t i )
• Dit Geflagt draagt dien Naam, dewyl die Hoorns de ge- dewyl ze volkomen daar mede overeenkomt. Men verftaat
■daante der Tollen, o f Toppen hebben, waarmedede Kinde- namentlyk door Zeetonnen, zodanige Vaten , die tot waarren
gewoon zyn te fpeelen. Haar Bodem isvlaken breed, en fchouwinge voor de Schippers , op de Zandbanken vaft gevoorts
gaan de Gieren gelyk een Pieramide, puntig na om maakt worden. Haar maakzel is boven breed, en onder punhoog,
dog ze zyn niet zo lang als de Tooten, en haar Mond tig, wordende met een keeten aan de banken vaftgebegt. Om
is ook niet ter zyden, zo als by de T oo ten, maar ftaat in deeze Tonnen zitten tot meerder beveftiging Yzere Hoepels,
den vlakken Bodem. Qnder dit Geflagt rekend men de ge- zo dat die Bouworde met die van deezen Hoorn zeer veel
■walkte Tollen, degegranuleerde Pieramiden, het Cbinees Dak, de overeenkomft heeft; want deeze Hoorn , de gedaante van
Moorfcbe Tempel, de Bagyne Drallen, de Zeetonnen, de Trecb- een T oi hebbende, is aan den Bodem breed, en loopt zeer
ters, de Wervel-Hoorns, Per/peilief-Hoorns, Diklippen, en zo fpits toe gelyk de Zeetonnen: en om de Gieren gaan verfcheiverder.
de verhevene banden, gelyk de Hoepels om de gezegdeZee-
, . . . . . tonnen, zoo dat men geen beter naam aan dezen Hoorn had
In de tegenswoordige A f beeldinge word ons een Zeeton ver- können geeven.
toond, welke Naam aan deezen Hoorn met regt gegeven is,
T A B . R V.
7 Fig. i . " \ fT Tvinden in deeze Afbeelding een Äuk uät het
V V Geflagt der Kink- Hoorns, het geen by ons onder
den Naam van breede gevlamde Kink-Hoorn bekend is. De
•Schaal van deezen Hoorn is zeer dun, glad, wit en blinkende.
Op de witte grond gaan fraai gevlamde bruine ftreepen
van boven naar beneden, hebbende de gedaante van breede
•Golven.
; Fig- 2. De Noacbs-Arken, zynde nit het Geflagt der PtSi-
ves wyken het meeft in Bouworde van de Bonte- Mantels a f,
en nit dezen hoofde heeft men nodig geoordeeld, hiervan
eene A f beeldinge te geven. Deeze Schulp is, wanneer men
de twee Schaalen tegen elkander legt, yan boven tuflchen de
flotten vlak eh breed, flaande het flot Van ieder Schulp om-
trent aan het eind. De gezegde breede vlakte, heeft een
doorgaande naat o f ftreep, die zeer fyh getand is , zynde dat
de plaats waar de twee Schaalen op elkander fluiten. Van bui-
ten zyn de Schaalen geribd, hebbende onder naa het midden
van den kiel to e , een plaats waar zy gaapen, deeze plaats is
■met veele vezeltjes bezet, waar mede zig de Inwoonder aan
het zand vaft zuigt. Men heeft van de Noachs-Arken nog
een zoort die dunfchalig en daarby gedraaid is, als mede een
-zoort, dat zeer dikke en groove Schaalen heeft.
Ffg- 3. Men ziet hier een Htm-Doublet, (o o k wel Steek-
• doublet genaamt,.) welke tot een Nieuw Geflagt behoort. Men
moemt dit zoort Steek- Doubletten, om dat ze met haa«- punt
in het zand o f in de modder fteeken, en by gevolg overeind
ftaan. Ook wordenze Ham-Doubletten genaamt, om datze
onder fpits en boven breed zyn, gelyk de Hammen, en om
deeze reden dragen zy ook de Naam van Holfiers. Zy zyn
-zeer dun van Schaal en driehoekig, zitten de de twee Schaalen
aan die zyde aan elkander vaft, welke «• ™en
heeft dnederiei ¿uun, uc cente is lang en (mal, de tweede
is kort en breed, en de derde is van eene onegaale gedaante,
en deeze drie zoorten zyn o fglad, o f met nagels als met tak-
jes bezet. De koleur aangaande, zo heeft men witte, gee-
le , roode en fwarte, zommige blyven klein, en andere worden
over een voet lang.
De tegenwoordige Schulp is dus een fwarte breede, en ge-
takte Ham-Doublet. De takjes zyn niets anders als holle nagels,
die uit de buitenfte Schaal als kromme fchilfers voort-
fchieten. Van binnen hebben deeze Doubletten een donker
o f fwartagtig Paarlemoer.
