waar door het in ftaat gefteld word, ook naar agteren toe
o ver den Rüg heen te zien. De Pooten zyn even gelyk als aan de
voorgaande genjaakt, zynde alleenig maar ten opzigtevande
leeden korter. De klaauwtjes aan dezelve zyn blaauwagtig
bruin, zeer hard, puntig en glad, als o f ze gepolyft waren.
De Armen zyn kort en dik, en de Nypers van binnen fyn ge-
tand en mede als gepolyft. Aan het agter einde van de Schaal
ziet men in de Afteekening twee Leeden of Schildjes, welke
het begiii van den Staart zyn , die zig dan verder na beneden
toe omkruld, en van onderen verbergt. Men heeft hier by
nog aan te merken, dat men deeze en dergelyke Krabben
doorgaans Beurs-Krabben gewoon is te noemen, dewyl het
beloop van de Schaal wel naar een Jägers- o f Herders-Tasfch
gelykt. Egter moet men dit Zoort geenzins met een byzon-
der flag van Krabben vermengen, die eigentlyk Beurs-Krabben
genaamd worden, welker maakzel geheel anders is, door dien
hunne Schaalen uit verfcheide Bladeren beftaan, omtrenc op
de wyze als de Zee^Eekels- o f Zee-Tulpen, tusfchen welke
het Dier verborgen zit, zo dat het met alle Pooten en Armen
daar in fteekt, als in een Beurs, en uit dezelve geheel uickruf-
pen kan, alshef hem'behaagt ( e ) .
T a b . f. i.
111 *• T ^ e e z e Afbeelding vertoont ons een zeldzaam Dieri
- L - ' dat mede onder het Geilagt der Kreeften behoord,
en'doorgaans de Molukfe Kreeft genaamd wnrd. T. ih n «lus
noemc hem Monoculus rolypbemus, en by R u m p h draagthy
den Naam van Cancer Peroerfus, om dat aan denzelven alle de
Deelen verkeerd fchynen te ftaan, behoorende verders eigentlyk
onder de Krabben.
In deeze Figuur word dezelve met den Rüg Vertoond, en
fchoon het lykent,'als o f het onderfte eind de Kop waare, met
een Neus o f lange Snuit, zo is dog hetzelve het agterfte gedeelte
, zynde de lange Pin de Staart, en het bovenfte ronde ftuk
maakt den Kop uit. Men kan dus de Schaal in K o p, L y f en
Staart verdeelen. De Kop is een rond en gewelfd Schild, het
geen zeer dik en öngemeen fterk en hard is. Het zelve heeft
van buiten een ronde en gladde Rand, en na het L y f toe loopt
het met eeö halve Maans-wyze Boog'om. Midden in dit Schild
ftaan twee Oogen digt aan elkander, die in de Schaal als verborgen
zyn, zo dat men ze geheel niet ziet, als men niet op
een half doorzigtige en Hoornägtige Piek agt geeft, die by de
gedroogde Schaalen byna niet te zien is. Aan dit Kop-Stuk
zit een klöinder Schild, het welk het Lichaam bedekt, met een
dik Vel o f Vlies vaft, zynde deze Schilden eenigermate als een
Gewigt uitgeholt, om dies te beeter aan elkander vaft te zitten.
Dit kleine Schild heeft aan den Rand fterke Tanden,
en is in het midden door een groeve afgedeeld, uit welke
eenige Dwarsftreepen naar den Rand toe uitfchieten. Het
derde gedeelte van de Schaal maakt de Staart u it, beftaande in
een lange holle, en omtrent driekantige Kooker, die zo puntig
als een Naalde toeloopt. Deeze Punt word altyd, zo ras men
het Dier värtgt, afgebrooken; want, indien men .'er zig aan
fteekt, zo krygt men eene Ontfteeking, als o f men van een
Scorpioen geftoken was, terwyl een icherp bytend Vogt door
de Punt dringt. Deeze Staart zit aan de kleine Schaal met een
Gewrigt vaft, ’t welke volmaaktelyk naar een Honden Neus
gelykt.
Deeze Zoort van Kreeften o f Krabben hebben een inelle
gang, ligtende onder denzelven hun Staart in de hoogte op,
om ’er zig, waar het de Nood vordert, mede te verdedigen.
