naar de Tanden van een groote Zaag. Het bovenfte Kakebeen
heefc aan ieder zyde maar acht Tandefi dus geplaatft, dat zy
tusfchen de onderile Tanden Infchieten , even eens, als ge-
fchied wanneer men twee Zaagcn met de Tanden in elkander
zec. Ook heefc men aan te merken, dat het onderile Kakebeen
fpits toeloopc, en korter als het bovenfte is. Het bovenfte
in tegendeel eindigt in een breeden Snuit. D e Ooren
ftaan agter het Kopfchild aan den eerfte Ring van den Nek.
De Oogen zyn zwart en blinkende. De Pooten hebben v y f
vlak leggende Toonen. De kleur van de Schilden is afch-
graauw, dog zomtyds zyn wel eenige Blaadjes bruin , zo als_
de Huid aan den Buik , aan welke hier en- daar een enkeld
lang en zwart Hair zit.
Dit Schild-Farken graaft voor zig, zo als de Konynen doen,
holtens in de Aarde, leeft van Vrugcen en Wormen, en
vangt de Mieren. Het is zeer befchroömd en vreesagtig. De.
grootfte worden ontredt anderhalve Voet lang. De andere
Zoorten onderfcheiden zig van deeze door het getal der Ringen,
die zy over den Rüg hebben. Men vind ze met een,
drie, v ier, zes, negen en den Ringen, ofGordels. Zommige
hebben geheel geen Gordels, maar zyn over het geheel met
een harnas bedekt. Deeze Hamasfen o f Schilden zyn zo hard,
dat ’er een Kogel naauwlyks doordringen kan, en daar door
zyn ze ook voor de Tanden der Roof-Dieren beveiligt. De
Oofl-Indiaanfcbe en Africaanfcben zyn de fraayfte.
T A B. K. I V.
O p deeze Tafel zien wy een Africamfcbe Gern afgebeeld, het gevö el, en ter zyde van het Onderlyf met een zwarte
die met drie Dieren , welke K o l b e befchryft, veel ftreep geteekend, die van weerskanten tot op de Borlb te
overeenkomft heeft, zo dat wy niet beflisfen kunnen, o f dit zaamenloopt. Over den Rugloopt een ftreep van roodagtig
niet misfehien het Wyfjeyan een der drie Zoorten is. K o l b e bruine en lange Hairen, die verkeerd ftaan, dat is van agteren
maakt eerft Gewag van een blaauwen Bok, die ten aanzien van naar vooren to e , zynde aan den Hals tot op de Boric een
het beloop van Lichaam en Hoorns met dit Dier overeenkomt, zoortgelyke ftreep van lange Hairen. Deeze lange Hairen,
uitgenomen, dat de blaauwe Bok een Baard heeft. De tweede ze» w«i aan de B©rA als op het inidden van den Rüg zyn zo
ongenaamde Bok van K o l b e komt weder met deeze overeen, dik, als Borftels. De Staart is geheel zwart en van onderen
uitgenomen dat die mede een Baard, en over het Lichaam drie langhaing, zo als die der Ezelen. De Pooten zyn zwart en
witte Banden heeft. wit gepiekt, en de Hoeven gefpleeten.
Eindelyk wat belangt het Eland-Dier, daar deeze Schryver Mogelyk is dus dit Dier een Byzoort. van den Africaanfibe
van fpreekt, zo heeft het zelve geen zo lange Höorens o f zo blaauwen Rok (die» zo als K o l b e berigt, de kleur na den
een langen Staart als dit Dier, fchoon het met dit anders veel Dood verlieft,) en heeft eene Leevenswyze als die der Gern-
overeenkomt, dswyl het op de hoogfte Bergen klauterd, iets Jen ; o f misfchien behoord het tot dat Zo ort, waar van de
grooter is, als een Hart, enomtrent vierhonderd Pond weegd. Orientaalfcbe Bezoar komt, zynde een groenagtige graauwe
Steen o f K o g e l, die ult verfcheide over elkander leggende
Ten minften is uit deeze A f beelding ligtte z ien , dat ook Schilien beftaat, en gemeenelyk in de Vierde Maag van zulk
dit Dier de gedaante van een geftrekt Hart o f Rhee heeft. ilag van Gemfen o f Gyten gevonden word , die egter niet met
De Hoorns zyn van binnen digt, zwart, ter helfte met Rin- de zogenaamde Gemze-Kogelen, die wy uit Zwitzerland ontvan-
gen bezet, in den omtrekiets langwerpig rond, en vervolgens gen, ook niet met d« zogenaamde Harte-Beefi-Traanen moet
boven de Ringen tot aan den Punt toe glad, en regt uit loo- vennengt worden,
pende. De Hairen zyn uit den blaauwen afchkleurig, zagt op
i A B. K. V.
