( 38 )
äs, gelyk aan de Europeefe Goud-Torren, hoog groen, en met
een blinkende goudglants overgooten- Buicen dien ziet men
verfcheide vlakken, die ’er als hßt fraaifte Goud-Purper uit-
zien. Midden op de VleugeJen vind men een paar groote
ronde, doorfchynende geele vlakken, die ’er als geel kooper
uitzien. Aan weerskanten van deeze vlakken namentlyk na
boven en na onderen toe, als meede aan de beide zyden van
het bovenlyf, en regt voor het voorhoofd ziet men .een
giants van Goud-Purper. De oogen zyn groot fwart en blinkend.
De fprieten beftaan uit enkel Leedjes en zyn fwart.
De Vleugels zelf, die onder de bedekzelen leggen, zyn bruin,
en doorfchynende.
Fig. io . In deeze afbeelding ziet men dezelfde T o r van
de onderlle zyde, alwaar men dit Infeft zo fterk verguld vind,
als o f het met blad-goud overtrokken was. Het Borftfchild
© © S G ©
Hiermede hebben wy de Befchryving van de Kapellen
geeindigt, dog van geen andere, als die men Dag- en Nagt-
Kapellen, Vlinders o f Uylen noemd. Terwyl wy ondertuflchen
in de Inleiding ook van die Clafle der Kapellen gewag ge-
maakt hebben, die maar ’s Avonds en 's Morgens in de Ichemering
yliegen, zo willen wy deeze Clafle niet geheel voorbygaan ,
en ten minlten een Kapel uit die Clafle befchryven, fchoon
daarvan geen Afbeelding voorhanden is, namentlyk de zoo-
genaamde Doodshoofts- Kapel.
De Rups, waaruit deeze zeldzame avond Vlinder komt is
zeer groot en dik, van een zwavel geele kleur en met fcheef-
leggende blaauwe itreepen voorzien, dragende, (gelyk alle
Rupfen waarvan de Morgen- en Avond-Vlinders komen,)
op het agter Deel van hun Lichaam een ftaart, wordende
daarom Pylftaarten genaamt. Men vind deeze Rups hier en
daar in Duitfland en gantfch Europa aan de Jasminftruiken,
fchoon ze in de beide Indien veel grooter zyn. De Kapel
aangaande, zo heeft die het zelfde kenmerk, het geen alle
Vlinders uyt die zelfde Clafle hebben, dat namentlyk de fprieen
de vier Ringen van het onderlyf hebben een vermengde
groene en Purper kleur met een vuurige goud giants. De
zes Poeten, waarvan ’er twee agter aan het eind van het
Borftfchild, en vier voor aan den Hals itaan, zyn hoog groen
met Goud. De Bedekzels der Vleugelen zyn van binnen violet
en hebben een groene Rand. Men kan hem met regt den
Koning der Torren noemen.
Fig. t r . Ten Befluite ziet men hier nog een bruine Afri-
caanfcbe Tor, wiens Vleugel-Bedekzels tot aan het Hoofd toe
met enkeld ftaande Bosjes Hair bezet zyn. Deeze Hairbosjes
zyn voor een gedeelte zwavel geel, en gedeeltelyk oranje.
Men noemd deezen zeldzamenTor ookwel den Hottentots God*
dewyl dit wilde en bygelöovige Volk aan zoortgelyke Torren
godsdieniUge eere bewyft.
