T a í .A .1
‘dit feoráal eene zoetmakende en té zameritrekkende kragt,
Weshal've men het mede in de Medicynen gebruikt.
Fig. 2. Het tégenwoordig Koraal is van het vóórgaande ner-
gens in verfchillendé ais dat het nog jong is , en uit dien hoof-
de duidelyker ftre'epjes heeft, die nog door géén gladde fchors
b f ílym opgevúlt, ó f door zulke natuurlyke manieren van pó-
lyften onzigtbaar geworden zyn, behalven dien honden we
bok de zwárte kouleur voor éen bewys, dat de Koraal - ftoffe
nog onryp en niet volkomen fchynt doorbeärbeid te zyn.
Fig. 3V In deeze Figuur zien we al wederom een Voört-
brengzel, zo wél van de Middelandfe, ais Indiáanfe en de roo-
de Z e e , het beftaat in een P ypk o r a a l o f Tubipora, het welk
Van den Ridder Linnéeus de Naam van Mufica gekregen heeft,
en by Toumefort, Tubularia purpurea heet, maar van BauhinUs
Alcyonium fiftulofum rubrum genaamt word. Deze klomp fchynt
hiet Plafltagrig te zyn, maar koomt meer mét een Néft overeen
, waar in zig ontelbare Schaal- wormen vermenigvuldigt
hebben. De Bouwörde daar van is zo fraai en aangenaam, dat
ze wel verdient naauwkeurig befchouwd te worden. Men ziet
hamentlyk ontelbare Pypjes gelykwydig nevens elkander ftaan.
Deeze Pypjes zyn overal, door behulp van eenige dwars,
door de geheele Masfe henen ftrykende, banden, die zo veel
als dwarsvellen o f fcheidwanden uitmaken, met elkander tot
een klomp gehegt. Ieder pypje o f kokertje is tot onderen toe
hol, zo dät ihen een fpeld geheel ’er in fteken kan, edog zyn
fce zeer dun, en breken ligtelyk af.:
Het merkwaardigfte daar van beftaat hier in, dat deeze ko-
kertjes, o f fchoon ze gelykwydig paaft elkander ftaan, (zo*.
der egter elkander aanteraaker. , terwyl die dwarsgaande -munden ze
van elkander af bouden, ) niet alle even diep na berieden toe
fchieten, o f den bodem bereiken , maar van onderen in andere
kokertjes uitloopen, zo dat alle pypjes diepfer na berieden
toe in eenige weinige, en veelligt wel ten laatften maar
iö een eenig pypje , dat het eerfte en oudfte is , verSenigt
worden.
Ondertusfch’en is het eene kokertje even zo wyd als het an-
dere, en deeze gelykheid ziet ’er zeer net en zindelyk uit.
Wat de gezegde dwarsliggende wanden aangaat, zo kan meri
zig daar van geen betör begrip maken, als dat men zig eenige
lappen grof, y lo f wyddradig Linnen, in zekere'hoogte over
elkander gefpannen zynde, verbeeld, door welkers holle gaat-
jes een nieeriigte dünne pypjes geftooken zyn, öm-överSind eti
van elkander gehoudente worden, zo egter dat ze yän onderen
alleenig iets kromen te zameiiloopen, en zig dus äoende
door deeze dubbele verbinding, die to wel door de dwarshV-
geride wanden, als door de önderlinge vereeniging aan het
voetftük, veroorzaakt word, in een klomp als aan elkander
gewasfen te z yn, vertoonen.
De koüleur aangaande, zo zyn die dwarsliggende wandert
iets bleeker als de kokertjes zelfs, dög de zelfftandigheid is
van beiden eenerlei.
T A Ö. A. I¡
Fig. 1. iftyifen vind op deze PlaatN®. i . een zeer raarKo-
1 VJL raal afgebeeld, het geen het meeft in Ooflindien
by Ambeina, Bantam en MacaJTer-, maar in de JVeßindien weinig
, en in de Middelandfche Zee zeer Melden gevonden word.
Het is gemeenlyk onder den Naam van fwart Koraal bekend,
men kan het egter niet onder het Steen-Koräal rekenen, doordien
het veel meer tot het Hoorn-Koraal ( Keratopbyton) be-
hoord, en aldaar den eerften Rang verdient. Deszelfs Beftand-
deelen zyn taai, o f büigzaam, en des niet te min hard en
vaft aan elkander gehegt. Van buiten is die Koraal fwart eri
glad, en fchynt gepolyft te zyn, gelyk fwart Zegellak; maar
doorgebroken zynde, ziet men dat de fwarte Verwe van binnen
doödfch is, gelyk aan het ruwe Ebbenhout, daarenbo-
ven is het Lichäam vän binnen niet zo digt, als dat van het
roode Koraal, want men befpeurd op de Breuke verfcheide
overelkander en omelkander leggende Ringen, die zomwylen
■tamelyk gapen. Daarenboven ziet men van buiten in het
gladde Bekleedzel van dit Koraal, dät ’er vezelagtige ftreep-
jes, die iets gedraaid zyn, naar om hoog loopen, het geene
even die gedaante heeft, .als o f men,het wortelftuk eensHout-
gewas Vaft hond, eh deri opgaanden ftam o f ftruik daar van
aan het boven elnd eens in het rond draait. Zommige Lief-
hebbers noemen dit Koraal 00k: het fwarte onegte Koraal,
Corallium nigrum adulterinum, eri het is het zelfde, het welk
van Plinius Antipatbes genaamd word, zo als zommige meenen,
daarom terwyl het zo hard en vaft is , dat men het in Plaats
van een Wandelftok gebruiken , en onder het gaan daarop
leunen kan. Men vind ten minften dikwilks in de Indien van
dit zelfde zoort van Koraal dikke regt opgaande ftaven o f ftok-
ken , waar van zommige zo regt als een kaars uitgeftrekt,
andere wederom gelyk dit ftuk geboogen , nog andere xffet
Buiten en Knobbels voorzien z yn , dog het raarfte zoort is
dat, het welk gelyk een kulkentrekker gedraaid en daarby regt
opgaande is. Het wortelftuk is meer veezelagtig als de ftam,
en de ftam zelve is nietaltyd volmaaktrond, maar voor het
meerdergedeelte iets plat gedrukt, zo dat hy aan de Breuk
6en ovaälrönd verto’ond. De Takjes zyn kört,' dik, en weinig
in getal, en men vind 00k niet, dat dit Koraal ten opzig-
te van de Kouleur en Hardigheid altyd eerfder is , en hoe meer
deeze twee Hoedanigheden verfchfllen, hoe meer 00k dit
zoort naar den gemeénen aard van het bruine Hoorn-Koraal
overhelt.
