B l
wel den Voet-Horn. Op den rüg ítaán één, zomtyds ook
wel twee regels met knobbels, van welke aan weerskanten
dwars over de Schaal dikke Plooijen loopen, en de Mond
beftaat in een omgebogen Rand met Plooijen. Van binnen
is de Schaal fneeuw w i t , en van buiten geelagtig o f don*
kerbruin. Men vind ook zommige die fwart, en andere die
rooJagtig zyn*
Fig. 3- Wy hebbeh te vóoren reeds aangemerkt, dat men
ook de Lap-Hoom onder de Vleugel-Hoorns te ld , en Wy
hebben teffens daarby herinnerd, dat niet alle Hoorns die
zulke Lappen, hebben, een byzonder Geflagt können uit-
maaken, om dat zommige Inwoonders, eerft, als zy eenen
zekeren ouderdom berykt hebben, een Lap o f Vleugel aan
haar Huis zetten, en daar mede den opbouw befluiten. Ten
waare, dat de Lap o f breede Lip aan een Hoorn een ken-
merk zyn konde , o f een Hoorn een Mannetje o f Wyfje
waare , ten minften is ons dit by het befchouwen der gc-
takte Switferfe Broeken in de Gedagten gekoomen, alzo
eenige met eën Lap voorzien zyn, en andere niet.
Van dat zoort is zonder twyffel de tegenwoordige Hoorn,
en wy houden hem voor eeñ klein zoort van Switferfe Broek
met een Lap. Een omftandigheid is ’er egter aan dit ftuk
merkwaardig, welke wy geenzincs met ftilzwygen können
voorby gaan.
Onder deezen Lap legt namentlyk nog een andere van
gelyken aart, zo dat die volkomen dubbeld is , leggende de
onderfte Lap zo diep van de bovenfte a f , dat men volkomen
een Schryf-Pen daar tusfchen kan leggen, en hier van
vormen wy ons de volgende Gedagten : Toen de Inwoonder
de bovenfte Lap aan zyn Huis maakte, is dezelve naar alle
waarfchynlykheid door toeval tegens een Rots komen te leggen,
en genoodzaakt geweeft, zyn uitgeftrekt Lichaam hoo-
g e r , als naar gewoonte , te leggen, waar door dan de
Lap te ' hoog en niet Horizontaal genoeg kon gebouwd
worden. Toen nu naderhand de Hoorn in eene andere
ftrekking kwam, zo dat het voorfte Lichaam van den Inwoonder
meer na beneden toe vallen moeft, zo was de
gemaakte Lap te hoog, en omfloot het Lichaam van den
Inwoonder niet digt genoeg. Dit noodzaakte dan vorder
het Dier, tusfchen zyn Lichaam en den gemaakten Lap,
nog een nieuwe Lap aan te leggen, die beeter floot. Na-
demaal nu de eerfte Lap voltemen uitgebouwd was, en
niet weder weggeligt kon werden, zo ontftond daar door
een dubbelde Lap.
Fig. 4. Deeze Afbeeldirig leert ons al wederom een nieuw
Geflagt kennen, namentlyk het Geflagt der Rollen, ( Cylindri)
die ook Dadels genaamt worden. Z y hebben alle eenderly
Bouworde, zyn lang en rond gelyk een Ro l, in het midden
der lengte hebben ze een Buik, en zyn aan beide eindens
iets fmaller. De Gieren fteken in een kleine fcherpe punt
u i t , zo dac z y veel s^lvken , welken Naam
men hun ook gegeven heeft. De mond ltaat (gg j , j * u
het lang, gelyk by de Wellen o f Tooten.
In dit Geflagt zyn het meeft merkwaardig de Panama
Rolle , o f Turks-Leger, wordende ook de Zuidlandfe Dadel
genaamt, en is in deeze figuur vertoond.
Verder de Prince Begraajfems, de Woud-Ezel, de Porphyr-
Rollen, de Atlas-Rolle, de Agate-Dadels, de Hongarife Weduwe
o f Morin, de Gloe'tjende Koolen, de Blaaume Dtuppen, de
Kamelotte, en meer andere*
Het tegenwoordige Turks-Leger is, zo als alle Rollen glad
en blinkend, fyn van Teekening, en heeft deeze naam van
de hoekige ftreepen gekregen, die, als (waare het) Tenten
verbeelden. Z y koomt van Panama in America, en word
ook na die Plaats, o f anders ook zo als gezegd is, Zuid-
landfche Dadel genaamt*
Fig. 5. Met het Geflagt der Dadels is ook een ander Geflagt
tamelyk vermaagtfchapt, namentlyk het Geflagt der
Porcelleine. DeezeHoomszynEijervormig,hebbendehaarmond,
die in een laage getande o f gekorve Reet beftaat, van onde-
r e n e n de Gieren zyn van buiten bykans geheel niet te
zien. Dit Geflagt werd in groote en .kleine Porcelleine ver-
deeld, fchoon eenige Schryvers van de laatfte een byzond
er , en dus twee Geflagten maaken. Alle Porcelleine zyn
zeer fraay in ’t gezigt, en onder de groote heeft men onge-
mccn bevallige zoorten, als, de Argusfen, d e Schilpadden, de
Pokken en Mazelen, de Waterdroppen, de Mollen, Kaap-Hoorns¿
Klip-Hoorns , Slange-Koppen, Hoog-ruggen, Vosfen, Zoutkorh,
Arabife Letter - Hoorns, Eijers, en dergelyke meer. T o t de
kleine Porcelleine worden Igerekend de Caurisfens o f Borft-
ftukjes, het Guiñees Geld, de geele en blaauwe Borfißukjes, de
Jfabelle , de Drakenboofjes, Wit - Oogjes, Jamboefen, gladdä
Knoop.jes 3 de Luifen, Paar len, Muifen, Agaatjes, en derge*
lytei
In deeze A f beelding Word ons de Kaap-Ébom o f de Land,
kaarts-Hoorn vertoond.