© © © © »
ten aan beide Eindens dun, en in het midden dik zyn. Voorts
heeft deeze Kapel een fwaare Vlugt, en geeft een klank o f
pipend geluit van z ig , het welk geen Kapellen van deeze
Clafle doen; hy zit zeldeh op de Bloemen ft il , maar zuigt doof
behulp van een lange fnuit de Honing onder zyn Vlugt daar uit*
en word daarom de Onruft- Kapel genoemt. De agterite Vleugels,
als mede zyn Lichaam is Oranje kleur en met fwarte ftreepen
bezet. De voorfte Vleugels zyn donker blaauw ge waterd,
en hier en daar fchynen eenige vlakken door. Boven op het
fchild van de Rüg legt een groot geelagtig wit Veld op een
fwarte grond. In dit geelaguge Veld itaan twee fwarte ronde
vlakken naait elkander, en onder defelve twee fwarte ftree-
ken, het welk ’er uitziet, als een Dood menfchenhoofd met
twee holle Oogen, en de holte van de mond daar onder, en
dit is de oorzaak, waarom men aan die Avond-Kapel de
Naam van Atropos o f Doodshooft gegeeven heeft. Terwyl
nu veele Liefhebbers dikwils een andere Kapel, als die wy
hier komen te befchryven, voor het Doodshooft houden, zo
hebben wy dit tot een Toegift op de Befchryving der Figuu-
ren wel willen aaomerken.
I N L E I D I N O
I N L E I D I N G
H I S T O R I E
D E R
Z E E - AP P E L S .
hebben reeds in de Inleiding tdt de HoomS
en Schulpen aangetoond, dat men die Schaal-
’ viflen noemd, en dat de Schaal viflen. in het
algemeen genoomen, verdeeld worden in
i een, in twee, en in veellchaalige, tot welke
I laatfte foort men ook de Zee-Appels rekend :
Van deeze laatfte zullen wy nu breedvoeriger
handelen.
Men verftaat daar door zekere voor het meefte gedeelte
ronde, o f half ronde, o f ook eiervormige levendige Dieren,
die in de Zee huisveftende een minder o f meer harde, dog
altoos brooze en breekbare Schaale hebben. Wegens haare
ronde, o f ge welfde gedaante noemd men ze Zee-Appels; Maar
om dat zy doorgaans zekere, het zy dikke o f dünne Stekels o f
Pinnen hebben, welke Van alle kanten om en aan de Schaal
vaft zitten, zo noemd meii ze ook Zee-Egels o f Eebini marini.
Het maakzel van dit Dier beftaat uit een flymagtige, en met
veele Vezelen doorweevene zelfftandigheid, die met de Milt,
Long o f Lever van andere Dieren- eenige overeenkomft
fchynt te hebben. De Bouworde van het Schepzel beftaat in
v y f Kameren o f Afdeelingen, waar in het gantfche Dier verdeeld
is en waar by nog.de Mond komt, Jio by
v y f lange icherpe Beentjes ofTanden beftaat. Als men deze
Zee-Appels kookt, zo word haare weeke zelfftandigheid hard,
even als de Eieren: Zommige zyn eetbaar, maar anderen
kunnen wegens hun vergif o f fterke finaak niet genuttigt
worden.
De Schaalen hebben altyd twee Openingen, waar van de
eene ältyd onder is , en tot eene Mond verftrekt, wordend«
by veele ook de bovengezegde Tandjes daa.rin gezien. De
andere Opening is o f onder, digt by den Rand , o f in den
zelven, o f zy is boven op, en lynregt over de Mond, en den
anus zynde zoo diend die aan het Dier tot ontlafting, waar om
w y die in ’t vervolg doorgaans het agterfte zullen noemen.
Alle Zee-Appels zyn van onderen min o f meer vlak, en van
boven gewelfd , en dit gewelf is of plat-rond, o f verheven-
rond, Eivormig o f ook als een ftompe kegel. Van binnen
hebben veele Schaalen om den Mond v y f verhevene omge-
boge Ooren als haakswyze krammetjes ,döor welke de Vezels
van de v y f Karners, die het Lichaam van het Dier uitmaat
ken, vereenigt en aan elkänder beveftigd worden ( a ) .
