kragten, dies te gemakkelyker in het Water konden in de
hoogte verheffen, o f weder na den bodem toe daalen, want
het Water bied hun nu by deeze hunne Bouw-Orde niet zoo
veel tegenftand, door dien het door deeze gaaten doorfchiet,
als zy ontmoeten zouden, wanneer de Schaal gantfch digt, en
zonder zulke openingen was. Keerd men deezen Zee-Appel
ora, zoo vindt men van onderen, dat de Schaal in v y f fchil-
den verdeeld is, waar van iegelyk fchild een van de vier bo-
vengenoemde doorgaande openingen heeft, blyvende alleen
maar het vyfde fchild o v e r , dat geheel digt is, om dat de
vyfde opening, die aan de eene kant gevonden word, juift
tusfchen cwee fchilden in hunne*te zamenvoeginge gepläatft is..
In het midden ziet men een kleine gebogene v y f hoek in plaats
van den mond; en het agterfte, den anus, dat nogkleinder is ,
en in een langwerpig rond beftaat, is- digt by den mond in het
naaft by gelegen eind van dat doorbrooken fchild, het welk
tusfchen twee Bloem-Figuuren geleegen is.
Fig. 17. Deeze Ecbinodifcus is mede van het zelfde foort,
zynde daarin maar van de voorgaande onderfcheiden, dat ’er
in de Bloem - Figuur van v y f Bladen de binnenfte boog met
doorzigtige Punten ontbreekt, en dat de Schaal zes doorgaande
openingen heeft, in plaats van vyf. Men vind deezen fcheif-
vormigen Zee-Appel meeft in Ooft-Indien, en zommige diep
in de Noord-Zee, dog doorgaans weinig, en terwyl hy zoo
breekbaar van Schaale is , word hy 00k weinig in de Kabinetten
gezien.
T A B .
r* X 7 erfcheide Zee - Appels, die w y tot hiertoe zonder
y ftekels in de natuurlyke gedaante van hunne
Schaalen befchouwd hebben, worden nu met hunne Pinnen
vertoond. Z y zyn daarom zeldfamer als de eerften, om dat
het moeite koft, ze met de ftekels te krygen, en te verzen-
den, zonder dat zy befchadigd worden, want die ftekels vallen
ligt a f, o f breeken aan ftukken, vooral wanneer zy wat lang
zyn. Ondertusfchen zal het onnoodig zyn, ons lang by deeze
Plaat op te houden, want wy hebben te vooren reeds gezegd,
dat de Zee - Appels zekere Wratjes hebben, op welke de ftekels
o f Pinnen door middel van een Pees vaft zitten, die door
het middelpunt van ieder Wratje tot naar binnen toe gaat.
De tegenwoordige Zee-Appel is een Ecbinus Miliaris met
zyne ftekels. Deeze ftekels omvangen den Zee-Appel van
alle kanten onder en boven gelyk een Egel. Z y zyn een
halve Duim lang, iets roodagtig en glad, van binnen door en
door digt, en als men ze op den grond laat vallen, zoo klin-
kenze als Metaal, hebbende aan het onderfte eind, alwaar zy
dikker zyn, als een uitgeholde V o e t, waar mede zy op het
verhevene Deel der Wratjes opdraaijen, zoo als in de daarby
ltaande N . 1. met eenige vergrootinge te zien is. Het Dier
kan alle deeze ftekels naar welgevallen beweegen. De- bo-
venfte namentlyk dienen, om in het Water teroeijen, en ’er
zig mede te verdedigen, de onderfte integendeel, om daar
mede te gaan, o f voort te kruipen, o f 00k voedzel naar zig te
fchrappen , hebbende het Dier door deeze ftekels een zeer
fya gevoel.
Fig. 2. Alhier ziet men een andere Ecbmus Miliaris, wiens
kouleur wit i s , met zyn bruine ftekels vertoond, waar van
men er een ter zyden onder N°. 2. afzonderlyk afgebeeld
vind. Deeze ftekels hebben geen zoo breeden V o e t , als de
voorgaande, maar ftemmen voorts, de kouleur alleen uitge-
zonderd, daar mede overeen,zynde de kouleurdikwils aan een
en dezelfde foort van Zee-Appels zeer verfchillende.
