T A R
¡Fig. j . T 7an het Tin gaan wy ter Befchouwiûge van de
V Lood-Enzen over, daar van vooraf eenige op-
heldering in het algemeen geevende. De Loodftuffen zyn
doorgaansin een Kabinet de fwaarfte, en ofTchoon Goud en
Kwikzilver opzig zelfs genomen fwaarder als Lood z yn , zo vind
men dog de beide laatfte noit in zulke Klompen in het Gefteente
zitten, dat de Stuften daar van in evenredigheit die
fwaarte hebben als de Lood-Ertzen; Ook houden de Lood-
Értzendoorgaansiets Zilver in zig, en zyn zomtyds daar van ry- -
kelyk voorzien. g Voorts is het Lood met Zwavel geminerali-
feerd houdende de Centner omtrent 75. Pond Loot. Men
vind het ook- gaarne by andere Metallen, als by Köper en
Y z e r , waarom het zomtyds byzondere koleuren aanneemt.
; L o od , dat volkomen gedegen is , is onbekend, ten waare
men daaronder zeekere Loodkorltjes verftaan wilde, die men
zomtyds vind, en die mogelyk op geen andere wyze ontftaan,
als de gefmolte Tinpaareltjes, waarvan wy boven gezegd hebben
, dät zy door onderaards Vuur als Paarlen uit de Steen
dringen.
Men vind het Lood in Aarde en Steen, en ook zonder
deeze Verertzt. De Lood-Aarde is uitterlyk maar alleen aan
de fwaarte te kennen, want ten opzigte van de koleur komt
ze met andere Zoorten van Aarde overeen , men heeft na-
mentlyk witte, graauwe, lood ver wige, bruine, donkkerroo-
d e, 1 warte, geele en groene Lood-Aarde.
De Steenen, in welke het Lood gevonden word, zyn spath
en Kryftalagtige Kwartz, fchie tende het Lood zelfs zomtyds
in lange Piramiden van een groene o f witte koleur u it, o f zelf
in veelhoekige Knopjes op Kwartz.
Het Lood, dat op zig zelve met Zwavel Verertz is , word
Loodglantz genaamd, eu zulks is grof- o f klaar-ftraalig.
Het eerfte Zoort bevat de Dobbelfteenen, en Knopjes van
Lood, mitsgaders het breedftralig Lo od , en tot de tweede
Zoort rekend men het gekorrelde, imalftraalige en het digte
Lood, het geen de ßerglieden Loodswyf, o f Plumbago noemen.
Alle deeze Zoorten worden daarom Loodglantz genaamd,
omdat ze gladde Vlaktens hebben, die even zo blinken, als
o f ze gepolyft waaren : Maar door dien ze ältoos Zil ver in-
houden, en veeltyds Zilver-Aderen mede door de Loodgan-
gen heen loopen, zo gebeurd het dikwils , dat deeze Vlaktens
met Zilverfwart als bewaafemd zyn, in welk geval men
de ftukken wel fwart Lood noemd.
Aangaande de tegenswoordige Afbeelding, zo ziet men hier
een groove dobbelfleenagtige Loodglantz. Dit Zoort is rykhou-
dende, gevende de 100. Pond wel 60. à 70. Pond Lood, zyn-
de het overige meeft Zwavel.
Men vind deeze Loodglantz overvloedig in de Saxife en Bo
beemfe Bergwerken, en nooit zonder Zilver, fchoon dit Zoort
van Loodglantz zo veel Zilver niet heeft, als de fync Loodglantz.
De Dobbelfteenen beftaan uit veele overelkander
gelegde dünne Blaaderen, die als fyn Papier overelkander
fchynen gefchoven te zyn. Deeze Blaaderen blinken als
nieuw gefmolten Lood, dog de Vlaktens zyn niet geheel glad,
E. 1 1 1 .
maar hebben breede Straalen. De Moederfteen is Kwartz,
en Dobbelfleenagtige Spath, van welk laatfte men in de A fbeelding
aan den Bodem van de Stufte eenige laagen ziet.
Ftg. 2. Een ander Zoort van Lood-Ertz is in deeze Afbeelding
te zien. Het beibat in eene mengeling van Glantz,
Blaaderagtige Spath, en Markafiet.
Het Blaaderagtige Spath is onder aan te zien ; de geele Punt-
jes, die in het fwartagtige Ertz gezien worden, zyn de Markafiet,
die de holtens aangevuld heeft. Even dus vind men
ook dikwils Lood en Köper onder elkander, o f Lage op Lage
in het Spath ingefprengt, waarby doorgaans eenige Oncen
Zilver in de Centner fteeken, zo als veel in Italie en byzon-
der in de Neapotitaanfe Bergwerken gevonden word.
