Z.
Zabareila ( Jac. ) de Rebus Naturalibus Lib. XXX. Francof. 16 17 . 4to.
Zanichelli ( Job. Jac. ) de Myriophyllo Pelagico. Venez. 17 14 . 8vö.
Zinani de Ovis & Nidis Avium. Veiiet. 1737. 4to.
Zoomotpbofe> (la') ou Repréfèntation des Animaux vivàns qui habitent les Côquilles. à Paris 1757. 4to.
Zorn, (Job. Iieinr.) Petinotheologia. Pappenb. 1742. und Schwab. 1753. Bvo.
B E R I C H T
De voorfcbreve Naamlyft behelft alieen bet voornaamfte geekelte dier Schryveren, welke bet geene in dit
Werk voorkomt verhandelt bebben, andere Schriften, welke of zeer kort waren, of alieen by geval over bet een
of ander gedeelte der Natuurlyke Hiftorie bandelden, bebben wy om dekortbeidte betrachten 'er afgelaten, gelyk 00k
verfebeide Dijfertationes, Catalogen of diergelyke overgeflagen zyn, als beheizende zomtyds rnaar eenige zaaken
die ter opheldering nodig waren, veele daar en tegen zyn *er nog overig die wy niet by de band gebad bebben om
ons daar van te bedienen, dat egter voor 't overige byna alle de Scbryvers, welke de Kruidkunde, ~ de Verftee-
ningen en enkele St eenen bebandeld bebben en waar van een groot qantal is, in de voorfz. Naamlyft niet gevon-
den worden, zulks zal een ieder ligt willen verfeboonen, omdat wy in dit Werk geen gelegenbeid gebad bebben
om over dit wydloopig Deel der Natuurlyke Hiftorie te bandelen.
Intujfcben zo weinig als alle de in de voorfz, Naamlyft aangebaalde Autheuren met den anderen overeenftem-
men, zo weinig bebben wy ookby dezehen de nodige opbelderingen kunnen vinden, omdat geene, ’t welkzy aande
band gaven, ons by onzenarbeid ten nutte te kunnen maaken, of wy echter in de uitkiezing van verfcheiden na-
rigten, Befcbryvingen en Benamingen geluikig geflaagd zyn, laten wy den gunftigen Leezer beoordeelen,
zoo veel is waar, dat de vergelyking van verfebeidene Naturalien eener Claffe, welke onze verzaamelplaats ons
opleeverd; gelyk 00k de correfpondentie en onderbandelingen met welke Hoog - gefchatte Vrienden en Begunßigers
ons vereerdbebben, in eenigetwyffelagtigegevallen, ons bet meefteliebt bygezet bebben: Alle nieuwere Autheuren
van deze Eeuw, waaronder de voortreffelyken Syßematici, en die geene wier Werken met geillumineerde Planten
bet liebt zien, verdienen over % algemeen den voorrang, tot welken wy 00k zeer veele enkele Lezenswaardi-
ge Verbandelingen van de Maatfchappyen der Wetenfcbappen reekenen, en daar deze bereids bet befte der oude
Autheuren in bet dagligt gefielt bebben, zo können veele Liefhebbers, welke geene gelegenbeid bebben om in de
wydloopige Natuurgeheimen in te dringen, de oude des te gemakkelyker te ontbeeren, wanneer zy bet voortreffe-
lykfie der nieuwe bezitten.
IN L E ID IN G
I N L E I D I N G
T O T D Ë
H I S T O R I E
D E R
K O R A A L E N .
i E N heeft ieeds vän den eerffen beginne af al-
’ lezülke, naar Planten gelykende Lichaamen,
' die in de Zee gevonden worden, en gedeel-
[ telyk hard en Heenagtig, gedeeltelyk buig-
zaatn en hoornagtig zyn, zo ras men ze bnt-
; dekte, met den naam van Koraal beffempelt.
