S c ¿M useo ¿Ecce.lt. ^ß.E ). C firilt. d7ac. EEnuirSc ZE /hcllcri .
C/trtfliarv^iinitnper 'dtltncaincij Sy.
B )
Hals wervelsuit kragt van- deeze Verbinding in een kromn% geele Rimpels pfPlßpijen, die naar een fraaijen Halsband g&
Boog inkorten , en dus den Kop onder, de Schaal verbergen lykenen.- De overige Huid aan den Hals, en het onder! le
kunnepy Ook is de Schaal terPlaatze daar de Kop z it, iets _ Vel zyn witagtig o f afchgraauw, en inet een groote meenietö
BoogsWyze uitgehold, om -den-Kop zofider verhindering te van Knobbels o f Wratten bezet. De Oogen zyn zwartblaauW
kunnen intrekken. De Staart integendeel, die niet geheel kan . weergaloos helder en blinkende. De Neus en Neusgaacen ge.
ingetrokken .worden, ., komt in een holte te leggen, die men lykenen naar die vaneenHond. De Kakebeenen zyn ondef
agter in de Schaal ziet. enjbovenihard, en met een Beenagtige Stof, zo als de ßek
_ van een Vogel heeft, omvangen.
Fig. 2. Deeze - Land-Schild - Pad, ( dergelyke men-hier en
daar in Duitjcbland wel in de Thuinen en Kelders voed, en die, , De Pooten zyn alle zeer dik en Vleesagtig, zo dat ze vaü
zig zo als de meefte Land-Schild-Padden doen, in de grond onderen ordentelyke Ballen hebben. De Huid.aan de Pootert
gewoon ,zyn'-te begräven) wierd toen ze nog leefde afgetee-, heeftrnog veel dikkere Wratten als de Kop en Hals. De Na-
kend. DeSch aalis fraay, glad, en iets gewelfd. D e Schil-. gels, die Hpornagtig z yn, puilen verre uit. De Staart was
den daar van zitten maar met Naaden aan elkander, en, z y n - klein, en nieeft ingetrokken. Men merkt Üaaft niet, dac
n iet, zo als aan de.Karetten, over elkander gefchooven. Het. deeze Dieren eeten. Men geeft hun Gras, eh houd ze vog-
voornaamfte., waar.op wy by die Stuk letten willen, zyn de' tig, dog z y fchynen zig ook van Wormen, Infetten en der-
Vleesagtige o f met een Huid overtrokke Deelen, namentlyk de gelyke te geneeren, zy können egter by Water en enkeld Vogt
Kop, en . de, Pooten. . De Kop is met een dikke , voor een , alleen zeer lange leeven., Hun Leeven is by uitftek taay, en
grootgedeeltegerimpelde Huid overtrpkken,-die met Wratten , men heeft moeite om ze te dooden, want deeze ftierf niet eens
bezet ,is„ , Deeze.,Huid heeft eenonder&ngemengde koleur in’ fterke Brandewyn. .Het was een Wyfje, enhad veel Eljeri
van.geel, -groqn,; ,en zwart g;aauw, hebbende de Hals eenige by zig.,.
T A B. L. I I.
Ftfc I. A y f e n heeft .op-deeze Plaat verfcheide.Schild-Pàdde Fig. 4. Men zou gelooven, dat de te zaamenvoeginge der
1 Y X Schaalen afgebeeld, om een Schets van haare Schilden .op den Äug van een Schild-Pad alleen maar plaacs
verfcheide Zoorten te geeven. De tegenswoordige is middel- heeft in y die buitenfte^biid, en geenzints in de daar onder
maatig geweift, boven op den Rüg leggenedrie:.zeskandge ■ leggende'Beènagtige zelfftandigbeid, die van die Schilden be-
Biaaden , waar van eenieder met veeleLiniën en Voorens dekt wor.d , . dog het,-tegendeel blykt uit deeze Afbeelding,
omriDgt is , en in het midden met. een--Bult-om hoog fteekt. vertoonehdeÄöns éen Schaal,- die van de Hoornagtige Schilden
Deeze drie Blaaden zyn vervolgens met tien andere vier- en ontbloot is , en die tot.het zelfde Zoort tehoord, das in Fig. 5.
vyfhoekige,?Blaadjes-ingekaftî zo dat mén hunbe Afiieeling met de.Schilden bedekti afgeteekendis. 'Er is reeds boven
niet beeter tiaar de-Regels der Meetkunde had kunnen maken. gezegd, dat die Bétnagtîge zèlfftandighèid niet anders is, als
Eindelyk fluit een dikke en uitveele Blaadjes te zaamgeftelde een Voortzetzel ,ei) |Verbipding;,der Ribben, het geen zo wel
Ring de geheele Schaal. Het Borftbeen bedékt de onderfte-.1 van-binnen-als-oök' van-buitèn te z ienis, als men namentlyk
vlakce omtrent geheel, zo dat ’er maar een klein, boogsgewys de Schaal tegens het Ligt houd , want van binnen ziet men
uitgehold plaatsje voor den Kop en verdere Ledemaaten over de Ribben duidelyk, die by de uitfehieting uit de Wervelblyft.
