Da gefteldheid van htm Kcel fchynt ondertusfchen de Oor-
zaak te Zyn , dat eenige ecfn gro'över 6n ändere een fynder
Scem hebben, en de een boven de andere uitmunt in fiet Vermögen
om veranderingen van Klanken voor den dag te bren-
gen. Dog bec Vermögen , om van deeze Bekwaamheid ge-
bruik te maaken , o f niec , fchynt volkomen willekeurig te
zyn. Wy zonderen hier van alleen maar dat geluid a f , het geen
zommige Vogels genoodZaakt zyn te geven, wannecr de veran-
dering en de persfing van de Lugt op hunne Longen werkt»
als' het kraaijen van den Haan, Üet flaan van deKwartel, en
die/gelyke (« ) .
Dat zommige Vogels ook de Taal van een Menich na Apen
können, is een Bewys van haare Bekwaamheid in het aannee-
iiien en leeren, het geen zy dikwils van ’t zelfs en uit eige
Beweeging doen, zonder dat men eenige moeite behoefd aan
te wenden om haar zulks te leeren. Schoon men nu wel niet
zeggen kan, dat zy met de Woorden en Spreekwyzen die zy
leeren eenige Gedagten verbinden, zo befpeurd men dog, dat
zy zulke woorden , die een Toorn o f Liefde, o f Schrik uit-
drukken, zeer wel onderfcheiden, gelyk zulks uit hunne
vriendelyke Praat, als zy vergenoegd z yn, en uit haar Scheiden
als zy boos z y n , blykt, brengende het de eene Vogel
daar in verder als de andere. Ten minften kon men wel niet
ligt iets onverwagter höoren, als het geen eens een Päpegaay
in een groOt Gezelfchap overluid uitriep. Want toen in dat
Gezelfchap door Toeval een Köffy-Kopje van de Tafel in
ftukkeh viel, fehreeuwde deeze Vogel luyd keels: Heer Jefus
wat is dat ? hebbende deeze maniere van uitroepinge van ’ t
zelfs van de Huisvröuw geleerd , die gelyk veele Duitfchers
de gewoonte had, by een fchielyke Scnrik deeze woorden te
ipreeken.
Die Vogel moet dus het Vermögen gehad hebben, deeze
woorden juift in zoortgelyke gevallen te gebruiken, waar in
ze van de Huisvröuw (fchoon onfchikkelyk, ) plagten gebruikt
te worden.
Wat eindelyk het Verfchil der Vogelen betreft, zo teld men
’er reeds zes honderd Zoorten en Onder-Zoorten van, en zommige
meenen die getal reeds over de agt hondert te begrooten,
om nu niet van de bykans ontelbaare afwykingen te ipreeken.
En hoe veelVogels zyn ’erwel, die ons geheel onbekend zyn?
Ondertusfchen ontbreekt het ook niet aan Verdigtzelen,
waar toe wy den Vogel Ruk en de Phosnix; mitsgaders de
Gryp-Vögel o f Griffioen der Ouden mögen teilen, fchoon
men onder den Gryp-Vogel ook wel de Cuntur o f Condor van
J o n s t o n veritaan kan.,
Deeze Vogel bevind zig op de hooge Rotzen van Peru en
Chili, en is , zo ver men weet, de grootfte, alzo hy in groote
den Struis-Vogel overtreft. Men heeft ’er namentlyk zulke ge-
vonden, die met uitgebreide Vleugelen de breedte van dertien
Voeten hadden , en de Pater F e u i l l e r heeft ’er. een ge-
fchooten, die e lf Voet en vier Duim breed was.
Men toond ook in het geweezeKabinetvanHANs S lo a n e
in London, eenige Pennen van deezen Vo go l, en getuigd ’er
Van, dat hy in ilaat is om een Schaap met zyn Klaapwen
aan te vatten, en met zig door de Lugt op de hoogfte Rotzen
te voeren , alwaar hy het zelve in een eenige Maaltyd ver-
teerd
W y zyn nu in deeze Inleidinge wat wydloopig geweeft,
en wenden ons dan liever tot de Befchryvingen der Afbeeldin-
gen,waar van wy om reeden, boven aangehaald, maar eenige
weinige ontmoeten, door dezelve ilegts een Äanleiding ge-
vende om de overige Geilagten en Zoorten, daar nä te
beoordeelen.
T A B. I.
