish e t noic Verertzt, o f innerlyk met
een Bergaart verbonden, maar zit meeftendeels in fyne Kor-
reltjes gelyk Maankopzaad in het Geileente en in andere Metallen
mgefprengt; want de Goud-BIaderen en Goud-Knopjes
zyn maar enkelde Gevallen, fcynde ook de dikke Goud-Aderen
in de Stuffen taamelyk raar. Het Wafch-Goud, is dat Goud,
dat door de Wateren afgefchuurd en voortgeileept word, en
zo m de Rivieren en Stroomen komt.
Men ziet in de Afbeelding hier en daar nog eenige zwartag-
tige Plekjes, waarby zig op zommige plaatfen een bleekroode
glants vertoond. Deeze plekjes ontilaan van het Zilver, dat
zig door het Geileente als een Damp door getrokken,
en zig als een rook daar tegen aangezet heeft. Terwyl nu
het Zilver, (zoo als wy naderhand aantoonen zullen) onder
anderen ook inRoodgulden-en in Zwart-Ertz verdeeld word,
zo vinjien wy in deeze Plekken een Bewys daarvan. Niet te-
genflaande nu het Zilver in de Goud-Bergwerken Oorzaak is,
dat het Goud, zo ’er veel Zilver by is , zeer bleek word,
zo is dog het Goud in de Bergwerken van Hongaryen geelder
afc ergens, want de lndiaanfcbt Bergwerken geeven een zeer
bleek en witagtig Goud.
_ 2-‘ «eeze Afbeelding vertoont ons eene andere Goud.
jfw « , uit Hongaryen, die, zo veel men uit het Geileente be-
ilunen kan, vermoedelyk van Scbemnitz is.
I DJe!?® Stoffe houd eenige Goud-Tongetjes met aangewaa-
ferad Zilver en Glas-Ertz in een graauwe Spath. De Goud-
1 ongetjes lopen op twee plaatfen naail elkander, als dünne
•puntige ßlikjes uit het Geileente, maar aan het benedenile
gedeelte van den Klomp ziet men nog eenige digt by elkander
leggende Korltjes van ingeiprengd Goud. De overige witag-
tige Vlakre is de graauwe brokkelagrige Spath, aan welke hier
en daar een fwa'rtagtig Zilver aangewaafemd is. De agterile
fwarte zyde toont het Glanz- o f Glas-Ertz, het geen eenzoort
van Zilver- Krtz is , dat naderhand by de volgende Afbeel-
dingen belchreeven word.
Offchoon wy nu »an het Z iW , dat in deeze Stuffe is,
lprceken, zoo.behoord dog dezelve onder de Goud-Stuffen,
wordende ¡¡an zulke Emen den toenaam »an dat Metal eeze-
»en, t welkhet meeft daarin opzeflooten is , o f waartoe menze
in de Berg-Hutten »erarbeid, fchoon in een Klomp zomtyds
driederley Metal vermengd is. y
Fig- 3• Van de Goud-Stuffen gaan wy tot, Ae Z t t . v e r -
E rt zen over, en merken vooraf de meenigerley Soorten van
het zelve aan. Men vind naamentlyk gedeegen en Verertz
Zilver.
Het gedeegen Zil»er , het geen in meenigte en zomtydts in
zeer groote Klompen in de Bergwerken gevonden word, zit
dan eens in- en dan eens boven op het Geileente in allerhande
Gedaantens. Aldaar wail het met verfchillende Hoog-
tens, BuUen, dünne Bladeren, Kryftallen, fyne Draaties o f
Dairen, Tandjes, Boompjes en dergelyke, waartoe men ook
het Loodverwig Glas-Ertz reekenen kan. Het is van een
iwartagtige koleur, en zomtyds ook iets geelagtig, beilaagen.
Wanneer het gedeegen is , kan men het met een Mes ihyden.
De Steenfoorten, waar in men die gedeegen Zilver vind, kun-
nen met bepaald worden, om dat men het in allerhande Geileente
vind.
Het verertzte Zilver in tegendeel, dat met een Berg- of
Steenaart inwendig verbonden i s , word in de navolgende
Worten verdeeld:
Als in Witgulden, Roodgulden, Smartgulden en dan nog in
eenige andere byzondere Soorten, hebbende ieder Hoof'dfoort we-
derom haare Onäerfoorten.
n « r m D,EN’ E * T? witagtig, en helderblinkend.
Daartoe behoord als een Onderfoort het Faal-Ertz dat wit
en fwartöndereengemengtis, enhet Graauwe-Ertz, hetgeen
de Berglieden Röjcbgemikhfe noemem. Dit laatile iseene mengeling
van Zilver, Lood en Köper, dat door middel van eeni-
ge Zwavel en Arfeniek met elkander vereenigt is.
Het R o o d g u l d e n Zilver-Ertz heeft eenen roodagtigen
Glants, maakt Kryilallynfe en Bloemagtige Üitbottingen, die
dik o f dun tegens het Geileente aanleggen, houd neffens het
Zilver ook Yzer en Arfeniek in, körnende de roode kleur van
het daar onder vermengde Yzer.
