omtrent de Kaap de Goede Hoop geyonden. In de Noord- Zee,
z'egt men, en by Archangel vind men ’er van een ysfelyke groo-
te op de Rotzen zitten, en in de Kafpifcbe Zee weemeld het van
Medufen - Hoofden.
Door dien ze nu een Zoort van Zee-Starren zyn, zo be-
hoorcn onzes bedunkens tot dit Geflagt veele andere Zoorten
van Polypusfen en Z e e -Spinnen, mitsgaders alle zogenaamde
Plant-Dieren, welke uit Kraakbeenägtige Wervelen te zaam
gefteld zyn , waar van de Wervelen rond , o f hoekig, en
glad, o f met het indrukzel van een Star geteekend zyn. Ook
is ’er een onderfcheid ten opzigte van de koleur, want men
heeftroode,bruine,groene, graauwe,en ookfwarte. Schoon
nu van deeze Schepzelen in den ©geaan een groote voorraad
is , zo zyn ze dog in de Kabinetten taamelyk raar, voor eerft
om dat men ze niet gemakkelyk krygen kan , en vervolgens
om dat z y , gedroogt zynde, ligt breeken, en aan ftukken
brokkelen.
Ondertusfchen vinden wy by geen eene Schryver zodanige
Merkteekenen van dit Schepzel, die ons beweegen können,
het zelve den Rang onder de eigentlyke Dieren te vergunnen,
door dien alle Beweegingen, die ’er van bekend zyn, uit hun
werktuigelyk Zamenftel können verklaard worden.
T A B . G. I.
ftg- A . ’T T 'r zyn verfcheide Zoorten van Zee-Starren met
■ v enkelde Punten, hebbende hun Naam van haare
Straalen bekoomen. Z y zyn onderfcheiden nopens het geral
hunner Straalen, en ook van wegens hunne werktuigelyke
Zaamenvoeginge, want’er zyn gladde, ge takte, bultige, ftee-
kelige, knobbelägtige, en ingekeepte. De gemeenfte zyn
van v y f Straalen. Die van vier Straalen zyn raar, en die
veelftraalig zyn , . o f welker getal boven v y f gaat, zyn nog
raarder. Eenige noemt men alleen maar Zee-Starren, andere
Zee-Paftyeni Komeeten, Zonnen, en dergelyks. Z y zwem-
men meeft v ry , maar waarfchynelyk zyn ’er ook, die met een
fteel aan den Grond van de Ze e, o f aan de Rotzen vaftzitten,
zo als de Noord/cbe Zee-Lelie, ( Encrinus) .
. In de tegenswoordige Afbeelding ziet men een groote vyf.
ßraalige netvormige o f geßrikte Zee-Star aan de onderfte kant,
die men voorgeefc de Mond te zyn, als men dit Schepzel voor
een Dier houd.
Het geheele Zaamenftel beftaat van buiten uit Beenägtige,
en Kraakbeenägtige Knopjes, maar van binnen zyn die Beent-
je s , die in het midden van ieder Straal gevonden worden, en
aldaar als in een Karner o f holle Gang zitten^ langwerpig, en
van boven met vlakke Beenderen plat gedekt, ziende ’er omtrent
uit als Schouder-Beentjes,. die alle in groote meenigte
digt agter .elkander leggen , en dus als een Traalie’-werk zig
vertoonen. De overige Beentjes beftaan in minder ofte meer
ronde Knopjes, hebbende ongelyke Vlaktens, en van buiten
aan de Star de gedaante geevende, als o f die met enkel Wrat-
jes o f Tepeltjes bezet was. Op deeze Wratjes zit dan vervolgens
een Kraakbeenägtig uitfteekzel o fT a n d , waar van zom-
mige lang, en zommigen kort zyn. Hoe meer de voorgezegde
Knopjes uitgewasfen zyn, hoe ze meer de gedaante van een
Star krygen., het geen uit de Geilalte van die Knopjes op te
maaken is, die het meefte naar het midden toe loopen.. Die
zyn geduld op de Proef ftellen wilde, om alle die Knopjes,
Beentjes, Wratjes en Uitfteekzels te Hellen, zoude veele
duizenden daar van in een eenige Star ontmoeten. Alle voorgezegde
Knopjes. en Beentjes hangen door een Perkamente
Huid aan elkander die als Sagryn gekorreld is , beftaande in
der daad in niets anders, als in eene Verzameling van kleindere
Knopjes, die de groote van Maankoppe-Zaad o f van Gierft
hebben, en waarfchynlyk van tyd tot tyd zo groot als de
overige Knopjes worden, waar door de Star in ’t geheel zyn
Wasdom en groote ontvangt. Van binnen zit niets als een
flymägtig Vlees, dat eigentlyk in enkel Lugtblaasjes beftaat,
die onder de Knopjes leggen, en, zo het fchynt, totbewee-
ginge derTakjes ofTandjes dienen, die zig intrekken en uit-
zctten können.
