( 14 )
AntilUfcbe Eilanden zulke Koraal-Tákken, die de dilìtè Van
een arm hebben en over de v y f Voeten hoog zÿn, gelyk
óns die geene verzekeren, die ze aldaar gezien hebben.
Fig. 4. Het ronde Koraal ftuk, het geen hier te zieftis, en
ondér de Madrepora! behoord, is niet minder zéldzààm. De
Worte! van dit ftuk, o f de Plaats, waarméde h'et zelve dati
de Rotz vaft zat, is nietgrooter als een Dtrcaat, maar behalven
deeze Plaats is de geheele Klomp rondsom. met een Huid
of'Bekleedzel omgeven, in het welke een groote meetìigte
van ftarretjes ftaan , die alle aan elkander volkomen gelyk
zyn; llegcs is ’er aan te merken, dat deeze ftarretjes in het
vöOrbeelt zeer digt aan elkander ftaan, en als waare het, uit
en töt elkander vtoejen. By gelegenheid, dat wy eens zoda-
n'igen 'Klomp döörzäagden , hebben wy gevonden, dat die
ftatrétjes van alle kanten met ftraalen tot aan de Wortei toe*
gaan, waarvan de eene ftraal teffefis uit den anderen fpruit.
De ontelbare mënigtè van fyne en onzigtbaare Tanden, de-
wëlke op de Bláadjes van de ftarretjes zitten , is oorzaak,
dat déze Kloïtfp ruftw in ’t aátíraken is , want ieder ftar beftaat
fiit trier - en - twintig Blaadjes, en ieder Blaadje is ongemeen
fyn getand. Men heeft van dit Zoort ook die wit en blaauw '
zyn , en wel een Voet in de middellyn houden.
T A B . A. XI.
Fig.i.en 2. W / y hebben reeds by de Plaat A . IV. fig. 1.
W aangetbond, wat wy onder die Koráal-
ftukken verftaán, die men Cerebrites en lithocerebrum fioemt.
Een dergelyk Zoort word ons, zowel van boven als van on-
derèn te zien , in deeze twee figuren afgebeeld. ’E r zyn
bykans geen Koraalftukken , welker Bouwordre zo frâai en
pragtig is, als die van dit ftuk, dat wy nu komen te befchry-
ven. De V o è t , ö f Worte! is een kloeke vinger d ik , ïéts
lütpuiieride, verbeeldende een afgeilete Starre figuur, dfe
van alle kanten afchgrauwe ftraalen uitfchiet. Van binnen
is de geheele Klomp fchilferagtig, dog ze is zo als by alio
Labyrinth-Steenen met een fterke fchcimuur doorwerkt,
die met wyde Bögten omioopt. Deeze fcheimuur verdeelt
zig op de bovenfte Oppervläkte in twee dünne Bladeren, wel-,
ker Afftand omtrent vier Linien bedraagd, die overal in alle .
Bogten gelykvvydig blyft. Aan deeze dünne Bladeren van de’,
gezegde fcheimuur ftaan zydewaars eene ontallige meenigte
van fchilfers, die alle even groot en by uitftek fyn getakt
zyn. Deeze fchilfers loopen o f ftaan aan weerskanten met
een ronde Boog over de dünne Bladeren heen, edog zo, dat
de fchilfers aan het eene dünne Blad der fcheimuur, met* de
fchilfers die aan den anderen kant aan het tweede dünne Blad
van het zelfde middelfchot ftaan, in eene Afwiflelende Ordre
gefchaard z yn , en terwyl .deze fchilferagtige getande zyblaad-
jes aan byde zyden verre over de dubbelde Bladeren van de
meergezegde fcheiwand heenfpringen, zo fchieten zy elkander
eenigerfflate voorby.
De ftof is op zig zelve zeer hard, maar dewyl d¿ Boowor-
de zeer fyn en künftig is , zo zyn de tedere Blaadjes zeer
bros en breekbáár. Men vind ’er hoewel zeer zelden, die eén
Voet in de middellyn houden, en öp eenèn aanzienlyken hoo-
gen Voet o f wortel ftaan. Men heeft ook een Zoort, die
donkergeel is.
Fig. 3. Het ftu k , hier vertoond , is vsm Het zelfdè ilag;
als hèt geen op de voorgâânde Plaát in de derde figuUr afgebeeld
is , en alleen maar hier geplaatft, om de röode Plakken,
met welke het Koraal dikwils rykelyk bezet is , aantetoonen,
want deeze roode Plakken zÿn de zogenaamde Eßbar» Mukpora
miniihä crufiacea, o f een Zeefchurffc dié uit het fyhftö
Punt-Koraal beftaat, en zig als een fchors op ander Koraal
aanhegd. De vetmaarde Ellit hefeft aangemerkt, dat zig in
deeze roode fchors kokerVormige holtefis bevinden, die alle
gelykwydig en ofdentelyk by elkander ftaan, zynde zomtyds
de Köraal - Takken daannede gehcel overtrokken.
