Ckrifeieuv Jjùntayer a d natr.yitucit.-ij S7
( S c q A C u s z o J ZÆ i i f l& r L c L t to .
¿T. %f. Jculp^rtr.
\
byna glad of’ mst körte »uren omgeven zyn. De Pooten zyn gebogen zyn. Het Dier hond zig in de Bosfchen on, en leelt
vmagtig, hebben van onderen lange platte Zoolen en v y f ange van Vogels, die zy zeer zagt weeten te beloeren De Renk
Vingers met even zo veel lange foarte Nagels, die lets t a r n van het Dler is Civetagiig, bet wdrd zo groot S een Wolf
T A B . K. I l.
' ■ l V T en jjf f p ^et Geflagt der Aapen bekwaamlyk in
1 Y J . drie Clasfen verdeelen, namentlyk: i . d e ge-
heelgeen Staart, 2. die een körten, en 3. die een langen Staart
hebben. Die zonder Staart zyn de eigentlvke Aapen (Simiee)
deeze hebben een naakten gladden Aars. Die met een körten
ftompen, en als afgehouwen Staart zyn de Bavianen (Papiones')
en die met een langen Staart zyn de Meerkatten ( Cercopitbeci).
Men kan ligt uit de Afbeelding zien, dat dit Dier tot de laatft-
genoemde Zoort behoord.
Dog deeze Clasfe word naderhand nog nader verdeeld in.
Meerkatten, met en zonder Board.
Önder die, welke geen Baard hebben, behooren de Mufcus
Aapen , Doodekopjes, groenagtige , roodagtige , lachende
Aapjes en Leeuwen-Aapen, enz.
Die met een Baard voorzlen zyn Verfchilleu Weilerum,
' want zommige hebben een fpitzen Baard, gelyk de groote
brandkleurde Aap van Guinea, andere integendeel hebben een
ronden Baard.
Dit Beesje is een kleine rondbaard uit BrafiliSn, hebbende de
byzondere Eigenfchap dat het een piepend Geluid geeft. Het
Aangezigc van dit aardig Diertje zweemt zeer naar dat van een
Menfch. Het is buitengewoon tarn en mak. Het Voorhoofd
is hoog en glad, zynde met een blaauwe Funt naar den Neus
toe nedergaande geteekend. Het Agterhoofd is met körte
Hairen dik bezet, welke agter de kleine ronde Ooren heen,
tot om de geheele Ein3 als een ronde Baard loopen. Het onderfte
gedeelte van het Gezigt is geelagtig. Over het geheele
Lichaam tot aan den Staart zitten lange geelagtig bruine Hairen,
de Vingers en Nagels zyn volkomen z o , gelyk by een
Menfch, uitgenomen, dat de laatfte iets ipits toeloopen. De
Staart is zo lang als het geheele Lichaam, en in dezelve heeft
het Dier gelyk alle Meerkatten een groote kragt om ’er zig nié*
de aan een Tak van een Boom vaft te houden o f op te hangen,
door dien ze den uiterften Punt van den Staart als een Haak
omkrullen. Het Geluid is , gelyk wy gezegd hebben, piepende,
en klinkt aangënaam en Muükaal.
Fig. 2. Onder de Dieren met v y f Vingers aan de Pooten
.teld men 00k een Geilagt, het geen met Stekels bczet is,
wordende in Egels en in St ekel-Parkens afgedeeld, dog de
laatfte zyn van den Heer L in n æ u s wegens het Gebit onder
het Gellagt der Rotten gefteld, terwyl z6 knabbelen, zynde
dus van de Egels afgezonderd.