Uitwendig ziet men altyd een merkteken van de v y f Kameren
, waarin het Dier verdeeld is. Want men ontmoet altoos
v y f enkelde, Pf v y f dubbelde ftraalen of ftreekefa , o f naa-
den , o f groeven, o f .eenige andere Figuur, die in vyven
afgedeeld is ( ¿ ) . De ftukken , uit welke de Schaal te zaameti
gefteld is , zyn meerendeeis ook v y f o f vierkantig , en men
teld ’er wel eenige honderde zodanige ftukken aan een eenige
Zee-Appel. Op ieder ftukje zit een groote o f kleine Wrat,
o f een verdiepte ronde Ring, o f ook maar een Punt, waar
op de Pin o f Stekpl, door behulp van een fyne Pees, die
midden door de Wrat heen'gaat, vaft zit. Alle deeze ftukken
te zamen genomen, iiiaaken de v yf Hoofd-Blaaden van
de geheele Schaal uit, die door middel van een net uitgetak-
ten Naat even dus te famen komen , als de Beendeten
van de Hafslenpan door haare getandd Naaden aan elkandef
vaft gehegt zitten: wat de Stekels o f Pinnen aanbelangt, zy
zyn d ik o f dun , glad o fruw , kort o f lang, gevormd als een
Piek o f gelyk eeri Vihger, en zomtyds zyn ze niet anders als
Borftels, o f koleur van deeze Stekels is
_i»w;»h>ttcircle , zo als ook de kleur Van de Schaal verfchilt,
want men vind witte, roode, groene, bruine, fwarte, violec
kleurde, geele, en bonte ( c ) .
Het Dier gebrüikt deeze Pinnen zo wel tot zyn verdedi-
ging, alsom ’er mede voort te gaan, want het kan dezelve
naar welgevallen neederleggen, oprigten, en uitfteeken. Wanneer
nu de Zee-Appel zomtyds in de Holte van een Rots inge-
kropen is , en men geweld wil doen om hem daar uit te kry-
gen zo zet het Dier van alle kanten zyne Pinnen zodanig vaft
tegens de kant van zyn Hol a a n d a t men het zelve op geen-
derly wyze daar uit haalen kan. T o t het voortgaan gebrui-
ken de Zee-Appels de langfte Pipnen aan het pnderfte Vak ,
diezy alle te gelyk, o f een voor een vportzetten, het geen
de gedaante geeft als van iemand, die op ftelten gaat. Op
deeze wyze kpnpenze , voomamentlyk aan h?rde Stranden,
tamelyk ras voortkomen. Dog fchoon rond zynde ziet men
ze egter nooit als kogels rollen, door dien zy door het uit-
fteken hunper Pinnen het rollen dadelyk beletten, en fchoon
iß
s a\ p/[en pijjJ in het Ryk der Verfieeningen $etr veele foort en van Zee*Appels, eti npgmter ßfirien van Pinnen, die waarfibynlyk de Ste*
kelsvan byzondere Zeer Appels gemefl zyn, meer als men in Natifur, zo veel ans beizend is, bedendaags ontdekt beeft, en even Zoo gaat bet
ook met veele Hoorns en Sckulpen. Dit bekragtigt ons gevoelen, dat mogelyk door de algemeene Overflroominge des Aardkloots ook diepe Zee-
eronden in de boogte gekomen zyn, waar door Gediertens, die alleen maar in de A f gründen van den Oceaan ixoonen, en zig das nooit aan uns
gezigt vertoonen, op bet Oppervlak of in de bovekorß van de Aarde zyn geraakt, en nu aliten maar verßeend van ans gezien worden, gelyk dt
zogenaamde Ammons Hoorns.
( i ) Over de weinige Zee-Appels, die maar vier afdeelingen hebben, ftaan wy nog in twyffel of wy ’er een’ byzonder Sooft van maaken
zullen, dan of wy die liever voor eene Afmyking van de regelen der Natuur bouden zullen, gelyk zo by voorbeeld de Vierfiralige Zee*Slarren
ook (geen 0 byzonder geflagt febynen uit te maaken. Dat de Zoleuren van de Pitmen geen fowt yitmadkm, blykf dm m k f Wibdd fw * m Zegf Appels groene,witte of
bruine Stekels beeft, en bet is ’er mede gekegen, gelyk met de Hairen der Dieren, die by een en bet zelfde geflagt zeer verfcpulen.
K z