T A B . K. V I I .
M en W f c in voorgaande Tyden op het Eyland Boero, in met beide de Geflagten, wat de Gedaante aangaat, eenige
Aßa niet verre van Amboina geleegen, eenDier ont- overeenkomft heeft. Want de groote, de kleur, de Hairen
dekt, hetgeene, naar het Lichaam teoordeelen, nietongelyk de Pooten en de Hoeven zyn gelyk aan die van een Hart,
is aan een Hart o f Re e-Ko e, maar welkers Kop volkomen ook is het inel ter Been, en wild, en het Vlees , het geen
naar dat van een Zwyn gelykt, flegts is aan die Dier merkwaar- men op dat Eyland eet, finaakt als het heile Harte-Wildbraad,
dig, dat ’er behalven de twee Slagtanden van het onderfte ten minften is het aangenaamer en zodroogniet; maar wan-
Kakebeen nog twee andere en meer omgekrulde Tanden uit neer men den Kop en Snuit aanziet, zo is die gelyk als die der
het bovenile Kakebeen voortkomen. Wy vertoonen hier een Zwynen, weshalve het met regt onder de Zwynen geplaatft
zodanigen Kop , wordende dezelve als een Rariteit in de word. De Kop heeft de groote van een Kalfskop. De Oogen
Kabinetten bewaard. Men noemd die Dier Babyroußa, Harte- en Ooren zyn klein. In het onderfte Kakebeen zitten in
Z'nyn, o f Hoorn-Varken. De Heer L i n n x u s heeft het ook plaats van de Honds-Tanden, Slag-Tanden, zo als ze de wilde
onder den Naam van Babyrußa, in het Geilagt der Varkens Zwynen hebben. Het bovenile Kakebeen heeft ter zyden een
geplaatft. hollen hmenagtigen Rand,uit welke aan weerskanten een holle
krom geboogen Hoorn uitwaft, die de Gedaante van een
. Men geeft voor, als of die Dier door Vermenging van een Slagtand heeft, zo dat het van verre fchynt, als o f dit Dier
Hart met een Zwyn zou gebooren worden, het geen vry on- vier Hoomen hadde. De Staart van dit Dier is, gelyk by die
waarfchynlyk is. Zo veel is ondertusfehen zeeker , dat het der Varkens, eensgekruld.
T A B . K. v i l i .
Het fraayfte onder alle Viervoetige Dieren is wel buiten
tegenfpraak het Africaanfcbe Tyger-Paard, o f Ezel-Paard
o f Geßreepten Ezel, bekend onder den Naam van Zebra o f Ze-
cora, te zien op deezePlaat. Het ziet ’er volkomen u it, als
een wel gemaakt Paard, uitgenomen, dat de Ooren iets langer
zyn, en de Staart, gelyk die van een Ezel, kort, en van
onderen met een bofeh Hair voorzien is , het is omtrent zo
groot als een Hongaris-Paard, en heeft körte ftyve Maanen
als de Noordfche Hitjes , zynde de koleur van deeze Hairen
even zo afwisfelende als de Banden over het Lichaam. De
o.verige Hairen zyn kort, en glimmende, gelyk die van een
vet wel geroft Paard, maar de koleur en Teekening daar van
zo fraay, als aan geen cenig Viervoetig Dier. De Grond is
fneeuw w it , daar op leggen Dwarsftreepen van een zwarte
koleur omtrent twee Vingers breed. Deeze ftreepen loopen
in het donkerbruin, en vallen ten laatften in het geel-bruin.
Van de Maanen tot aan den Staart loopt een zwarte ftreek
over de Ruggraad heen, uit deeze overlangfche ftreep komen
alle deD warsftreepen gelykwydig voort,en omringen het Lichaam
als Banden o f Hoepels, loopende aan hunne Einden aan het
Onderlyf fpits u it, zonder elkander teverwarren, zo dat de
-Buik een Hand breed wit blyft. De Hals is even zo als het
L y f , dog geheel met zulke ftreepen omvangen, en waar de
Hals einaigd, draaijen deeze ftreepen zeer fraay naar de Borft
toe af. De Pooten zyn omtrent tot aan de Hoeven met
enkele zulke fmalle ftreepen omringt, desgelyksook de Staart
tot aan den Tros met Hairen, die, even gelyk de Ooren,
half wit en half zwart is. Tusfchen de Ooren daaleh omtrent
tien o f twaalf fmalle zwarte ftreepen neSr, die hoe langer hoe
fmalder, en omtrent den Neus puntig uitloopen, en daar uit
de zwarte kleur in het bruine, en ten laatften in het geel-
bruine overgaan. Het Gebit is het zelfde met dat der Paar-
den.
Deeze Dieren houden zig in de Bosfchen op, loopen zeer
in e l, en nog harder als de Harddravers. Des niet te min
worden ze zomtyds van de Hottentotten, die ’er op afgeregt
z yn, en die beter loopen können, als in Europa de belle Hard-
loopers van groote Heeren, gevangen- Z y zyn zo wild, dat
zy naauwlyks tarn gemaakt können worden.
Men heeft aan de Kaap nog een ander Z oort, die men daar
Kwakken noemd. Dit Zoort is van de Zebra daar in maar
onderfcheiden, dat hun grondverwe, in plaats van fneeuw-wir,
helder bruin is , zynde de ftreepen donkerbruin, en byna
zwart.
Voorts zyn ze even zo geteekend, dog hunne Ooren zyn
zo lang niet en de Staart heeft meer overeenkomft met die van
een Paard. Men houd om deeze Reden de Kwakken aan de
Kaap voor eigentlyke Paarden, en de Zebra voor een Zoort
van Ezels, die men daar W oud-Ezels noemd. Ondertusfehen
teilen wy byde Zoorten liever tot het Geilagt der Paarden.
T A B. K. I X .
KL .VII.
m - I P BW1*