Het Dier, hier afgebeeld, is Het Stekel-Parken met de Kam
o f Hairbofcb bp den K o p , komende uit Africa, Hifirix Crißata,
o f de Porcus Aciileatus van den Heer L in n æ u s . Van dé
Snüit a f , tot aan den Punt van de Staart beflaat dit Dier twee
Voet in de lengte, en met oVereind ftaande Stekels andërhalve
Voet in de hoogte. De Kop is gelyk als die van een Varken,
maar de Ooren zyn als die van een Menfch. Overal is het
Dier met weeke muisvaale Hairen bezet, dog op den Kop, in
den Nek en Hals ftaat een Kam o f Bofch van lange Hairen die
gelyk Borftels ’er uitzien en meer als een Voet lang zyn, gee-
vende aan dit Dier een byzonder fieraad. Het overige gedeelte
van het Lichaam is met Stekels o f länge Pennen bezet , die aan
weerskanten toe en fpits zyn. De meéfte eh làngfté van deezé
Pennen zitten ter zyden van het Lichaam, en fchieten däar als
uit een Middelpunt uit, wordende door het te zaamen trek-
ken der Veezels in de Huid opgeregt, het geen een gedruis
veroorzaakt, én zo dikwilsgefchied , als men het Dier getergd
heeft, zyhde anders van eènen tammen aard. De gezegde Pennen
zyn wit en ¿wart bont ; zo dat de witte en zwarte bruine
Banden met elkander afwisfelen. Aan den Aars zitten ’er
even zulke maar kortere en dikkere Pennèn, zyhde de Staart
ftomp. Het Dier knabbelt gaerne op Hout.
T A B . K I I I .
| H *• V V T y hebben op de voorgaandö Plaat een Stekel-
W Parken gezien, nu word op deeze een Egel of
Zmyn- Egel vertobnd, die uit de Provintie Zeeland in de Neder-
landen is, en by de Schryvers onder den Naam van Erinaceus
Europteus, o f Erinaceus Terreflris bekend ftaat, zynde deeze
niet over de zes Duimen lang. De geheele Rüg heeft dünne
bonte Steekels, die alle naauw en digt by elkanderen zitten,
daarentegen isd eK o p , Hals, Borft en Buik met lange en
zagte Hairtjes bezet, die bruin en afchgraauw van koleur zyn.
Aan de Pooten zitten v y f Vingers, waar van de twee buitenfte
zeer ko rt, en de drie middelfte lang zyn , welke te zaamen
aan de einddns krümme Nagels hebben. Het onderfte Kake-
Been heeft maar twee lange Snytanden, zynde de overige al-
temaal Kiezen. In het boven Kakebeen zitten van voorn
geen Tandcn, maar naar agteren toe ziet men eenige Kiezen.
Wanneer dit Dier in gevaar raakt, dat het niet ontvlugten
kan, zo fteekt het den Kop en Aars by elkander, zig als een
Kloot in de roridte te zaamen rollende, die van alle kanten
vol Stekels is, zo dat men het niet ligtelyk aanvatten, maar
als een Kloot rollen en wentelen kan. Z y gaan doorgaans des
Nagts in Moerasiige Plaatfen om, en dat is de OorZaak, dat
fchoon ’er genoeg zyn, men ’er dog weinige te zien krygt.
Fig.' 2. Het Scbild-P1rken, o f Armadil uit America het geen
II. D eel.
waarfchynelyk de Da/ypus Septemcinäus van den Heer L innjeüs
is , en in deeze Afbeelding vertoond Word , is zeldzaamer.
Het Bovenlyf o f de geheele Rüg tot iri de Zyden is geharnaft_
De Kop is een eenig Schild, te zaam gefteld uit verfcheide
vier en vyfhoekige Blaadjes, dan volgen twee Ringen , die als
een Halsband om den Nek leggenv Over de Schouderen en
het voorfte gedeelte van den Rüg gaat weder een groot Schild,
het welk afzonderlyk ingevat is; Dan volgen zeven breede
Ringen o f Gordels, die uit enkel langwerpig vierkante Blaadjes
beftaan. Het Agterlyf word eindelyk wederom met een eenig
Schild bedekt, waär op-de körte Staart volgd, die uit zeven
Ringen beftaat, maakende altyd tweeRegels van Blaadjes een
Ring uit-
De zeeven Ringen o f Gordels, die wy zeggen, dat midden
om het L y f loopen i zitten met een Huid aan elkander, en
fchuiven over elkander, zo dat zig het Dier door middel van deeze
Huid verlehgen o f korter maaken kan, het geen om dieswille
nodig is, terwyl zig dit Dier zomtyds als een Kloot te zaamen
rold. De Buik van de Borft tot aan den Staart heeft een Per-
kamentagtige Huid, op welke zig witte en harde vlakken als
Wratten vertoonen, gaande deeze Huid tot onder de Kin.
In het onderfte Kakebeen ftaan twee Regels ieder van tien
Tanden, van een byzondere Gedaante, gelykende volkomen
N naar