T A B. H. i L
g' *• F Y p,aite Visfchen’, welker Oogen beide aan een
_L>/ en dezelve zyde digt by elkander ftaan, bekend
onder den Naam van Roch, Bot, Schol, Tong en dergelyke,
zyn van de Heer L i n n ä u s Pleuroneßes genaamd, en onder de
Thoraces gereekend, .die aan den Buik Vinnen hebben, itaan-
de onder de Malacopterigii| dewyl hunne Vinnen week zyn.
Terwyl wy nu in de Inleidinge gezegd hebben, dat zommi-
gen van deeze Visfchen hunne Oogen aan de regter zyde, en
andere aan de linker zyde dragen, zo geeft ons deeze Plaat
gelegenheid, dat onderfcheid te bemerken. Behalven dien
onderfcheiden zy zig nog door andere Merkteekenen in veele
Zoorten en Onder-Zoorten, het zy door plekken, Itreepen,
lteekels, een ruige, o f gladde Huid, en het getal der Pennen,
die hunne Vinnen uitmaaken.
In de tegenwöordige Afbeelding Ziet men een Boi aan de
regter zyde vertoond. De Vinnen loopen längs den geheelen
Rüg en Buik tot aan den Staart toe, en zyn tusfchen den Rüg
en Staart het langfte. De Oogen puilen fterk u i t , en ftaan
digt aan elkander, zynde het bovenite Oog grooter als het on-
derite. De Mond is onder en boven met een ronde Regel
fyne Tandjes voorzien, die van boven plat zyn. Haar natuur-
lyke koleur is blaauwagtig, maar gedroogt zynde, trekt die
na een geelagtig bruin. De ftreeken die hier door de Huid
heen fchynen zyn de Ribben, o f zy Graaten, die liit de Wer-
vel-Beenderen van den Ruggraat, welke met Witte Piintjes
geteekend is , voortkomen. De Staart is gefpleeten.
Fig. 2. In deeze Figuür is de linker en Witte zyde van dien
zelfden Bot vertoond, alwaar men geen Oog ziet. Niet te-
geriftaande egter aan' deeze zyde geen Oog is ,' zo puilt het
bovenfte groote Oog van de andere zyde zo verre om hoog
uit, dat de Vifch evenwel ook naar dien kant zien kan.
Fig. 3. In de tegenswoordige Afbeelding ziet men het hu
•bekragtigt, dat zommige deezer Visfchen hunne Oogen aan de
andere o f linker zyde dragen. Deeze Vifch is de Rhombus.
Men ziet aan deeze duidelyker als aan de voorgaande, het
verfchil der Oogen en hoe dat het bovenfte grooter als het
onderfte is , zynde het bovenfte Beenhol van het Oog Wel eens
zo groot als het onderfte. Dit Zoort is zo langwerpig niet
als de voorgaande, en de Staart is niet gefpleeten.
Fig- 4. Op het eerfte aanzien zoiide inen deeze Afbeelding
vonr de andere zyde van den zo eveii befchreeven Rhombus
houden, maar dat is zo niet, want dan moeft de Kop aan het
andere end ftaan.
Wy houden dit Stub voor een kleinder Plat-Vis van het
zelfde Zoort als Fig. 1 en 2. vertoond is , hier aan de Ijnker
zyde te zien, en hebbende de Oogen aan de regter zyde ftaan,
ten waare dat dit een onderfcheid maakte, dat zyn langfte
Vinnen beeter in het midden geplaatft z yn , als aan de bo-
venfte Bot.
T A B . H. I I L
Big; 1. r j o wonderbaar de Natuür in haare Afwykirig en
r j Verandering is, zo merkwaardig is zy ook om-
trent de overeenkomft haarer werking, die zy by de Verandering
waarneemt. Haar gebruik is namentlyk, wanneer zy
in den Regel eene verandering maaken moet, egter zo veel
van den eerften Regel te behouden, als immers mogelyk is.