De Natuurlyke koleur van de Schaal is Olyf-groen, maar ge-
droogd zynde word ze bruin.
Fig. 2. Het onderfte gedeelte van deeze Krab toont, hoe
de agt Pooten aan het L y f gehegt zyn , welke alle aan het eind
lange Tangetjes hebben. In het bovengedeelte ziet men nog
iets van het Vleesagtige dat aan den Kop z it, waar aan zig
te gelyk een paar als Tangetjes gevormde Leedjes vertoonen,
die haar in plaats van Schaaren dienen. • Verder naar beneeden
ziet men de Bedekzelen van het Lichaam, beftaande in verfcheide
gerimpelde Bladeren. De Eijers van dit Dier ieggen
doorgaans in groote meenigte tusfchen de Schaal eh een zee-
ker Vlies. ..Voorts is ’er niet veel eetbaar Vlees aan.
Men vond dit Dier eerft in de Molukfe Eilanden, en gaf
daarom aan het zelve den Naam vari Molukfe Kreeft. Na-
dien 6yd vond men ze inzonderheid op het Eiland Celebes, en
eindelyk ook in America. ' Z y worden zomtyds zeergroot, en
men vind ’er die met den Staart van twee tot drie Voet lane
zyn. 6
W y hebben hier voor gezegd, dat de Heer L in n je ü s '
dit Zoort onder den Naam van Monoculus afzonderd, rekenende
tot dat Geflagt nog eenige zeer kleine Infeften, die zig in
zoete Wateren ophouden.
Fig. 3- Terwyl de Brachyuxieigentlyk Krabben genaamd worden,
zo hoemt men integendeel de Maccrouri, o f die lange en blader-
agtige Staarten hebben, alle Kreeften. Gnder dezelve hebben
zommige gladde, andere Steekelige, en wederom andere ruige
Schaalen, wordende de laatfte in het byzonder Beeren-Kreeften
genaamd. Zommigen nu zyn met Armen en Schaaren voor-
zien, en zommige hebben geene Schaaren, die men Squillas
noemd. Onder die, welker Schaalen glad zyn, vind men eenige
met weeke, en andere met harde en ftekelige Sprieten, en zy
verfchillen behalven dien ook nog in de Gedaante en groote
van hunne Schaalen merkelyk van elkanderen.
. HetSüuk, hier te zien, is een verkleinde Zee-Hommer, die
in de Plaatien, aan Zee gelegen, overvloedig bekend is, en
de meefte overeenkomft met de Rivier-Kreeften heeft. Wes-
halven wy ook deszelfs Befchryvinge niet wydloopig behoeven
te mäaken. De boven Schaal is in drie afgeperkte Hoogtens
verdeeld , door welker midden een diepe groeve gaat. De
Sprieten zyn lang, en beftaan uit enkel -Ringen. De groote
Armen, waar aan de Schaaren zitten, zyn dik, en naar de
binnen kant toe getand,hebbende de Schaaren van binnen mede
fterke Tanden. De Oogen ftaan digt by elkander, zyn be-
weeglyk, en van boven met een langwerpig, getand en puntig
uitloopend Uitwas van de Schaal bedekt. De agt Pooten zyn
fteekelagtig, hebbende daar van de vier eerfte kleine Nypers,
en de vier agterfte maar enkelde klaaiiwtjes. De Staart bcftaat
uit v y f breede Ringen, en aan ’t eind zitten v y f Bladeren met
een Veezelagtige Rand, welke van haar tot het zwemmen ge-
bruikt worden'. Onder den Staart ziet men eene meenigte
Veezelagtige Uitwasfen, die daar toe dienen, om de Eijers op
te vangen, te omzwagtelen, en dus te draagen. Z y worden
zeer groot, want zommige zyn zonder de Sprieten te reekenen |
wel twee Voet lang. In de Schaaren hebben zy een ongemee.-
ne kragt, kunnende den Arm van een Menfch in ftukken
knypen, gelyk zy dat wel aan Scheeps-Touwen doen. Zy
taften groote Visfchen aan, en fleepen die in hunne holen.
( O D tm tigm l,k as tim m ii B im -lC r iib t iüm K .VM r s in Amt. Raritcit-imtr iM m m , nimm mtnbci P la a flV .,
de Afbeelding vmd.