s Men pleeg ze van vroege tyden af in Steen-
koraalen (Litbodendra) en Hoornkoraalen (Keratopbyta), of
in Steen- en Hoornagtige Planten te verdeelen. Men heeft
ze 00k in ’t algemeen zonder onderfcheid alle voor Zeeplan-
ten aangezien, gelyk zulks uyt de oude eh latere Schryvers,
als Ovidius, Plinius, Ctofälpinus, Gisnet, Baubin, Imperatus, en
meer andere blyken kah. Men Was gemeenlyk in de verbeel-
ding, dat deöze zogenaamde Zeeplanten onder het water week
Waren, nVaar op de geringfte aanrakinge, o f ten minften wan-
heer ze in de opene lügt rnaar kwamen, io hard als fleen
wierden. En dit gevdelen heeft altoos ftand gegrepen, of-
fchoon men aan deeze Plantagtige Lichaamen geene ördente,
lvke Wortelen, geen Bladen geene Bloemen en geene Vrug-
ten ontdekte, tot dat de Graaf vän Marfilli de inoeite namhun-
he inwendige Boüworde nader te onderzoeken , en hun,als
Plantagtige Lichaamen,zekere Bloemen toe tefchryven, welke
hy aan defelve; door ze in een vat met water te zetten, meen-
de ontdekt te hebben. Daarentegen zag Reaumur het Koraal
voor een Gebouw van Wormpjes aan; edog de meefte Na-
tuuronderzoekers bleeven geheel onzeker, en fchorteden haar
oordeel o p , o f men deeze voortbrengzels der Zee voor
Steenagtige Planten, dan wel voor eene inwoninge van Die-
ren aanzien moelt.
Zodanig was den flaatvanhet verfchil, tot dat de fcherpzien-
de Engelsman Ellis eindelyk met Zyne ontdekkingen voör den
dag kwam, en dit gefchil beflifte , uyt kragt van zyne lang
duurige ennauwkeurigewaarnemingen bewerende dat al het Koraal
, zo wel het Steen- als Hoornkoraal (a) zonder uitzondering,
zelfs Van de fynile Zeeplantjes o f Korallynen, niets anders
als een GebouW van zekere Diertjes ö f Polypen was, eh dit
gevoelen wierd 00k Van den grooten Linnceüs omhelsd, zo dat
hy het Koraal, eertyds van hem onder de reye der Planten
gefchaard,nuuyt het Ryk der Gewaffen uytmonflerde, en aan
het z e lv e , in zyne rangfehikkinge der gefchapene wezens,
een plaats in het Ryk der Dieren, en wel bepaaldelyk onder
de Wormen aanwees.
De vermaarde Italianer, Vitalianö Donati kwam eindelyk
mede te voorfchyn, en poogde dit laatfte gevoelen geheel
buiten alle tegenfpraak te Hellen, doordien h y , uit kragt van
zynewaarnemingen, dewelkemet groote nauwkeurigheitm het
werk gefteld wierden, verklaarde, dat ieder Koraal niets anders
als eenZeediertje, o f Polyp is, die door eene aaneenge-
fchakelde voortplanting van zyn eigen Geilagt tot een zodanig
Lichaam opryft, gelyk wy thans het Koraal bevinden te zyn.
E n dit is hu het gevdeleh , aan het welke hedensdaags da
fcherpzinnigfte Geleerden hunne volkomen toeftemminggeven.
Het is geheel buiten het oogmerk van dit tegenswoordige
W erk , om de gevoelens van bovengenoemde onvermoeide eil
pryswaardige Natuuronderzoekers wydlopig aan te haalen, o f
hun met onze oogen, tot onder hunne Vergrootglazen, te vol-
gen, veel min hunne Hellingen te beoordeelen o f te beftryden.