I I 3- T o t dit Geilacht behoord dus 00k deeze groene Zee-
Appel met fyne Wratjes, die ’er als Gierft uitzien. De
ftekels zyn geheel groen, en kunnen by N°. 3. iets vergroot
befchouwd worden. De Voet van de ftekels heeft een ronde
L y ft, die in verfcheide bogen o f keepen afgedeeld is, en onder
deeze Lyft is terftond het uitgeholde gewrigt, dat op de
benedenitaande Wrat omdraaid. Het Wratje is omtrent zoo
D. 1 1 .
rond, als een kogeltje, en ftaat verheven op de Schaal, zoo
dat het als een Tepel op een Borft ’er uit ziet.
Fig. 4- Deeze is een roode- en witagtige groene Zee-Appel.
De ftekels zyn groen met roodagtige Puntjes.
. fiß . 5. Hier toe behoord 00k nog een andere groene Echinus
Miliaris, wiens ftekels onder aan den Voet mede grasgroen, maar
van de helft af tot aan den uitterfte Punt violetkleurig zyn.
Fig. 6. Men ziet hier een Ecbinus Spatagus, dergelyke wy
reeds by de voorgaande Plaat overvloedig befchreven hebben,
van zyn onderfte kant voorgefteld, zoo als hy zig met zyn
lange bruine borftels vertoond. Deeze borftels zyn niet dikker
als Paarde Hair, en op ’t hoogft een vierde van een Duim lang.
Z y bezetten de Schaal zoo dik en digt, dat men geen getee-
kende Figuur o f keep, en groeve o f opening aan de Schaal
zien kan.
Fig. 7. -Hier toe is 00k de tegenwoordige Eyvormige Ecbinus
tereekenen, wiens mond men zien kan, door dien dezelve
eenigermaate van zyn borftels ontbloot is. De ftekels zyn
gelyk aan de voorgaande geftelt, uitgenomen dat ze iets langer,
en aan de Punten eenigermaate omgeboogen z yn, zoo
dat z y , gelyk men by N°. 7. zien kan, na kleine Zabeltjes
gelykenen. : . .
Men vind onder deeze Eyvormige, maar nog meer onder de
Hartvormige Ecbinofpatagi verfcheide, die tweederly ftekels
hebben, namentlyk körte, bruine, waar mede de Schaal geheel
en al bezet is , en dan zullen die driemaal langer, en
wit, o f graauw van kouleur zyn, en die in meenigte tusfchen
de andere uitfchieten.
M,en,bfe.fpeurd ook aan veele andere Zee-Appels, zoo wel
aan de Miliares, als Mammillares en Digitatos, dat ’er niet alleen
lange en körte ftekels onder elkander zitten; maar 00k *
dat deeze ftekels in kouleur, inftreepen, en in Bouw-Order
merkelyk van elkander verfchillen. Waarfchynelyk is dit
daarom, dewyl ze tot een verfchillend gebruik beftemd zyn,
ten wäre dat de Ouderdom eenige oorzaak aan dit verfchil
toebragte, want ’er wasfen beftendig nieuwe ftekels uit, om
de plaats van die te vervullen, die affterven, breeken, of
verlooren gaan.
T A B . D. I I I.
S' H k S I % 7- een Ecbinus Mam-
,1, o, a “ r gf zlen I wiens Wratten iets grooter
als aan de gemeene Zee-Appels van dit foort, en kleinder als
die zyn, die men aan de groote Tulbanden vind. Deeze word
van veele Liefhebbers als een middelfoort de kleine Tulband
genaamt. In deeze A f beelding kan men nu dezelve met alle
zyne ftekels en Pinnen zien, zynde een raar ftuk in een Kabi-
net, wanneer de ftekels heel, en wel bewaard zyn, want door
de lengte en brosligheid deezer ftekels is het byna onmogelyk
ze zoo te pakken, dat ze gaaf en onbefchadigt over komen.
Hun lengte is van twee tot zes Duim, bruinfwart, en aan het
dikfte eind met dikker als een fterke groote fpeld, loopende
boven m een fyne Punt uit. Voorts beftaan deeze ftekels uit
een meenigte van onbedenkelyk fyn getakte ringetjes, die van
onderen tot boven toe, de geheele Pin uitmaakln, en naauwe-
iyks met bloote Oogen kunnen gezien worden. Door het ee-
voel integendeel kan men deeze ringen en ftekels dies te beeter
ontdekken, want men kan onmogelyk met de Vingers längs
dezelve van boven na beneden ftryken, zonder op ieder aan.
roering vaft te raaken, fchoon men wel van onderen na boven
ftryken