T A B. I. 6.
Onder de Steldoopers o f Hooggebeende Vogelen«bevind zeergroot, de jimiricaanfcbe zyn meeft w it, de dfricaanfihe
zig- ook een Geilagt, het geen zeer na met de Reigers bruin , maar de Europi/cbe en voornamentlyk de Jtaliaanfcbe
Vermaagtfchapt is, namentlyk dat, van de Kraan - Vogels, waar afchgraauw.
van wy ’er hier d6n vertoonen. Z y zyn van de Reigers daar in
onderfcheiden, dat zy grooter zyn, en een korter Bek heb* ; Deeze is hier uitonzeWilderriisfen in het Hart van Duitfch-
ben, hunne Klaauwen zyn ook niet uitgetakt, en de Staart is länd, de Schedel is fwart, de Rüg en Borft is zilververwig o f
kort. Zommige Zoorten hebben een cieraad op den Kop, be- bruingraauw. De Vleugels zyn van binnen wit graauw en heb*
ftaande in een tros van Veeren, o f in twee lange van de Kop ben aan de langfte Roei-Pennen een fwart bruine koleur. De
nederhangende Pluim - Vederen , o f ook in een Beenagtige Hals en Onderlyf zyn bruinagtig graauw, de Bek bruinagtig
Kuif. Andere zyn aan den Kop glad en Kaal, en een derde groen, de Pooten fwart. Hun Iengte van den Bek tot over
Zoort heeft den Kop met körte zagte Veertjes, o f ook met de Pooten is zomtyds over de v y f Voeten.
Borftels en lange Haartjes bezet. Z y vatten met de Klaauwen
gaeme Steenen op, en zyn moedig en waakzaam. Stil ftaande T o t flot zeggen wy nog maar, dat, terwyl de Vogels, ter
tillen zy gemeenlyk het regter Beenomhoog, waar vandaan eener tyd beeter in de Vederen fteeken, als ter andere tyd,
de Fabel ontftaan is, dat zy in den flaap een Steen tusfchen naar gelegenheid van hun Voedzel en Vaderland, en zy zomde
Klaauwen.houden, om in geen al te diepen flaap te verval- tryds in de Voortteeling uit den Aart flaan, men uit de koleur
len. Haar regt Vaderland is het Europi/cbe Tartarye alwaar geen Zoort bepaalen kan, maarwel uit den Bek en Pooten,
men ’er veele, en ook veele Zoorten vind. De Oofi -ImB/:bc zyn en zomtyds ook uit hunne groote>