Des niet te min zal het zeer noodzakelyk zyn , kortelyk aan
te toonen, waarop hunne waameemingen doelen, wat zy
eigentlyk in de Hoofdzaake zeggen, en hoedanig wy ons in
de Befchryving van dit Werk omtrent zodanige gevoelens
meenen te gedragen;
Eeh eenigfe Pölypüs zet zig op een Steen, o f Schaaldier,
of eenig ander Zeelichaam vaft, geneert zig aldaar, en vormt.
voor zig, van zyn eigen Vogt o f fappen, ( b ) een Celletje o f
Holletje, het welk zyn lichaam, in de zelfde gedaante die het
heeft, als een vorm omvangt. Dit Vogt word hard, gelyk dat
der Schaalviflen , waärvan de Hoorns en Schulpen gebouwd
worden. In dit Holletje legt het Dier zyne Eyeren, waaruit
Wederöm andere PolypUiTen ontftaan, die op de zelfde wyze
hunne Holletjes o f Kamertjes, uit haar eigen vogt, boväi op
het eerile bouwen. Op deeze wyze waft o f ryft de ftam
allengs in de hoogte, en verdeelt zig in takken o f breede bladen,
al naar mate de voortplanting van deeze Dieren eenen
goeden voortgang heeft. Terwyl nu de Polypuffen van ver-
fcheide Natuur o f Geflagten z yn, en minder ofte meer Armen
o f Straalen hebben, 00k van grooten o f ondenkelyk kleinert
aart zyn , zo ontilaat daar- door 00k het grefote onderfcheid
van het Koraal, en het is de oorzaak waarom de koleur, de
digtheid van de Hoffe, de geffalte der Starretjes, de hollig-
heden ofporeuiiteiten, en dergelyke byvalligheden, zo zeer in
de meenigerley zoorten van het Koraal verfchillen. Volgens
dit aangenome gevoelen zyn dan 00k de Hoornkoraalen niet
dan Dieren, mäakehde het Hoornagtige hunne Beflanddeelen,
en de fchale hunne Hüid u i t , welke aan deeze Dieren zo
onontbeerlyk is , als ons menfehen onzeHuid. Ja zelfs zou-
de ’fer geeh een Hoornkoraal dar van Natuur zonder fchors
waare, in de wereld zyn, en zulke ffukken, die men zonder
fchors vind, zouden dien door zeker toeval verlooren
hebben.
Dit luid inderdaad geheel anders, als men voor eenigert tyd
van het Koraal gelooft heeft, en wie weet, welke wonder-
baare zaaken ons nog door het Vergrootglas. zullen ontdekt
worden? Mogelyk zyn de Bosfchefi, in welke wy dagelyks
wandelen, en de Boomen, die wy tot hiertoe Voor Planten
aangezien hebben, 00k niets anders als Dieren ? want hunne
voedende zappen, die zig in hünne vezeiagtige kokertjes bevinden
, zullen door het leven van den Boom , o f door de
aantrekkende en teruggeffootende kragt der kleinffe deeltjes,
(zo
(a~) Men und by zonmige Scbryveren eene verwijjeling der Ndaitien maatdoor ty veeityds onduidelyk zyn, en den Lezer vtrbyfieren,
doordien zy onder Steenkoraal en Hoornkoraal een en bet zelfde verflaan, noemende een Hoornkoraal daarom 00k een Steenkoraal of Litho-
dendron terwyl deze Heefiers op Steen of Klip gevonden morden, rnaar tegen zy aan het harde Koraal alieen maar de naam van Koraal ge-
ven. Edog my noemen bet harde Koraal Steen-koraal, om bet van bet Hoorn -koraal duidelyker te onderfcheiden, en de dubbelzinnigbeid te
verboeden.
(b ') De bedendaagfe Natuuronderzoekers neemen deeze ftelling, dat bet Koraal of desfelfs zelfsftandigbeit uyt bet vogt van de Polypufiin
ontllaa niet meer zo algemeen aan, en maaken, zo als bet fchynt; een onderfcheid, fchoon zy daarvan geene duidelyke Befcbryvingegeven.
Zommige namentlyk geven toe, dat'er in bet Zeemater een kalkagtige flym groeie, die zigergens aanzettende, aan de Polypujfen tot een Bed.
de verftrekt, om 'er in te moonen, en hunne figuur daarin te drukken. Dus waare dan het Koraal, bet geen van bet eigen vogt des Dlers ont-
fiaat, egt Koraal te noemen, en bet andere voor onegt Koraal te houden.