Deeze Naam heeft zyn ooriprong van den flangs wyzen
band die op den rug van deezen Hoorn te zien is* De ver*
beelding heeft zig daar onder de tékening van verfcheide Baai-
jen en Rapen op de Landkaarten voorgefteld, zo als men mis*
fchien de Baay van de Kaap de Goede Hoop, Baay Falls«
en dergelyke afgebeeld vind. Dé giants is fraay en natuur-
lyk , alzo de Pnrceleine dus uit Zee komen, zonder dat zy
behoeven gepolyit te -worden. De koleur is ligtbruin, met
witte plekken die iets roodagog %yn, maar de Mond is don-
ker bruin.
Fig. 6. Men heeft reeds aangetoond « dat de Strombi meda
tot het Geflagt der Kink-Hoorns geteld worden. Hunne Gié-
ren fchieten in een lange .Punt vooruit, en hun Mond eindigc
in een Snuit, die min ofte meer lang is. Men kan tot deezo
Hoofdzoort ook den tegeñwoordigen Hoorn rekenen, die da
Babylonifcbe Toom genaamt Word*, Deeze Naam is van de Ideine
fwarte Vierkante plekken ontftaan» die rondsom de Gieren
ftaan, en de venfters van den Babylonifchen T o om , o f da
ingangen op de Wentel-Gallery van dien Toom verbeelden.
lets byzoiiders is het aan deezen Hoorn, dat onder aan den
Mond als een zeekere keep o f inihede is , als o f ’er een Vierkant
ftukje door kunft uitgezaagd was«
By deeze geiegenheid inoetén w y nog van een zeker
Hoofdzoort gewag maaken, dat met de Bouwòrde van deezen
Babylonifchen Toom veel overeenkomft heeft, door dien dà
Gieren in een lange imalle Punt uitlopen, dog geen Snuie
van belang hebben. Het is namentlyk het Geflagt der Naal-
den o f Scbroeven die van gelyke Strombi genoemt wordon. In
dat Geflagt vind men de Trommelfcbroeven, de Breynaalden, da
Gegranuleerde en Geknobbelde Naaldèn, de Magneetnaalden, de
Piekeniers, de Tygerbeenen, de Witte Snippen, de Rivier en
Moerasnaalden, Weßindifcbe PauJJe Kroonen, Tuitjes, Zeilnaalden
Marlpriemen, en verfcheide andere meer.
Fig. 7. By deeze Àfbeelding weder eën Ñleuw Geflagt,'
namentlyk dat der Moffels ( Mufculi o f Mituli) ontmoetenae,
diend vooraf aangemerkt te worden, dat deeze Schulpen haar
flot aan het eene eind hebben« van waar zig de Schaal
in het lange als een Vleugel uitbreid, en onder een ronden
rand heeft. De Schaaien zyn beide op gelyke wyze geweift
, doorgaans dun, en van koleur dönker blaauw, df
r "~“ ''J''»wel eenige ook bruin zyn.
T o t dit Geflagt behooren eerft de gemeene Moffels. De Zand.,
Steen, en Rende Moffels. Het Vogeltje, de Steenfcbeeden ea.Houi-
moffels.
Het tegenwoordige ftuk noemt men het Vogeltje en dat w#
daarom, om dat van het flot af neffens en längs de Schaal nog
een ander ftuk voortloopt, het geen, zo ras men de twee
Schaalen opend« en naaft elkander legt, de vertooning geefc,
als o f het een vliegend Vogeltje waare, zynde de voortlopen-
deftukken in dat geval de ftaart, en de eigeritlyke Schulpen
maaken de Vleugefe uit. Van buiten is de SchuJp fwart, eu
van binnen blaauw met een paarlemoere giants.
Fig. 8. By de eerfte A f beelding op deeze Plaat, hèbbënwy
reeds gezegt, dat zeekere tweeích¿lige Schulpen, die men
Haanekammen noemt, tot het Geflagt der Oeßers behooren en
thans vinden w y gelegenheit in deeze Figuur een dergelyke
afgebeeld te zien. Men noemt ze de dubbeld getakte Haanekatn.
De Schaale zyn dun, roodagtig van koleur. en hebben zeer
hooge Plooijen, die zeer wel in elkanderen fluiten, gelyk aan
het onderfte gedeelte der Figuur, waar de getakte fwarte
ftreek is , te zien is. Boven op de Plooijen ziet men hier
en daar groote Lappen uitfchieten, deeze zyn inwendig hoi,
en geven een byzonder fleraat.
Fig. 9. W y befluiten deeze Plaat met een ftuk uit het Geflacht
der Tollen. H
G D it