Onder alle Vogelen zyn de Atnerikaanfcbe Kolibrietjes niet
alieen de kleibfte, ( door dien zy feiernder xyn »ls onze
Europifcbe Tbuin-Koningkjes) maar ook byöä de fraayfte, ter-
wyl hunne Pluimen en Veeren op eene wonderbaare wyze
met Goud praalen, het geen rykelyk Over dezelve in de cier-
Jvkfte en pragtigfte hooge köleuren uitgegooten is , zo dat men
diergelyks by geen een andere Vogel ontmoet. Alzo ’er nu
van deeze Vogeltjes veele Zoorten, (gemerkt men in Jamaica
en de Antillifcbe Eylanden wel 14 Zoorten teld,), behalven die
geene, die men aan het vafte Land Van America ontmoet, zo
heeft men op deeze Plaat vier van de voomaamfte Zoorten
äfgebeeld.
Z y zitten op een bloeijende Tak van een Citroen-Boom,
waar op te gelyk een Nesje met twee Eijers z it, om daar door
haar Woonplaats en Leevenswyze eenigermaate aan te toonen,
door dien zy in diergelyke Boomen en Kreupel - Gewasfen hun
N e il maaken, en zig van den Honig, die in de Bloemen is,
voeden, weshalve men ze ook Honig-Vogels, Zomer-Vogels,
Bloem-Zuigers , en wegens haare Goudkoleur Goud - Vogels
noemd. Terwyl zy ook hun Voedzel in de Vlugt uit de Bloemen
haalen, en geduürende dien tyd een zagt geluid van zig
geoven , (Hoor dien men anders van hun geen Gezang hoord )
zo noemen de Duitfchers dezelve ook wel Brom-Vogeltjes, dat
i s , die een gezuis maaken. De Heer L in n j e u s heeft ze
onder den Naam van Trocbibu, befchreeven.
Van wegens haaren langen en puntigen Bek, zoude men ze
onder de Spegtagtige Vogels moeten teilen. De Bek is een
halve Duim lang, zwart van koleur, by zommigen regt uit
loopende, en by andere iets krom geboogen. Hunne Pootjes
zyn zwart, k o r t, en met vier Vingers voorzien; waar van
drie vo o r , en ddn agter itaan, aan deeze Vingers zitten kleine
fcherpe Klaauwtjes. Men verdeelt ze ook in lang- en kort
Geftaarte. De Staart heeft acht, en ieder Vleugel twaalf
Pennen. Zommigen hebben kleine Pluimen op den Kop. De
Oogen zyn klein , zwart, en glinilerend. De Tong is Ko-
kervormig en gefpleeten , voorts verfchillen ze ook in koleur,
zo als wy nu uit de A f beeldingen zien zullen.
Het
( b ) Het Kraaijen van den Haan geßbied gevsotmlyk des morgens tusfehen tmee en vier men, en buiien gemoon, ter tyd wanneer bet
Weder Jlaat te veränderen. Wat bet eerfle aangaat, zo is de Lugt in de Morgenflond bet zmaarße, door dien de, des Avonds om bcog
geßeege Lampen, des Morgens door bunne zwaarte nelrvallen, en vooraf onzeri Dampiring, of liever Lugtkring drukken, bet geen waar-
Jchynelyk Oorzadk van bet gevmone Kraaijen der Haarten is. En wat den buitengewoonen tyd betrefd, zo bebben wy altyd gevonden,
dat die met bet zakken, of ook wel met bet ongemeen klimmen van den Barometer overeenkomt, zynde in bet eerfle geval de Lugt votr
bunne Longen te Tdel, en in bet laatfle te zwaar. Wy bebben ook aangemerkt, dat de Haarten des Morgens niet in alle Landflreeken cp
een en bet zelfde uur Kraaijen, maar dat zulks in de Noordelyke Landen veel laater gefebied, by voorbeeld om vier of vyf uure gelyk wy zulks
in Petersburg tierfebeidemaalen opgirmtkt hebben, daar ze integendeel in de Zuidelyke Landen reeds om twee uure en nogvroeger Kraaijen.
Mogelyk, om dat daar de Lampen door de wärmt xtan het Klimaat vroeger en meenigvuldiger opfleigen en nedervallen, als daar het koud is.
Gelyk dan mede het Kraaijen des Zomers en Winters ook een uur doorgaans verfchtld.
(0 ) Het is mede een Bewys van Gods groote Voorzienigheid, dat ’er van de eeffte en gevaarlykfle Roof-Vogels, zo als ook van andere
Roof-Lieren , nooit een zeer groot getal i s , terwyl die al te groote Slagting onder andere Dieren zouden aanregten, of de zeekerheid der
Menfcben zelfs fiooren. Zynde integendeel onfcbadelyke en in de Hmsboudinge nutte Vogelen en Dieren overal in den grootflen overvloed, en zulks
flickt voor de Menfcben tot een Zegen en Verkwikking.
¿ a c o A u / e o ¿ B tu r c r ia a ii. a t^ n -