In het midden van de onderfte. Vlakte ziet men een opening
die zig over längs in alle v y f de Straalen verdeelt, en dezelve
fchynt van elkander te fplitzen.- Midden om deeze opening
ftaan een meenigte Tandjes, die dan verder in grooten aantal
aan weerskanten längs de fpleeten tot de Punten van de Straalen
loopen. Een iegelyk Tandje word wederom van een
Biaadje onderfteund, dat in den Rand van de fpleet ftaat, en
gelyk een Handje met v y f Vingers ’er uitziet. Door behulp
van deeze Takken (welker getal ove^ de 500.,tot 1000 loopt)
fchynt zig de Star op den Grond voort te fchuiven, het geen
egter zeer langzaam toegaat. De werking deezer beweeginge
beftaat hier uit, dat de Blaasjes, agter ieder Tand geleegen,
door een zefeker helder Vogt opiwellen, en den Tand uitzet-
ten en beweegen, die daar na weder te rugge gaat, wanneer
zig het Vogt te rugge trekt, waar toe de Lugtgaatjes zeeker-
lyk het meefte doen. Ondertusfchen is hun beweeging in het
Water inelder, dewyl zy dan door die vloeiftoffe zo veel
tegenftand niet ontmoeten.
Voorts ftaan de v y f Straalen gemeenelyk in een gelykhoekige
vyfhoek, maar wanneer men deeze Starren uit het Water haald,
en droogt, dan koft het veel moeite en oplettenheid,.om te verhinderen,
dat de Straalen niet fcheef trekken o f inkrimpen.
Zomtyds gebeurd het ook wel dat een Star een Straal verlieft,
die zomtyds naderhand weder fcheef aanwaft, en het
fchynt ons to e, als o f dit aan deeze Star gebeurd is. De na.
tuurlyke koleur is blaauwagtig, maar die veranderd, als ze
gedroogt worden, en word bruingeel. Wanneer een Zee-Star
door verrotting bederft, (want zy trekken zeer ligt de Vogtig-
heidaan z ig , en hebben een fterke Z e e -L u g t,) o f door een
ander toeval klein brokkeld, zo ziet hy ’er als een Hoop Zand-
korltjes uit, en men verzeekerd,.dat niet alleen uit ieder af-
gefcheurd ftiik; maar zelfs ook uit ieder Kraakbeenägtig Wer-
veltje weder een nieuwe Zee-Star waft, weshalve ook een
befchaadige Star in Zee fcbielyk weder aangroeid. De boven
zyde tan deeze Star is op de tolgendt Plaat te zieh.
Fig. 1 en z . Men ziet in de eerfte Figuur de andere, en in
de tweede de boven zyde vari een gemeene Wonnvormige Zee-
Star, die zig in meenigte in de Noord-Zee ophoud. De v yf
Straalen beftaan uit enkel Ringen en Leeden, dieinevenre-
digheid dunder uitloopen, en de Straalen naar alle kanten be-
weeglyk maaken , welke uit, het Middelpunt van het ronde
Lichaam omtrent het Sterrevormige indrukzel nun begin nee-
men. Het Lichaam is boven op met fraaije Bloem-Figuuren
geteekend. De zelfftandigheid is Vliesagtig, en gedroogd
zynde zeer bros. De natuurlyke koleur is blaauwagtig, maar
word naderhand rood, en verbleektin het afchgraaüwe.
Fig. 3. De Z e e-Sta r, hier van onderen te zien, is byna
overal met Borftels bezet. Het fchynt dus dat deeze Star
niet anders als een Verzameling van zeer kleine Beentjes is ,
die alle de gedaante van een Knods hebben, fchoon ze voor
het Oog voorkomen als fyn geknlpte Borftels; en zo iegelyk
Borfteltje o f Knodsje tot een geheele Star kan aangroeijen,
dan kunnen ’er wel vyfcigduizerid Rinderen uit eene Moeder
voortkomen. Alle deeze Borftels ftaan in ryen naaft malkan-
deren, enzyn door een helder Vlies aan elkander gehegt, dat
gelyk is aan de Vleugelen van Kapellen, waar geen fto f meer
op is. Nü leggeh ’er in ieder Straal vier zulke ryen van Borftels
welke met haar boven einde los ftaan, en daar door de
Star ruig o f hairig maaken. Wanneer deeze Star in het groei-
jen is , zo zet zig op de buitenfte Regel van Borftels wederom
eene nieuwe aan, die weder vry ftaat, wordende dan de oude
Regel weder met een Vlies beveftigd, maakende allengskeiis
het binnenfte van de Star u i t , naar mate de nieuwe Reeels
van Borftels van buiten aanwasfen.
Wanneer zig nu van alle kanten maar een eenige nieuwe
Regel aangezet heeft ,■ zo is het getal der Borfteftjes reeds
met25,000 vermeerderd, welk getal by iederenieuwen Aanwas
ontzachelyk vermeerderd word, te meer om dat ook tusfchen
de Borftels wederom nieuwe te voorfchyn komen.
Men