Fig. 3. Deeze Stufte is een klaare Loodglantz met kleine Dobbelfteenen
in een Kmartzaartige Spatb. Deeze Zoort onderfcheid
zig van de andere maar daarin, dat de Vierkanten en Blaaderen
kleinder, digter, en te gelyk ryker van Zilver zyn.
Fig. 4. W y hebben by Fig. 2. gezegd dat men ook het
Lood met Köper onder een gemengd vind. Wanneer nu de
Metallife Dampen van beiden zig door haare nabuurfchap onder
een mengelen, zo neemt het eene Metal de koleur van
het andere aan. Ten Bewyze hier van kan deeze Afbeelding
dienen, die ons een groen Lood-Ertz in een bruin beflage graauwe
Spath vertoont. Deeze groene koleur ftamd van niets anders
af, als door dien de groene Köper Deelen in de Lood*
Mafia ingedrongen en zig daar mede vereenigt hebben (» ) .
. Fig. 5. Even aldus vertoont zig hier eene groene gróepige
Loodßttffe, die zeer rykhoudende is. -,De Moederfteen is
Kwartz, en fchynt by de innerlyke mengeling der Mineralife
Deelen iets toegebragt te hebben , dat het ftuk gekrult o f
als geffonft is (* * )•
Fig. 6. en 7. De Metallife Dampen trèkken juiíl niet altyd
door een vaft Gefteente been, maar vermengen zig zomwylen
ook met lolle Aarde, en leggen hunne Deelen daarin rykelyk
af, welke Aarde in dat geval eene Metallifch, o f Metal houdende
Aarde genaamd word. Terwyl nu de Aarde veelder-
ley koleur van de Metallifche Dampen aanneemt, by Voor*
beeld van het Y z e r , fw a r t, blaauw, roodagtig, geel, of
okerverwig, en van het Koper, geel, blaauw, o f groen word,
zo noemd men in ’t eerfte geval de Aarde naar het Metal waarvan
ze baar koleur heeft, dog, wanneer zig nog een ander Metal,
beneftenshetgeene, waarvan de koleur ontftaan is , inmeenigte
in de Klomp ingedrongen heeft, zo ontleent zydenaam van
het laatfte. Vandeezen Aartzyn de, in deeze twee Afbeel-
dingen vertoonde, Yzer houdende Bergaarden, houdende tef-
fens aan Lood zo v ee l, dat men wel 50. Pond uit den Centner
fmelten kan. Men vind ze in de Bergwerken van Lotteringen
meer dan elders. Zommige Metallifche Deelen leggen
’er meeft vry in , en vertoonen zig als een fyne Giants. De
overige hebben zig met het fyne Aardftof innerlyk zo Verertzt,
dat men ze zomtyds met bloote oogen niet ohderfcheid,
maar haare tegenwoordigheid uit de zwaarte befluit. Dewyl
hu de Metallen eene lymende Natuur hebben, die de Klompen
hard en digt maakt, zo heeft meii zig niet te verwonde-
ren, waarom deeze Aardkluiten meeftendeels Steenhard zyn.
Fig. 8. (¡0 Tie Heer Sprunglin fcbryft ons, „ dat dit ftuk een Groene, groepig gemäße Loodfpatb is, die vermoedelyk van Tfchoppau in Saxen
„ komt, zynde van Koleur donker Groen, en op zommige Plaatzen met Oker beßagen. De Jpatb Kryfiallen, die men ’er aan ziet, zyn van ver-
„ ßbillende groote, en zommige zofyn als een dünne Naald.
(H ) Ten opzigte van deezeßuffe zegd de Heer Sprunglin: „ dat bet wel een geelagtig groene Loodfpatb is, maar dat de Kryßalletjes
„ onduidelyker en kleinder zyn, endat 'er geen vreemde Moederßeen van Kwartz aan gevonden word” . Dus is dan bet geene wy volgens de
Afbeelding voor Kmarts gebouden hebben, mede niets anders als groepige Spatb, en wie dog kan dit in een bloote Aftykening z00 duidelyk ander
fcbeiden ? Het blyft ondertußcben aangenaam, dat de Bezitter van de oorfpronkelyke ßukken de Goedbeid gehad heeft, tot verbeetering van
de Befcbryvinge zyne aanmerkingen ons mede te deelen, zullende bet den Leezer van gelyke aangenaamer zyn, die verbeetering hier te vinden,
als wanneer wy door warn gedreeven de misßagen badden bedekt gebouden•
S-
9