Alzo wy nu dit laatfte nooit aan eenige Polypus o f Zee-Star
hebben können waarneemen, zo plaatfen wy dezelve met de
Lintworm en meer diergelyke Schepzelen vooreerft nog niet
onder die geene, die men in een eigentlyken zin Dieren
noemd, tot wy duidelyker bewyzen van haar dierlyk leeven
verkrygen.
W y vinden dan geen Zwaarigheid om te zeggen, dat alle
Schepzelen die geen Zoort van Kop en Herflenen hebben (dat
i s , dien het aan een enkeld punt ontbreekt, waarvan zig de
willekeurige beweegingen over het geheele zamenitel uitbrei-
den) ook geen Dieren zyn.
Laat het zyn, dat het zogenaamde Noordfche Plant-Dier
o f eenige andere Polypus de Armen uitftrekt en te zaamen
trekt, wat is het meer als het geen men aan een Tulp ziet,
die des daags gaapt, en zig des nagts toefluit.
Laat het zyn, dat een ftyfzel- o f Azyn-Aaltje o f een zo
genaamd Zaad - Diertje zig in een kleine Drop. Water onder het
Vergrootglas wenteld, en daar als in een Zee omdobberd, dit
kan van veele nog niet genoeg onderzogte omftandiahe-
den van Lucht o f Wärmte in het circuleerend Vocht en
door de binnenfte beweeging der Waterdeeltjes veroomakt
worden.
Laat het z yn, dat men aan de Zee-Starren, en Zoortgelyke
Schepzelen een Kruipen, Booren en dergelyke beweeging
waameemd, men vind diergelyke beweegingen in de Planten,
fchoon zy vaft zitten, want de Convolvulus, draait z ig , en
T A
Fig. i en 2. T V T y maaken den aanvang met een zeer won*
W derbaar Schepzel, het geen doorgaans
onder den Naam van Medufen-Hoofd bekend is, aldus genaamd,
om dat men ’er eenige gelykénisfe in vind met de verwarde
Slange-Hairen, Waar mede het Hoofd van Medufa plagt af-
gemaald te worden. Dit. Lichaam behoord onder de Clasfe
der Zee-Starren, en verdient wel, naauwkeuriger befchreeven
te worden, weshalve wy eerft de Geftalte, dan de LevenS-
wy ze, en ten derden de verfchillende Zoorten daar van aan-
toonen zullen.
Wat deszelfs Geftalte en Gedaante aangaat, zo ish etL ig-
haam naar den aard van veele Zee-Starren vyfftraalig, zo ais
uit de eerfte Afbeelding, die het Medufen-Hoofd van de on-
derkant voortfteld, te zien. In het midden van het Lichaam ziet
men holle Ringen, die, als ware het, den Mond zullen uitmaken,
door dien dezelve gapen, en met Lugtgaaten voorzien zyn,
waar door die Schepzel zyn Voedzel uit het Water naar zig
trekt. De vyfftraalen zyn vervolgens van onderen met ontel-
baare in Regels ftaande Pootjes voorzien, waar door dit Schepz
el, fchoon langzaam, van de eene Plaats tot de andere komt.
Het fwärt, dat zig tusfehen de v y f ftraalen vertoond, is een
dikke Huid, waar mede het Schepzel van boveñ bedekt is ,
waar, zo als in de tweede Afbeelding te zien is, v y f dubbel-
de , o f tien enkelde, en paarswyze by elkander ftaande ver-
heevene geelägcige en roodägtige Ribben zitten.
De v y f ftraalen verdeelen zig aan het eind , zo dat z y iii
twee Voortzetzels uitloopen, en elk Voortzetzel iplyc zig
naderhand wederom in tweeën, wordende deeze Armen o f
Straalen naar evenredigheid hoe langer hoe dunder, zig te
gelyk in getal vermeerderende, tot dat het laatfte einde van
een Straal in eene groote meenigte van dünne draadjes uic-
gaat, die de lengte van anderhalve Voet haalen zouden, indien
ze niet zo te zaam gekrompen waren. De zelfftandigheid
van het Lichaam en van alle Straalen zyn Kraakbeenägtig in de
gedaante van Gewrigten o f Wervelbeenen die alle eenigermate
als Starretjes o f Radertjes ’er uitzien, dergelyke men wel onder
de Verfteeningen vind. Men heeft aangemerkt, dat ieder
Straal wel in 512 Punten eindigd, dus dat alle de Vyfftraalen
2560 Punten te zäunen hebben. Voorts heeft ieder Straal of
de Klimöp zoekt alle Holtens en Gáatjés, om ’er zig met zyne
Veezeltjes in te neftelen.
