Zommige houden den Minoceros met twee Hoorns op den
-Neus voor het Mannetje , en die met een Hoorn voor het
Wyfje, dog andere zeggen, dat die geen Merkteeken van het
Geilagt is , door dien men Mannetjes met een, en ook Wyfj.es
met twee Hoorens vind. Maar wy twyffelen zelfs ook, o f het
getal der Hoorns een onderfcheiden Zoort beteekent, want
deeze Dieren zyn elkander volkomen gelyk, het zy ze een o f
twee Hoorens hebben. Mogelyk is het das maar een over-
toliige Vrugtbaarheid van de Natuur, die het zy door over-
vloed van Voedzel, o f door de Poreufe hoedanigheid van het
Neus- of Voorhoofds - Been dezen tweeden Hoorn te voor»
fchyn brengt.
De Staart is kort, en op het einde iets met Borftelagtäge
Hairen bezet. De Pooten zyn kort en dik, en met drie fterke
Kiauwen voorzien. Zyn Viees is grof en hard, dog ward
egter dikwils gegeeten.
Dit Dier is zeer tarn, en doet niemand Ieet, maar het word
ontzachelyk, wanneer men het kwaad maakt, en tot Toorn
ophitft. Het loopt zeer fn e l, maar volgt, dewyl het niet
verre zien kan, doorgaans zyn Vyand op den Reuk. Wanneer
bygevolg iemand van het Dier vervolgd word, zo kan men
het tot op weinig Treden op zig laaten aankoomen, maar dan
moet men fchielyk ter zyde fpringen, waar door het Dier den
Menfch uit het Gezigt, en uit den Reuk verlieft, en in een
regten weg voortdraaft.
Met den Hoorn wroet het in de Aarde , fcheurd groote
Steenen en dikke Wortelen met een ongeloovelyke fterkee uit
den grond, en flingerd dezelve met een zwaay over den Kop,
agter zig te rüg.
Zy hebben Vyandfchap tegens de Elephanten, en treden ten
eerften met hün in Gevecht, dat voor de Elephanten zeer ge-
vaarlyk afloopt, want zy ftooten haar met den Hoorn in het
Onderlyf, en befchadigen ze z o , dat zy ’er dikwils door om
het Leeven koomen, waarom zy doorgaans voor den Minoceros
weg wyken.
Haar Voedzel beftaat in ftekelige Öeefter-Gewasfen, wes-
halve zy zig gaarne in de Wouden en Bosfchen begeeven, en
äldaar met groote kragt den eenen Stam en Boom na den anderen
neerveilen, en een groot gekraak en geraas in het Woud
veroorzaaken, als o f ’er eenige Houthakkers. in beezig waa-
Men heeft ’er zig niet over te verwonderen, dat deeze Dieren
ook benevens.deTuingroentens allerhande fteekelige Hees-
ters vreeten, want zy hebben een grove ruuwe T ong , die,
als zy ’er een Menfch maar eenmaal mede likken, terftond ’er
de Huid affchaaft, het geen die ongelukkige Perfoonen ge-
waar worden, die een opgehitften Minoceros onder de Voeten
komen, door dien zy zulke ongelukkigen terftond dood likken.
Men noemd dat Heeftergewas, waar van zy meeft leeven en
het geen zeer wel op den Jeneverbezien-Boom gelykt, aan de
Kaap Minoceros Heefters, en die worden daär, by gebrek van
ander Hout als Takkebosfchen gebrand.
T A B. K. X L
Na dat de Plaat K. V . met den Eop van den Jfricaan/cben
Koetoe reeds in dit Werk gebragt, en de Befchryving
daar van Gedrukt was , ontvingen wy deeze Afbeelding van
een geheel Koetoe* Dier, geteekend naar het Leven.
W y deelen dan ook deeze meede, om dat men ’er by de
Oude Schryvers geen Berigt van vind, en houden ’er ons nu
niet langer by op, terwyl men deeze Afbeeldinge met de Be-
fchryvinge, die wy reeds Tab. K . V . gegeeven hebben ver-
gelyken, en zien kan, o f ze ook in een o f andere kleinigheid
verfchild. Zommigen noemen het ook een Eland-Dier, als
mede Cordom.
Hoorn niet veil eer een Uitmas van de Huid van bet Dier, dan een Voortzetzel van bet Voorhoofds-Been was, alzo het oorfpronkelyh
Stuk te Dantzig bewaard mordende ehkel en alleen aan de Hmd vafl Oat, zonder eemg Beenagtig Merkteeken te hebben. Dit gaf ons
geleegenbeid de Zaak verder te onderzoeken, en my bevondeny dat het Voorhoofds-Been in der daad als een Hoorn uitpuild, dog geenzints
tot zo een groote lengte, en dat de Huid, deeze Uitptdiinge van het Been overdekkende, Wortels met veele Veezels in dat Been heeft,
en als uit dat Been gevoed zynde verder voortgroeidy dus gelykelyk met bet Been vereenigd zynde. Het is zeeker, dat de Nagels aan
Menfcben en Beeften, en de Scbors der Hoorens aan de Dieren voortbrengzels van de Huid zyn, dog het Merg der Hoorens is Beenagtig,
en in bet Been van den Kop ingemorteld. Indien dit ook zo niet was, zoude een Hoorn met de Hmd bemeeglyk en verfebuifbaar zyn en dus
geen zonderlingen tegenfland doen. En daarom is ook aan den Rhinoceros de Uitptulinge bet Fondament, maar op vervolgens het overige
gedeelte van deezen Hoorn vafl groeid3 en door bet Voedzel uit het Been zelve de vereifebte bardigbeid ontvangt. Even dit hebben wy ook te
St. Petersburg aan dien Hoorn maargenomen, melke aldaar in bet aanzienelyk Kabinet van de Keizerlyke Academie der Wetenfchappen
bewaard ward, en my zien ons in ons Gevoelen bevefligd, door bet Berigty bet melk de Geleerde Heer H o u t t u y n in zyn Vermaard
Werk van deezen Hoorn geeft.
T A B . K. X I f .