De koleur van de Schilden is bruin en geel. Z y zyn Beenderen maar fmal zyn, dog daadelyk breed worden en aati
niet onder elkander gefchooven, maar zitten in de diepfte. elkander vaftgegroeit zyn, maakendevan binnen eep gladden
Voorens dige aan elkanderen. Wand, die tot.aan den Rand uitloopt en daar een dikken Zoom
maakt.. Befchpuwd men integendeel deeze Beenagtige z e lf
Fig.,\2.: Deeze Zoort is zo hoog met geweift als de voor-; itandigheidvau.boven, zo ziet men met verwondering, hob
gaande--. De gedaatite der Schilden mitsgaders hunne Invàttinge dé Natuur de geheele Schaal door dubbelde Naaden in zeekere
körnt wel met de voorgaande overeen, maar ieder Schild.heeft Perken afdeeld, die dezelfde Gedaante hebben, als .de SchiL
in het midden een vlakte, die gelyki fagryn Leer o f een Robbe den ,, die, ’er op, komen te leggen. Mogelyk dient deeze ijfta-
Huid iïiet-Punten bézét, en korrelig is, daar de voorgaande njer, op welke de Natuur dit Verwulfzel te zaamen voegd,
in plaats van dit.,een Bult hebben. D e koléur verfchild mede, om he.t; .dies te fterker te maaken , en misfehien zouden de
want aan.deeze Zyn de Schilden in het midden geel j en aan Schild-Pàddén niet in ftaat zyn te verdragen, dat een Wagen
.de Randçn-.ibrum; "v ' " - over haar heen reed, indien hunne Schaal niet zo IConftig.
üit zulke Perken te zaam gevoegd was.
i7^v.3.-,Niet minder fraay en. wonderlyk is de Schaal, dik
wy.in deeze FiguuF.Zien,' zy ishooger geweift, als eenige anderet,
zordat- ze hooger is , als haar lengte o f breedte Fig. 5. D e Schilden, die op de zo even beichfeeve Schaai
bedraagd. . Ieder Schild'is op zig zelve wederom -höog ge- leggen i zyn een weinigje gerimpeld , zwart van kolëur, en
weift, hebbende in het midden-maar een vlakte, die gelyk aan met witte Punten geftippeld. Het Borftbeen van deeze Schildde
Schilden.<van- dé yvoorfchreeve , . als Sagryn gekarteld Pad is zeer final, en legt maar als een breede Band onder het
i s , - zynde - merkwaardig, datv onder alle korrels pp ieder Onderlyf.
Schild een- eenige Punt by uitneemendheid uitfteekt. De vlak-
tens van ieder. Schild zyn geel, het overige is‘ zwart bruin,
en . beftaat .nie , enkel : Rimpels. v Van- het eene Schild tot Naar alle waarfchynlykheid zyn alle deeze Schaalen van zulhet
andere, en van den eenen Hoek tot den anderen gaan ke Schild-Padden afkomftig, die zig op het Land ophouden,
een meenigte geele ftreepen, die overal fchuynze Vierkanten en zo wel in Italien , Duitjcbland en Htmgaryen, als in Afrika
en Driehoeken maaken, als o f z e ’er Meetkundig opgetrokken en in de Indien gevonden worden. Ten minften. zullen z y ,
waren. Boven waar de Schaal boogsgewyze uitgehold is, legt indien ze al mede te..Water gaan-* zig maar zomwylen in zoete
de Kop5 maar de Staart gaat onder, tusfehen een Kloove uit, Wäteren ophouden, een omüandigheid, die aan deeze Schaadie
in het Borftbeen zit.r , Het gezegde Borftbeen beftaat uit len niet te bepaalen i s , terwyl hun de Kop en Pooten ont*
vier größte en vier kleine.Sehilden:, en bedekt byna de pnder- byeeken.-
-ÛS;vlakte geheel. • .
II . D g ew Q T A B . L . I I I .