Fig. 4. W y hebben in de Befchryvinge van Táb. A . II.
fig- 3- dat zömmige Millepofäs veele breede Lappen
hebben, die wederom in kleinere Lappen en Blaadjes verdeelt
zyn. Het ftuk het welk wy thans voor ohS zien, is van die
Nattrar, en Word om dies Wille ook ëeïie Millepora lobata ge-
naamd. Deeze Bladen ftaan zomtyds ten Getalle vàn veertig
•ope en ftuk o f Wortel, by elkander, zÿn zeer wonderbaar
gebogen. of,gekronkeld, en maaken een fraaije Vertooning.
; Het is dit,Z oort, waarvan, gelyk wy Op de aangehaalde Plaats
gezegd hebben, dat de Pori o f Gaatjes in een geregelde vyfhoek
ftaan, en fchoon dit ftuk van buiten geel is , zo is het dog op
de Breuke wit. Dikwils vind men ook tegen de Bladen in de
Klomp zelve, en dus onder het buitenfte geele Bekleedzel,
lange Kokern van PolypulTen o f , Zeewormen zitten, zo dat
men van buiten die ronde Kokers door de hoogtens, die ze
op de Oppervläkte veroorzaaken , beipeuren kan, en wan-
neer deeze Kokers gelyk een net door elkander gevlogten z yn ,
zo is dit fraai [en wonderbaar om aantezien.
Fig-' f . Dit ftuk is evéh zo merkwaafdig als een van de
voorgâânde. Het Word Gorgoniä fitrtplicißtfiia reità genaamd.
Dé ftof waàruit dit Koraâl beftaat iS van NatüUr gelyk het
Hoomagtig Koraal, edog z6 hârd als Steéh-Koraal, en met
een Steenkoräalagtigeftöffe oVeïtrôkken. Op de Brêük Ziet
men eenige Ringén en een merg gelÿk in allé Houtën, en op
het Oppervlak vertoond zig eéh bruine Plêk die gelÿk een
kwaft in éen Tâkje bout te zjên is. Van dit Zöort hebbên
wy ftàVefi vàh drië Vôet long geVonden, die ZO regt ôpgih-
gen en zo lang wàtèri,' dât zè één'ftèél vâtt een lange Tabaks
pyp verbeeldén. Niettègenftaânde de ftof wit en Steenhârd
is , zo tellèû Wy dit Zbort dbg tihdef hët Hööfh-Köraal, éñ
houdenZe met dât Zoört véfmaâgtifchapt te zyfi, wëlk mén
Bacalús Marinus n'oemd.
T A B . A. X I I .
Fig. i . "li T e n vind niet alleen zulke Hoorn-Koraalen, o f 1VX Koraalboomen, die ’er gelyk Struiken o f Takken
van Boomen uitzien, maar ook zulke, die de Gedaante
van een Waaijer hebben, en deeze noemt men Keratopbyta fia-
lelliformia, welker Böuworde fraai en zeldzaam is. Men Ziét
namentlyk uit een breede, Leederagtige, en uit veele Hout-
agtige Vezeltjes te zamen geweeve, platte Wortel, die Vlàk
op een Klip vaft z i t , verfcheide Takken om hoog ryzen,
welke een Vinger dik, en fterk met elkander opgewaffen zyn« '
Deezè Takken wykeft zylifags in éeñ píátté vlakté Vati èlkan-
der a f , en eindigen in dunne fyne Punten. Uit deeze Hoofd-
takken, die na boven toe zo dun als Bindgaaren worden, lo-
pen ter zyden dundere Takken , ter dikte van een Schryf-
pen, uit Wèlke even gelyk een Waaijer andere uitgébréid llàan,
en San den Rand mede dun Uitlópen. Verdèr fchieten zo Wel
Uit de dikfte Hoofdtakken, als uit de dunnéré By takken een
grôôttê taeetìlgté, zéét duttile Takjès ö f Vèzefs van de Wortel
af« tot aan den buitenften Rand toe om hoog, die voor het
meer-
(ScA bifeo ¿ia A lííD om j.Q jf^ .J lljiílírifíP A L io s.C D . et fQ rvjiß’. orò. (Srùuru^,.
ChnfbAß ■ALànòterrtafeerr aadè)tiuU/.jrati