( IO )
taiddelfchot ó f fterke fcheiwand tttffchen htìn door, die wel
de diktevan een meffe rugge heeft, en met zeer veele bog-
ten en kromtens, dwars door alle Bladeren van de geheele
•Klomp heenen fchiet, zo dat de Bladeren door die gekronkel-
de fcheimuur van elkander afgezondert, en genootzaakt worden,
hun anderfmts regtlynige loop naar de kromtens van de-
fcc dwarswand te rigten, en zig aan deZelve vaft te houden.
Ten laatften maakt d ezo even aangetoonde gekronkelde dikke
fcheimuur, die zeer wel naar de Tekening van een Dool-
h o f gelykt, van alle kanten een egaale Oppervlakte; o f , om
duidelyker te zeggen: dat middelfchot ftaat overal even hoog,
daar in tegendeel de dunne Blaadjes, die overal tegens deeze
dikke gekronkelde fcheiwand aanlèunen, o f daaraan vaftgehegt
zyn, die hoogte niet beryken, maar omtrent een agtfte gedeel-
te van een duim beneden den Rand van dat gekronkelde tus-
fchenfchot blyven ftaan. Dit is nu de oorzaake, dat-de geheele
Klomp veele hol leggende Gangen op zyn Oppervlakte
krygt, en terwyl deeze Gängen even zo krom lopenmoeten,
als de kromtens van de dikke fcheiwand zyn, zo heeft men
aan deeze Klompen den Naam van Labyrinth -Steenen o f Mtean-
■'driten gegeven.
A l het geene w y tot hiertoe gezegd hebbèn bètrefd flegts
die Bouwordre, welke alle Zoorten en byzoorten van Harffen-
Steenen met elkander gemeen hebben. Maar thans hebben
\vy ook daar op te letten waarin de Zoorten van elkander ver-
fchillen, en ditverfchil beftaat hoofdZakelyk in dat voorge-
melde dikke gekronkelde middelfchot, dat met veele gieren
den geheelen Klomp door loopt. Deeze fcheiwand
o f middelfchot namentlyk, aan welke de fyne Blaadjes altyd
lootregt vaftgehegt zyn, is op de vòlgende wyze verfchillen-
de. Vooreerfi zyn deeze middelfchotten in Zommige Zoorten
zeer breed, waardoor het gebeurd, dat iheeñ groote Klomp
maar weinige diepe Gangen z yn , gelyk aan dit voorbeelt,
dat hier afgebeeld is, te zien is; Ten tmeede, zo vind men andere
ftukken, waarin dat middelfchot veel finaller, en overal
•even breed is. Ten derden heeft men een Zoort, waarin dat
middelfchot met een fcherpe kant op de Oppervlakte uitfteekt,
en eindelyk ten vier den nog een ander, waaraan men van bui-
ten dat middelfchot niet op de Oppervlakte zien kan. In het
■eerjle gevalis dit Koraal een zogenaamde Labyrinth-Steen. In
het tmeede zouden wy aan dat Zoort de Naam van Mteandrf &e~
v e n , terwyl niet alleen tuffchen het middoW'-i-'*' overal een
diepe Gang loopt, die wedenyos ™et zeer dunne en fyn gehakte
bladeren o f Schobbetjes bezet is , maar ook zelfe boven
op het vlak van het middelfchot nog een holle gang, o f fpoor,
loopt. In het derde geval wanneer het middelfchot een fcherpe
kant heeft, kan men de Klomp een Mefenteriet in vergelykinge
met het darmfcheil, o f Madrepora areolata in vergelykinge met de
Veldakkers noemen, maar in het laatfte geval, wanneer de dunne
Schtlfertjesboogsgewyze over den kant van hetmiddelfchotheen
Jopen ( z o als Tab. A . XI. te zien i s , ) zo dat men het middelfchot
op de Oppervlakte zelfs met te zien krygt, dan zyn
w y genegen een zodanige Klomp eigentlyk Cerebrites , Litbo-
cerebrum, o f HarJJen-Steen te noemen, terwyl dit Zoort alleen
de meefte gelykeriis met de gedaante der Harffenen heeft.
Het ftaat egter nu aan de Liefhebbers nog hunne ftukken zo-
danig te noemen, als het hun behaagd, ten minften zyn de
Hamen zeer willekeurig, indien men maar uit de Befchryvinge
die de ouden daarvan gegeven hebben, en veeltyds al te kort
en twyffelagtig z y n , met meerder zekerheid befluiten kon,
welk Zoort zy in hunne Befchryvingen telkens gemeent hebben,
te meer dewyl de Natuur zo veel kunft en arbeid aan
deeze Stukken befteed heeft, dat zy zig veel beeter met een
iiauwkeurig Oog befchouwen, als met woorden befchryven laten.
Wy willen derhalve nu ook- niets van het zeldzame be-
loop fpreken, waar omtrent deeze Zoorten van Harffen-Stee-
nenzo ongemeen van elkander verfchillen, want eenige zyn
zo rond als een halve Kogel, andere zyn lang en final, gelyk
een dikke Tak van een Boom, wederom andere hebben ver-
fchillende hoge Bergen en Bulten, o f zyn ook wel geheel en
al plat. Wat voorts hunne groote betreft, zo vind menze van
een Duim af tot anderhalve Voet in de middellyn.
