& x .c A L u s e o (2M u A
H .V I I .
tX iU tr a tl nat-.jrcnivclr.
Fig. 3. Deeze Vifch is ons onder een zeer algemeenenNaam
van Indiaanfcbe Haars toegezonden; dog komt egter in veele
ftukken niec mec onze Inlandfcbe Baarfen overddn. De geheele
Rüg is mec fcherpe ftekelige Vinnen bezet, welker Straalen
wyd van elkander ftaan, en mec een breed Vlies aan elkander
gehegt z yn, zo egter, dat zy met fcherpe Punten uitfteeken.
Even zo zyn 00k de Zy-Vinnen aan het Onderlyf gefteld.
Voorts zyn de Vinnen met een deel van den Rüg roodagtig,
en wanneer de Vifch leefc fpeeld gen goud glants op de
Schubben.
B y deeze gelegenheid moeten wy iets omtrent de koleuren
aanmerken , die wy in deeze Plaaten aan de Visfchen gegee-
ven hebben.' Z y zyn namentlyk met koleuren afgezet, ge?
deeltelyk naar gedroogde Voorwerpen, gedeeltelyk naar zulke
die in Spiritus bewaard wierden, en gedeeltelyk naar de egte
Berigten van zodanige Perfoonen, die zommige Visfchen eer-
tyds levendig gezien hadden, en men heeft veel moeite gedaan
om de natuurlyke koleur zo goed als mogelyk was te treffen;
Ondertusfchen is in de geheele Natuurlyke Hiftorie niets b.e-
zwaarlyker om naar zyn egte koleur te teekenen, als een doo-
de Vifch, die zyn koleur verlieft, wanneer hy fterft, want
droogtmen den Vifch , zo word hy graauw en fwartagtig; zet
men hem in Spiritus dan word hy bleek ; en zal men zig naar
Befchryvingen rigten,.zonder de levendige Vifch voor zig te
hebben, zo is het een zeer bezwaarlyke zaak om de koleur
wel te treffen. De Huid en de Hairen van andere Dieren,
de Veederen derVogelen, de Dekzels der Schild-Paduen,
de Huiden van Slangen, en dergelyke, behouden haare koleuF,
weshalve men hunne Afbeeldingen met koleuren beeter treffen
kan, maar de Visfchen zouden van regtswegen levendig, en
onder het Water leggende, afgeteekend moeten worden y want
het Water verhefc de koleur en vertoond den Vifch in zyne
natuurlyke Prägt: Maar terwyl dit voornamentlyk by Buitenr
landfche Visfchen eene wydloopige en koftbaare Zaak is, zp
moet men ’er zig mede vergenoegen , zo goed men hunne
Afbeeldingen krygen kan, want het is niet te loochenen, dat
men veele koftelyk gekoleurde en bonte Visfchen vind, als,
by voorbeeld, de Indiaanfcbe Goud- en ZilverrVisfchen, de
Paerlemoer ~ Visfchen; mitsgaders het geheele Geffagt van
platte en breede Visfchen, welker Tanden beweeglyk zyn, en
van den Heer L in n & u s Cbatodon genaamd worden, om nu
van meer andere Zoorten niet te gewaagen.
Fig. 4. In de Inleidinge vind men van een Zoort van Visfchen
gewag gemaakt,. die Wel hunne Jongen juift niet levendig
ter waereld brengen, maar egter dezelve in hunne Eijeren
zo verre uitbroeijcn , dat de Jongen ten minften niec lang
daarna ’er uitfluipen. Daar toe behooren de Roch - Visfchen,
en in de tegepswoordige Figuürziet men het Eijer-Melt, of
de Moer van zulken Vifch, uit welke de Rochen naderhand in
Zee vbörtkomen. Het beftaat in een langwerpig Vierkante
Perkamentagtige Z a k , die inwendig hol is , maar van buiten
gelyk een Kusfen ’eruitziet, aan de vier hpeken zitten vier
Hoorns o f Uitfteekzels, dje mede tot in haar Punt hol zyn,
de kpleur is zwart en bruin rood en met iets groens vermengd.
Deeze Rochen -Moers worden wegens hun zwarte koleur en
gebannte, Zee-Muifen genaamd.