Fig. 4. De Bouworde van veele Hooms en Schulpen is dik-
wils in hun uitterlyk beloop zo zeer verfchillende van hun
Geflagt, dat men twyffelagtig word, tot welk Geflagt men ze
rekenen moet. Men kan de tegenwoordigen Hoorn onder de
zulken teilen, hebbende eene tweeledige Bouworde tuflchen
•de wydmondige Kink-Hooms, en de Spillen in. Wy geeven
ondertuflchen aan deezen Hoorn de plaats onder de körte
Spillen, lopende onder en boven in een punt uit. De koleur
is koffybruin, wordende de Gieren met een fraaijen witten
band omvangen. De Schaal is middelmatig d ik , en iets ge-
voomd.
Haar Hoofdkenmerk bellaat daarin, dat de eerfte Gier zeer
wyd en veel grooter is, als alle de overige te famen geno-
men, gaande de overige Gieren in geen hogen punt uit, waar
m ze met de Bel ^Hoorns overeenkomen, en men heeft in der
daad dünne geribde Bel-Hoorns, die ook dünne Stormhoe-
den genaamt worden, ja men zoude ook de Cymbia o f Bakken
daartoe rekenen kunnen, dog men telt doorgaans maar die
Hoorns tot dit Geflagt welke dikichalige Stormhoeden zyn.
Ohdertuffchen is het dog nodig, in dit Geflagt vier verdeelin-
8®DftEe niaken, dewyl de gedaante zeer veel verandering
Men heeft namentlyk 1 . ) B u l t ig k S tormhoeden, Cafli-
dtstuberoje als daar zyn de OJJe-Koppen, de gloeijende Ovens, de
Veldhoenders, de fiekelige Kasketten. 2 .) W r a t t ig e Storm-
hoeden , Caßtdes verrucofa, als by voorbeeld de Pimpelt je s .
Padden, Kitoorjfen, Kmdsdekens , Hoogfiaarten , Beddetjken,
Morgeflanen, Kaste-Koppen, Moerbesjes, waartoe nog eenige
de getakte Switferfe-Broeken rekenen, welker gedaante eg-
ter geheel anders is, als die van een Stormhoed. 3 . ) G la d d e
S tormhoeden, Caffides leves, daartoe men egter ook veele
rekend, die niet volmaakt glad zyn, maar voorens en ftree-
pen hebben. By voorbeeld, de gladde en gevoorende, zo wel
enkelde als dubbelde Zoomtjes , de Damborden, Buikjes, Bezoär-
Hoorens en gevlamde Stormhoeden. 4.^ Eindelyk volgennogde
St e k e l ig e S tormhoeden, welke Múrices o f Stekelhooms genaamt
worden. Van deeze hebben eenige veele, andere weinige;
eenige lange, en andere körte Stekels. Sommige hebben
maar Krullen en Lappen, en andere zyn byna glad, ook
hebben eenige lange Snuiten o f Snippen, en andere hebben
een körte Snuit. Hiertoe behooren de Krul-Hooms, Brand-
Hoorns, Snippe - Kons** > urptumen, Spinnen, Neete-Kommen
ocoejpehjes, getakte Peeren, en dergelyke.
Onder anderen word ons in deeze Afbeelding een Stekelige-
Hoorn voorgefteld, welke den Naam van Spinnekop, o f Nefte-
äw» draagt. De Stekels zyn meefte part ho l, en moeten als
voortzetzels van de Ribben aangezien worden, die op de
Schaal leggen. De lange Snuit is een holle Goot. De Schaal
Hnnrn t ’ W ° 1CUr ^ rP ° ^ g ‘ ^ Mond V3H deézen
Hoom word met een dun langwerpig Dekzel gefloten, dat
van de Indiaanen tot hun Reukwerk gebruikt, en Onyx, ook
Ungms odoratus, en in de Apotheken Blatta byzantina genaamt
word. Men plaatft in de verzamelingen deeze dekzelen onder
de zogenaamde Zee-Navelen. ¡
$ & & & & gebandeerde Tooten z y n , zo als wy voorheen
reeds hennnerd hebben, van byzondere waardy, en worden
m üet gemeen Adsmraals genaamd. Een dergelyke nu is in
deeze Afbeelding te zien. De Schaal heeft een geele grond-
v erwe , waarop twee breede fcherp getekende bruine banden
ltaan, die in het midden een fmal bandje hebben. Deeze
bruine banden zyn met Iheeuwitte hartjes en een meenigte fv-
ne itreken en punten doorwerkt. De Schaal is glad en blinkende.
Hoe zuiverder de koleuren, hoe fcherper de teke-
ningen, en hoe netter de banden z yn, dies te meer fchat men
den Admiraal.
Sl £ et ,Gf agt der 1 >“ et minder als mite. F,g. 7 . Uit het zelve Gellagt der Tooten word hier noe die
re Genagten talryk, en met veele andere zoorten vootzien. T oo t vertoont, die men gewoon is VHtgtlnh te noemen. De