Fig. 2. Deeze kleine Zee-Paddeftoel is een zo genaamde
Madrepora favofa, eh ziet ’er even zo uit als, als een Honigraa
t,of als de inwendigeBouwordrè van de Byën in éen Byën-
korf. Van binnen is deeze Koraal-Klomp even gelyk de voor-
gaande gevormt, want het geene zig in de Afbeelding wit ver-
toont, is die dikke Scheiwand daar van wy te voren gefpro-
ken hebben, en de fwarte plakken zyn de holtens, die met
veele dunhe Bladeren Starrevormig opgevuld zyn. Het onderfcheid
tuffchen deeze Zoort en de voorgaande Harffen-
Steenen beftaat daarin, dat in piaats van, dat by .de Harffen-
Steenen het middelfchot beftendig uit elkander w y k t, èn
Doolwegen vormt, by dit Zoort veel eer die Wand beftendig
te zamen loopt, en de fyne Schilfertjes o f Blaadjes in Sterfi-
guuren influit, die zonder een vafte Ordening op de Oppervlakte
geplaatft ftaan.
Jïg. 3. Het is even aldus ook met de tegenwoordige zo genaamde
Madrepora Jßroites, o f Starre-Stein gelegen, ß e Scherwand
is hier ongemeen d ik, en de Starrevormige Kokertjes
ftaan loodrecht, en vereenigen zig allengskens onder aan den
v o e t, zo dat ten laatften een eenige Koker het geheele en
eenigfte Beginzel van den geheelen Klomp fchynt geweeft te
zyn. leder Koker is met Blaadjes, die van binnen in den Omtrek
ftaan, en eene Starrevormige Figuur vertoonen, opgevuld ;
maar vermits die Blaadjes niet tot geheel na boven toe ryken,
zo vertoonen zig die Starren als diepe Gaatjes. Men vind van
deeze Starre-Steenen zo veel zoorten, als ffien zig verfchillen-
de grootens van een Star, binnen den Omtrek van een halve
Duim breed,verbeelden kan, want wy hebben Starre-Steenen
met ongemeen kleine Starretjes, en andere met grootere Starren,
en zommige met zeer groote Starren gevonden, welke
wel een halve Duim in de middelyn befloegen ( * ) • Eenige
van deeze Starre-Steenen hebben hunne Starrekokerties digt
aan elkander ftaan, en by andere ftaanze wyder van elkander,
zelfs hebben wy zulke Klompen gezien, waar in ieder Star
meer als een Duim breed van den anderen afftond. Zomtyds
zyn ook deeze Starren o f Kokers volmaakt rond, o f ho.ekig,
en de Starre-Figuur legt flegts boven op, o f ze gaat door de
geheele Koker door. Zomwylen zynze ook langwerpig rond,
o f van eene ongelyke gedaante, als o f ieder keer twee Starre^
Figuur en in een gefmolten waren, en dergelyke Starre-Klom-
pen zyn zomtyds een halve Ell hoog en breed. Deeze Zoorten
zvn hpf. «he men zomtyds in een Jaspis-Steen verändert
vind, en welke Verfteenine genniy^V zynde, van de Liefhebbers
met den Naam van Starre-Steen, onder de Edele Steen-
zoorten, o f Edelgefteentens bewaard word.
Ftg. 4. Dit Zoort behoord al mede tôt het voorgaande Ge-
flagt, zynde alleen maar daarin onderfcheiden, dat de Kokers,
waarin de Starrevormige Blaadjes gevonden worden,- op zig
zelve ftaan, en niet met den geheelen Klomp voor een ftuk
kunnen gehouden worden. Daar van daan ziet men deeze
Kokers ook enkeld en van elkander afgezondert om hoog reizen,
ftekende met elkander in een zeker Kalkagtig fondament,
en wordende flegts door eene Schilferagtige ftoffe eenigermate
met elkander vereenigt. Linneeus noemt dit Zoort Madrepora
fafcicularis, maar Imperatili heeft aan het zelve den naam van
Milleporus gegeven.
Fig. 5. Ten befluite der Byzoorten van het Geilagt der Zee-
Champignons, voegeli wy hier ook nog een Zoort van Amä-
rantbus Saxeus b y , dergelyke wy reeds op de voorgaande Plaat
fig. I . befchreven hebben. Deeze Byzoort is al mede op dé
Breuke van den Steel met een eenige groote Starre-Figuur
voorzien, die zig in het vervolg in verfcheide Takken ver-
deeld, welke van wegens hunne diepe Holligheden de gedaari-
te van Tregters hebben, wanneer men van boven in deeze
Starrevormige Holtens ziet. De Blaadjes welke tegen den
binnenfte Wand deezer Tregter vaft ftaan, komen boven over
den Rand van de Tregters met Takjes en gekrulde Bogten uit-
fpringen, waar door de geheele Rand fchynt geplooit te
zyn. Van buiten zyn deeze Tregtervormige Takken glad, en
gelyk een Hoorn i n ’t aahzien, even als ofze met een ver-
harde Zee-Slym verlakt en overtrokken waren. Hunne uit-
geholde Bouwaart is oorzake, dat dit Koraal zeer ligt is. De
koleur is geelagtig, en zomtyds ook w it, maar wat degtoote
belangd, zo vind men ’er wel die een halve Voet hoog zyrt.
( i ) Men met zig niet verbeelden, dat de kleine Starren door den tyd in den omtrek grooter morden, als of de Starre-Steenen met klein*
Starren de jongen van die met groote Starren waren, neen, veel eer blyven zy altyd even groot-, en kleine Starretjes in een kleine Klomp, blyven
altyd klein, offcboon die kleine Klomp tot de groote van een geheele Voet breed aanmies, en daarom kunnen wy met Regt zeggen, dat ’er zo
Veele verfcbillende zoorten van Starre- Steenen zyn, als de verfcbillende middellyn van ieder Star in groote is.
TAB.