Hier van zien wy in het Ryk der Visfchen uitmuntende Be-
wyzen; want, wanneer by voorbeeld de Natuur Vier voetige
Dieren alzo vormen wilde, dat z y ook te gelyk in het Water
zouden kunnen zwemmen, zo ga£zy aan deeze Dieren Voeten
met Vinnen , geiyk men aan de Zee-Koeijen z ie t; het zy dat die
Vinnen aan de Teenen, o f tusfchen dezelve zitten (zo als by
de zwemmende Vogels het Vlies tusfchen de Klaauwen) of zy
liet de agter Voeten met de Vinne-Staart aan een te zaamen
groeijen, zo als men dat aan de Robben en Zee-Leeuwen
ziet, op dat deeze Dieren in het Water ,00k zoude können te
regt komen. Deeze Wet word altyd van de Natuur opge-
volgt. Z y blyft namentlyk by den Regel, zo lang zulks mogelyk
i s , zy wykt ’er niet a f als wanneer het noodzaakelyk
is , en de verandering, die zy maakt,gefchied op de beknopfte
wyze.
Wanneer dan by gevolg door haar een Vifch zoude voorfc-
gebragt worden, die te gelyk naar de wyze der Vogelen vlie.-
gen zoude, hoe hadde dit wel korter en aardiger kunnen in
het Werk gefteld worden, als met de Vinnen agter den Kop
te verlengen, en daar van Vleugels te maaken, laatende de
Ötraalen van die Vinnen niet alleen ongemeen lang voortwas-
fen, maar verbindende dezelve te gelyk met een Huid, die
breeder is, als men doorgaans aan de Vinnen ziet? Dat nu
de Natuur by haare afwykingen wezendlyk een zo körten
weg inilaat, en de overeenkomft met haare Regelen houd, zo
lang als ’t mogelyk is, overtuigd ons de tegenswoordige A f beelding.
Z y vertoond ons namentlyk een Zee*Swalum van de kleinfte
Zoort i behöorende tot de zogenaamde vliegende Visfchen,
dib het meeft met de Haaringen overeenkomen, uitgezondert
dat de Zy-Vinnen veel langer zyn. Men heeft veele Zoorten
van vliegende Visfchen, die zo wel ten opzigte van hun Lig-
haam en Vleugelen, als ten aanzien van de Lengte en Groote
verfchilleo» De tegenswoordige heeft groote Schubben, de
Vleugels zyn omtrent zo lang als het geheeie L y f,
en beftaan uit Straalen van de Vinnen , die met een breede
Huid aan elkander gehegt zyn. De langfte .Straalen zitten,
zo als de langfte Pennen der Vogelen, naar buiten to e , en de
kortften digt aan het Lyf» Deeze Visfchen kunnen zig alle uit
het Water verhelfen, en taamelyk wyd over het zelye heenen
vliegen, maar zo ras hun deeze Vlerken droog en bygevolg
ftyf worden, zo vallen zy weder neder. De Schepper fchynt
haar deeze Vlerken daarom gegeven te hebben, om hunne
Vervolgers dies te gemakkelyker te ontvlugten. Want zo ras
haar een groote Vifch agter aan zet,! fpringen zy op, en vliegen
eenige fehreeden ver over het Water heen. Hun Vlugt
egter gaat maar regtftreeks, door dien zy , zo als de Voge-
len, zig niet wenden o f zwasijen kunnen.
Men heeft wel meer Zoorten van Visfchen , die groote
Sprangen uit het Water doen, maar terwyl hunne Vlerken zo
lang niet z yn » en zy zig ook zo verre niet uit het Water
begeeven, zo kan men ze niet onder de vliegende Visfchen
reekenen»
Fig. 2. Men heeft zig altyd moeite gegeven, om de Schep-
zelen ldet zulke Naamen te beftempelen, die van eenige gely-
kenisfe hunnen Qorfprong hebben, eh offehoon de valfche
Verbeeldings-kragt meenigmaal in dit Stuk te verre gegaan is,
gelyk dit de Naamen van veele Hoorens en Schulpen be-
veftigen, zo zyn dog egcer verjgheide Naamen tamelyk wel
gepaft, en zulks vinden wy ook omtrent de Naamen van ver-
fcheide Visfchen, dje zomtyds haar gegeven zyn naar de overeenkomft
van hunne Gedaante met eenige andere zaak, gelyk
dan de tegenswoordige Vifch van wegens zyn lengte en pun-
G i tigen v