Men reekend daar ohder veele droezige (dat is , die ’ei* als
het onderile van de Zuiker in de Zuikerkandy-Potten uitziet)
dobbelfteenagtige en boekige, zo wel bruine als donkerroode en half
doorzigtige Zilver-Ertzen, als mede de getyger.de o f bont gevlam-
de Zilver-Ertzen.
Het S w a r t - Z i l v e r - E r t z is een roeilig, ruw onaan-
zienelyk en als door de lugt ingevreeten Ertz , wordende veel
in , tuflehen, en by de Loodglantz Ertzen gevonden.
De B y z o n d e r e S o o r t e n o f GewaiTen zy« het Hoorn.
Ertz, ( lurut comea ) het welk naar een half doorfchynend geelagtig
Hoorn gelykt, en zig niet alleen ihyden, maar ook in
de Kaars fmelten laat. Vervolgens het Feeder - Ertz het geen
met Antimonium Verertzt is , en fyne Veezeltjes heeft.
Van gelyke het Ganzedrek-Ertz, het geen een mehgeling
van Gedeegen en Witgulden Zilver-Ertz is, tuiTchen het welk
eene geelagtige, roeifige Itoffe, en groenagdge Steen foort
legt, die te zaamen aantoonen, dat ’er Yzer en Köper mede
onderfchuilt. Eindelyk hebben byna alle andere Metallen
en halve Metallen , ja zelfs het Gefteentd , tot de Zwavel-
Keyen to e , dikwils Zilver by zig, zoo dat men Göud met
. jer» Per* r , en voornamöntlyk Lood met ZilVef
vind. Dit z y genoeg tot opheldering van de Zilver-Stuffen,
want wy fchryven hier geen Syftema van de Metallen.
Belangende dan het Stuk, ons hier vertoond, zo is zulks
het zoogenaamde Boom-Zilver, het geen aldus gedeegen van
Natuur uit het Geileente voörtgroeid, en in het fVurtembergfi'
gevonden is. Men is by zodanige Stukken waar menze in de
Kabinetten ontmoet, niet zonder bedenking o f niet de eerile
Bezitters aan de Boomagtige gedaante behulpzaame Händen
gebooden hebben, en wy willen ook niet loochenen, dat wy
zomtyds aan zulke Stukken eenige Kenmerken van de Hand
eenes Konftenaars gevonden hebben. Geileld ondertuffchen,
dat een zodanig iluk werkelyk in de Natuur gevonden word,
zoo is de Vraage: O f deeze Boom- o f Kant-agtige gedaante
eene eigen magtige Vegetatie en Wasdom van het Zilver is?
dan o fd e Zilver-Dampen zig aldus toevallig geformeerd hebben,
zo dat het Metallies-Vogt zig in een zulke Matrix, of
MoeAerfteen verzaamelde , die aan het zelve deeze gedaante
gart °
Om deeze Vraag op te loffen, moeten wy aanmerken, dat
men een Soort van Vegetatie o f Wasdom in het Mineraalryk
geenzints in twyffel trekken kan; Edog wy verilaan onder dit
Wauen geen Omloop van Zappen, maar ilegts een Aandrin-
gen van dezelve , zo egter, dat deeze Zappen ingevolge de
innerlyke hoedanigheid van hunne Deeltjes, zouten o f dergelyke
eene zeekere beeidende, o f figuur ontwerpende kragt
hebben. Ten bewyze van dien beroepen wy ons öp de Kry-
Hallen, verder op de zogenaamde Dendriten o f Boompjes Stee-
nen m Pappenheimer Le y; op de Vegetatie van de Doode Kop
QCaput Mortuum) van Vitriool, en allerhande Steenagtige Uit-
waffingen, en eindelyk ook op het Koraal, in zo verre wy
zulks als een Steenagtig Gewas, en niet als een Maakzel van
de Polypuffen aanzien (««).
Dit nu tot een Grond gelegt hebbende, zoo iluiten wy dog
ook in de meelte gevallen de toevallige formeering van deeze
figuuren niet uit, die door behulp van een Matrix ontftaat,
en gelooven gaarne, dat die by het meeile Mineraal plaats
heeft. Wanneer dan volgens deeze laatile Helling het zuiver-
ile Zilver-Vogt door het Gebergte trekt, en daar in zeekere
Reeten en Gaaten ontmoet, in welke zig het zelve neederlegt,
zoo moet het by de Verilyvinge nootzakelyk dezelfde figuur
aanneemen , die de Moederlleen van binnen heeft, daar hy
open o f gefpleeten is en gaapt. Naar maten nu het aandringen
der Mineraal-Vogten fwakker o f Herker is , zo komt ook het
Meis
meeilvan KohuI^hhJt s lU f Foom-Zilver; dat niet door een Matrix zo gevortnd is, maar vry uit maß Het