Fig. 5. Deeze laatfte Afbeelding vertoond een Zee-Paardje
o f typpwampuf. ßeeze Visfchen behooren onder het Zoort,
dat kantig is , en in plaats van een Mond een Zuig-Tromp
heeft: welker Geilagt Signatur genaamd word. Men noemd
ze Zee-Paardjes dewyl hun Kop en Hals met die van een
Paard zeer veel overeenkomft heeft. Deeze is van boven
zeevenkantig, epvan ond.eren tue aan den Staart vierkantig,
en overal met verheere Dwarsftreeken o f Ribben, die op de
Kanten met knobbeltjes voorzien Zyn, afgedeeld.- Op den
Rüg zjt een eenige V in , en anders nergens. Onder de Borft
is ppk terftond de Opening van den Aars, en wel in het bo?
vengedeelte van dien Zak, die, als waare het, het Onderlyf
fchynt nit te maaken. Waarfehynlyk is deeze Zak de Moer
yanhet Wyfje, ten minften hebben alle Zee-Paardjes deezen
Zak niet»
Ook vind men verfcheide Zoorten, want eenige hebben op
de kanten geheel geen knobbeltjes aan de Ribben, en andere
hebben in plaats van knobbeltjes lange Takken o f Tanden,
wanneer z y fterven, krullen z y hun Staart naar binnen
toe om.
T A B . tt. V i L
Fig. 1. T ' v e Visfchen, welker Mond met den Snuit van een
I / Varken fchynt overeen te komen, worden om
deeze reeden Zwyn-Fisfcben genaamd, ( z o als men ook zeeker
Zoort van Wal visfchen deswegen Dolphynen noemd) terwyl
zy ’er eenige overeenkomft mede hebben, als de Bruin-Fifcby
Storni - Fifcb en Zee-Zwyn, wordende 'er verfcheide Zoortea
gevonden, die zodanigen Snuit hebben.
Onder änderen behoord ook daar toe deeze kleine en treedfe
V ifch , die hier afgeteekend is. J o n s t o n , geeft hem de
Naam van Caper ofCaprifcus, (waar voor andere liever Aper
leezen willen) en van dit Zoort zyn ’er nog verfcheide By-
Zoortem De Indiaanen o f Kriolen op de Antillifcbe Eilanden,
noemen alle deeze Zoorten van Visfchen zonder pnderfcheid
Porco di Amt o f Water-Zwynen.
De Huid van deezen Vifch is hard, fwart bruin, en met
blaauwe vlakken geteekend, hebbende overal ftceepen, die
zig kruisfen, het geen zig omtrent zo vertoond, als o f hyjtiet:
Schubben bezet was, die hy egter niet heeft. De Oogen zyn
zeer groot na dat het Lichaain klein is, en over dezelve gäat
een Hoorn om hoog, welke de Vifch naar welgevallen in een
agter het zelve zig bevindende Reet nederleggen kan, die in
de fcherpe kant van den Rüg z i t , zp als een Kpipmes in de
fleuf van den hegt influit. De Mond heeft lange fcherpe “Sny-
Tanden, .die de gedaante yan breede Blikjes .hebben. De
Vinnen zyn week, en de eerfte Straalen daar van tamelyk
lang, wordende hoe langer hoe korter, zo dat men digt aan
den Staart naauwelyks eenige Straalen in de Vinnen ziet om
hoog ryzen.
Een ander Zoort heeft geheel geen ftreepen nog vlakken,
maar is ruw, hard, van koleur fwärt blaauw, exi heeft kor-
tere, maar beeter uitgebreide .Vinnen.
Rg. 2. W y hebben in de Inleidinge reeds gezegd, dat die
Visfchen, welke Vlees verllinden, fcherpe pundge Tanden
hebben, terwyl de Tanden vaneen ander Zoort rond en ftomp
zyn ? om dat hun Voedzel in zaa'ken beftaat, die klein gewree-
ven en kort moeten gemaalen worden. Van dit laatfte Zoort
van Vifch is het tegenwoordige Kakebeen, wordende dis yifch
(Indien wy niet misfen) Sargus genaamd, behoorende tot het
Gellagt -van de Span.
Deeze Vifch is tamelyk groot en Vleesagtig, fchoon hy een
plat gedrukt Liöhaam 'heeft. De Schubben zyn Violet yan ko-
leur. Het Lichaam heeft eenige hreede fwarte Banden , en
aan den -Staäit zit aan weerskanten een groote fwarte vlak.
Hy houd zig meeft in de Djepteps van de Middeiandfche en
Ädriatifcbe Zefy ep hy de,n Mond van den Nyl-Stroom op.
Zvn £ake,been, dat hier aigebeeld is , heeft van vooren
vier Jange en • dikke maar ftomp ronde Slag -Tanden , die om
hoog ftseken. Agter deeze volgen kleindere lange Tanden,
maar de overige "zyn breede , d?kke , en ftompronde platte
Kiezen. De g^opffte daar «an ftaan' naar buiten toe in een
Regel, ep agter dezelve ziet mep eepe groote meenigte van
Meindere, waar van de kleinfte pjet veel .grooter als Gierft-
korltjes zyn.
Deeze rppde Kiezen worden zomt-yds verfteend gevonden,
en zyn de zogenäamde Hatte Oogen, o f ook de Turkoifen, en
de zogenagpide Padtle-Steenen. 'De eerfte Zoort van verftee-
ning deezer ‘Tandeu word op het Eiland Malta, de oweede
j j a Zoort