Fig. i . T j y de Afbeelding van den Kop van een vreemden
1 3 Africcumfcben bonten B o k , Tab. K. I. Fig. i .
hebben wy reeds van de Africaanfche Koetoe gewag gemaakt,
en gezegd, dat het eerft voor weinig Jaaren bekend geworden,
en van de Hottentotten aan de Holländers op de Kaap de Goede Hoop
aangebragt is. Dit Dier ftemd ten aanzien van den Kop (de
groote fraaije Hoorns alleen maar uitgezondert) >n het geheel
met denop de aangehaalde Plaat afgebeeldenKop van den bonten
Bok overeen, zynde alleen maar grooter en fterker, en don*
kerder van kleur, zynde ook het Lichaam van dit Dier veel
grooter, als dat van den bonten B o k , want de Koetoe is
wel zo hoog dog veel langer als een Rund. T e r zyden van
het Lichaam zitten verfcheide witte ftreeken, en de Hairen
leggen verkeerd. Op het Kruis van den Rug is een groote
vlak, alwaarzig de Hairen uit een Middelpunt naar alle kanten
heen wenden, ennaderhand, zo als gezegd is , verkeerd, dat
is voorwaarts geftrekt leggen, zynde by alle andere Dieren
naar agteren toe gekeerd. Deeze Hairen zyn geelagtig bruin,
kort en ftyf. De gedaante van het Lichaam, de houding van
den Hals en de hoogte der Pooten komt naar evenredigheid
tamelyk met de Africaanfcbe Gems overeen, dien wy op de
voörige Plaat vertoond hebben ; maar de Staart is ZO lang
niet, en heeft van onderen ook geen Bofch Hair.
Wat de Hoorns aanbelangt, zo zyn ze wydloopig gedraaid,
anderhalf Elle lang, en van onderen zo dik, dat men ze niet
omipannen kan. Op ieder Hoorn gaat van onderen tot in den
Punt een dikke Rüg o f opfteekende Rand, die zig mede naar
het Beloop der Hoorns draait. De koleur daar van is zo als
van de gemeene Hoorns derOsfen en Runderen, zynde ook
zo gefteld, want de buitenfte korst is van binnen met een
beenagdge Hoorn opgevuld, welke als een Beenagtig uitfteek-
zel aan den Kop vaft z it, zo dat zig de buitenfte Hoornagtige
Schon daar van laat afdraaijen, zo als by Fig. 4. zal vertoond
worden.
Fig. 2. Het is niet altyd mogelyk, in de Kabinetten geheele
Dieren te hebben, dus men zig veeltyds met Deelen van de-
zelve vergenoegen moet, en dit vindt veel Plaats omtrent de
viervoetige Dieren.
Uit deezen hobfde hebben wy dan ook niet gefchroomd,
den hier afgebeelden sanzienelyken Hoorn van een Steenbok in
dit Werk te plaatzen, en by' deeze gelegenheid iets van deeze
merkwaardige Dieren te fpreeken. Dit Dier is.by de Schryvers
onder den Naam van Ibex bekend, en houd zig op het hoogfte
Gebergte, inzonderheid van IVallisferland op, waar het over
de llylfte Steenklippen heen klautert en daar van daan den
Naam van Steen-Bok ontvangen heeft. Deeze Bok is maar
iets grooter als de gemeenen tammen Bok > geftrekt van Lichaam,
draagt