Fig. 2. Het ftuk, alhier vertoond , is het gemeene witte
Oogjes Koraal van Baubinus, Corallium album oculatum offic. het
welk overvloedig in de Noord-Zee gevonden, én in de Apotheken
gebruikt word. De zelfftandige Deelen van dit Koraal
zyn zeer hard, digt en witt, op de Breuk niet volkomen glad,
maar iets geftreept, en met eenige Gaatjes voorzien, dog van
buiten eegaal gepolyft, fchoon men ’er 00k ¿ulke Takkeü
vind, die van buiten fyn geftreept zyn. Dit Koraal zit gemeenlyk
met een breede vlakke Wortei in groote Klompen
op de Rotzen in de diepte der Zee väft. Doorgaans ziet het
Wortelftuk zelve gelyk een verwarde’-Klomp ’er uit, en uit
deezen Klomp ryzen verfcheide dikke Takken, ter dikte van
een Vinger om hoog, die op verfcheide manieren gebogen,
gevlogten, en met elkanderen ingewikkeld z yn, en zomeyds
enkeld het zy regt o f fcheef ftaan. Deze Takken worden wel
hoe hooger dat z y gaan (he t geen veeltyds meer als een Voet
hoog is , j hoe langer hoe dunder, maar zyp met zo veele buiten,
en wariftallige Leeden äari elkander gehegt, é'n wederoih
door allerhand bogten van elkander afgebogen, o f door elkander
gevlogten, dat men ’erziggeérie plantägdge ftruktuur by
voorftellen o f verbeelden kan. Ieder Tak heeft vari onderen
tot boven een menigte Gaatjes o f Oogjes, van welke men
aantemerken heeft, dat ze vooreerft maar een derdeofvier*
dé gedeelte van een Duim breed van elkander afftaan, vervol-
gens vind men deeze Oogjes maar alleen aan de .twée tegen-
elkander Over ftaändd zyden, en dat wel in eene afwiffelende
orde, dat is övershands. Daarenboven koomen deeze Oog’-
jes op de Oppervlakte alleen maar in een Bultje o f Knopje
te voörfchyn, neemende hunnen oorfprong uit het middef-1
fte , o f om zo te fpreeken uit het Hart van den Stanr, vari
waar zy fchuins in de hoogten naar den buitenkant of fihors
toe loopen, en aldaar, zoalsgezegd is, in Knopjes uitfpriri-
ten. Wat de Bouworde van deeze Oogjes betreft, - zo zvn
ze overal en altyd rond, en verbeelden met hunne inwendige
Blaadjes een fte r, dog aan den buitenkant vertoonen zig deeze
Oogjes als een langwerpíg o f o väal Röh'd ( in)..
WaC
(t«) Dat dezelfde Oogjes, die by baaren Oorfprong volkomen rond zyn, zig egter aan de febors langwerpig vertoonen, is liet te beemen
want een rond Stokje, fchuins doorgefneden, maakt op bet doorgefneden Ojpervlak een langwerpig rond, doordien nu de Oogjes van dit Koraal
van bet Middelpunt fchuins om boog gaan, zo kuhneti zy zig öok niet anders als langwerpig vertoonen. Ondertuffcben, hoe klaar dit ookis, zo
beeft dog dit onderfebetd der Oogjes tot meenigen misflag gelegenbeid gegeven, doordien de Lief hebbers een ftuk Koraal met langwerpige Oos*
jes voor een ander zoort gehouden bebben, als bet geene ronde Oogjes bad, fchoon voor het overige klaar gebleeken is, dat de binnenfte Bouw-
Ordre van de Oogjes even dezelfde was, en dé zelfftandigheid van bet Koraal 00k mereenftemmig gevonden wierd. Immers men vind dikwils
verfteend Koraal in de Gebergtens van Engeland en elders, waarvan men de gepolyfte fiukken in de Kabinetten der Lie f hebbers ziet. Van die-
ze fiukken, welke niets anders als verfteende Tabularía, of Madrepora, of dergelyke zyn, vind men eenige met langwerpige, andere mét ron-
de Starren of Oogen, en zommige »«i lange Streepjes of Plekjes. Alle deeze fiukken kunnen hunnen Oorfprong van een en bet zelfde zoort van
Koraal bebben, körnende bet ftegtsJaarop aan, hoe dt Steenfnydef den Verfteeriden Koraal-Klomp gevat beeft, of by dt Oogen regt, of
B /tíum