X V I V O O R R E D E .
het diep bukken by een groote Verzameling_zeer onaangehaam en laftig is,
zo heeft men ook aan te merken, dat het aan het oog hindert, de Natuur
ftukken zoo laag aan den grond te befchouwen. In het boveneind van deze
voet kan men een eenige groote en geheel doorgaande laade met twee heng-
zels maken, die van binnen dieper is als alle boven laaden, ten einde daar
in zodanige groote ftukken te plaatfen, die in de overige ondiepe laade niet
gevoegelyk leggen kunnen. De Kaft zelve, die op deeze voet geplaatft
vvord, beftaat uit twee langwerpige, op elkander geftelde, en wel op elkander
lluitende Kalten, waar van yder een middelfchot en aan yder zyde
van dien zes laaden heeft, dus ieder der twee Kalten ii; en de geheele Kalt
of Opftel 24. laaden in twee ryen heeft. De gantfche hoogte van de Kaft
moet zo zyn, dat een Perfoon van middelmatige groote gevoeglyk in de bo-
venfte laade zien kan, als men ze uithaald, zonder dat men nodig hebbe, de
geheele laade uittetrekken, en om laag te houden. Ieder laade moet niet
over de anderhalfwoetlang, en twee voet breed zyn, en als elke laade op
zig zelf drie duim diepis, dan zal alles gevoegelyk daarin können geplaatft
worden. Worden in tegendeel de laaden dieper gemaakt, dan vinden 12.
laaden in de bepaalde hoogte van de geheele Kaft met de voet daartoe gere-
kend geenplaats, behalven dat dan de'kleine zaaken zig te veel verbergen
en geen aanzien hebben, als z y in al te diepe laaden leggen. Veel eer kan
men fomtyds de laaden vry ondiep onder drie duim laaten maaken, wan-
neer ’er vlakke en platte zaaken in de geheele Kaft zullen geplaatft Worden,
zoo dat ’er na vereifch der omftandigheden 18. tot 24. laaden boven
elkander komen. Terwyl w y nu te vooren reeds aangetoond hebben
, dat het beeter is , alle zaaken van een Zoort en Geilagt by elkander
te leggen, wa*c door het veeltyds gebeurd, dat een plat ftuk en
een verheeven ftuk by elkander moeten geplaatft worden, zoo kunnen w y
’er onze toeftemminge niet aan geeven, wanneer de Liefhebbers in een Kaft
laaden van verfchillende hoogte by wege van evenreedige vermindering maken,
V O O R R E D E. xvii
keh, om de groote ftukken onder, de kleindere in het midden, eh de glatte
ftukken in de bovenfte laaden te leggen. Want ditveroorzaakt, dat men
die zaaken niet by elkander plaatfen kan, die dog by elkander behooreli.
W y hebben boven gezegd, dat deeizeKaft uit twee langwerpige op elkander
ftaande Kaften moet beftaan, könnende iti het midden afgeligt worden.
Dit oordeelen w y deswegen goed te zyn, om, wanneer ieder langwerpige
Kaft aan weerskanten een hengzel heeft, (gelyk de regiftratuur Kaften in
de Secretaryen,) in tyd van b ran d o f e e n ig gevaar dezelve en op die wyze eeh
geheel Natuur-Kabinet gemakkelyk weg te dragen en te bergen, o f te vef-
huizen is, zonder dat men noodig hebbe de Laaden uit te haalen o f de Naturalien
aan te raaken. Eyndelyk kan men zodanig Kabinet of Kaft van boven
plat laten, o f er een Opftel van ddn twee- o f drie Trappen opzetten, en
in beide gevallen eenige groote ftukken, die geheel in geen laade gaan,’er op
plaatfen, om daardoor aan te toonen, welk zoort van Naturalien in zodanie
O
Kabinet leggen. Edog kan men ook, iridien de mecnigte van groote ftukken
zulks vereifcht, byzondere ftellagies daar toe vervaardigen, die in de
Vertrekken o f vry ftaan, in de gedaante van Piramiden, oftegen een wand
leunen met het opfchik van een Turfche T en t, waarin twee, drie o f meer
boogsgewys uitgeholde planken leggen.
Wat de Glaazekaften aanbelangt, zo fteld men dezelve, gelyk de voor-
gaande, op een zoortgelyken voet met twee doorgaande glaaze deuren, zyn-
de van binnen o f met planken belegd, o f tegens den wand met verlcheide
vaftgemaakte cardoezen, waarop men groote zaaken Hellen kan, voorzien;
Het oog moet zelve de fchikkinge daarvan aan de hand geeven, gelyk het
dan ook voorts van den fmaak en het vermögen van den Bezitter afhangt te
beraamen, wat verder tot prägt en verfiering van alles vereifcht word. Want
w y zouden onnodiger wyze wydlopig z yn , wanneer w y alle zinryke uit-
vindingen aanhaalen wilden, die men wel in Keizerlyke, Koninglyke en
Vorftelyke Kabinetten ontmoet.
II. D e e l . * * * * * js