Men zal ons dan,, en zulks met Reeden, vraagen, waar by
wy dan deeze Schepzelen denken te plaatfen? W y ftemracn
hier op gaerne toe, dat zy hün Rang tusfchen de Planten en
Dieren verdienen, maar dat zy nog eigentlyke Planten, nog
eigentlyke Dieren kunnen genaamd worden , dog ,zo men zé
tot de eene o f andere Klasfe reekenen wilde, dan zyn ze eer-
der voor een voikomener Zoort van werktuiglyke Gewasfén ;
als voor een Dier te hoiiden , hebbende geene vry willige,
maar alleen een Konftige werktuigelyke beweeginge.
Behoudens dit ons geVoelen, dat mogëlyk meènig vreemd
voorkomen zal, zyn wy egter geheel niet van meening, van
de gewoone fpreekwyze en benaaminge af te gaan, o f het
woord Zoopbyton o f Plant-Dier te verwerp.en, veel min by de
Befchryvinge der Figuuren eenige andere, als bekende, en
van een iegelyk toegeftemde fpreekwyzen, te gebruiken, want
wy zouden ons.voor de Leezers onduidelyk maaken; en om
die Reeden hebben wy ook in de Befchryving van het Koraàl
ons zo gedragen, niet tegenftaaqde wy omtrent het zelve een
geheel ander gevoelen hebben:
W y ipreeken dan nu ln de volgende Befchry vlngen van de
Zee-Starren als van Dieren, en vergenoegen ons ’er mede;
in deeze Inleidinge maar als tot nadere overweeginge opee-
geven te hebben, o f een Schepzel, dat geen Zoort van Kop
o f Hersfenen he eft, waar van de willekeurige Beweegingen
zig over het geheel uitbreiden, wel voor een Dier , in een
eigentlyke Zin genomen, kan gehoüden worden ?
R C i .
Tak van 512 Bunten wel 1023 Leeden dus te zaämen j i i é
Leeden, daar nu ieder Lid doorgaans 16 Wervels-heefc,
( want eenige hebben 'er meer, ander minder) zo beftaat die
Schepzel uit 81840 Kraakbeenägtige Wervelen. Zo ras nu
zodanig Medufen-Hoofd maar eenige Duimen langer is , dan
vermeerderd zig dit getal der Wervelbeenderen van alle kanten
dusdanig, dat ze niet meer te teilen zyn.
Aàngaande de Leevenswyze van dit Schepzel, Zo ontvangt
het zyn Voedzel door verfcheide Lugtgaaten, en mogeiyk op
dezelfde wyze zo als de Bloemen, wanneer men ze in het
Water fteld. Alle Armen en Leeden zyn beweeglyk, en in
t Water uitgebreid, zo dat ze daar wel een Blöem vertoonem
Zomtyds vind men ze ook zo uitgebreid op de Rotzen leggen
o f zy hebben zig om het Koraal gevlogten. Wil men de Me-
dufen-Hoofden vangen, zo fteekt men met een ftok op hun
L y f , waar op zig hunne Armen o f Straalen, vermoedelyk uit
hoofde van haar Zamenftel, o f door de drukking, die op haar
Lichaam gefchied; om den ftokJieen flingeren. Zo ras men
ze uit het Water trekt, hangen ze flap neer gelyk een bofeh
V la s , en legt men ze neer om te droogen, zo krullen zig de
Straalen om, en worden dus hard.
Van verfcheide Planten is het een bekende Zaak, dat zy ¿iv
met hunne Draaden ( Caprioli) om de ftçkken flingeren, çn
daar aan vafthouden, fchoon wy ze geen Dieren noemen, en
de Roos van Jericho, die zig in het Water open doet en flao
Word, trekt zig door haar eigen Zamenftelzel met alle Punten*,
wanneer men ze droogt, even zo gekruld te zaamen, als het
Meduzen-Hoofd: daar en tegen ziet men ook de gekorve o f
gefpouwe Steel van het gemeene Taraxicum, o f van de Koe-
Blom, zig in het ogenblik krullen, zo ras men die in het
Water legt, o f nat maakt.
De Zoorten van het Medufen-Hoofd belangende, zo heëft
men kleine en groote Zoorten, eenige fplyten hunne Straalen
zo veel niet, andere zyn overal in twee Tanden verdeeld, en
een derde Zoort heefc de Veezelägtige Voortzetzels aan een
lange Arm zitten.
De hier afgebeelde Zoort word in de Ooß-Jndißbe Z e e , en
* a omtrent