& x - J Z A L u s t o ¿ ^ x eM . (£D . C O l ( J .S .£7r e * i^ fo ^4L iM e ,r b .
Christian, /antm/er ad iuit.f>i/i-citr. ^tu&riarZT&ffirJctü
t a b . f. I v.
Fig. i . T n deeze Afbeelding ontmoet men een Indiaanfche
JL Kortgefiaarte Kreeft o f Krabbe, van ondcren te zien,
en by L in n je u s vermoedelyk Bracbyurus Tborace inceqüali bepa-
ticus, de Lever-Krab met een körte Staart en ongelyke Borft
genaamd, want de Schaal heeft drie Bulten of Hoogtens, en
isLever-verwig van koleur, van agteren is deeze Schaal getakt,
en van vooren fyn gekorven. De körte Staart legt in de
Schaal, zo als uic de Teekening te zien is. T er zyde van den
Staart ziet men de agt Pooten met hunne fcherpe bruine
Klaauwen, die dus in de Schaal kunnen influiten, dat men
ze geheel niet zien kan. De Schaaren van deze Krab zyn op
eene byzondere wyze gemaakt, want in plaats dat de twee
Leeden van de Schaar over längs tegen elkander fluiten zou»
den, zo is het eene Lid van boven zeer breed, körnende uit
het zelve het andere Lid als een kromme Zickel yoor den
dag, en flaande over dwars over het breede Lid heen. Beide
Schaaren kunnen door behulp van een Gewrigt mede zodaqig
in het hol van de Schaal omgebogen worden, dat men ze
in ’t geheel niet zien kan. Z y zyn ook getakt, gelyk een
' Haane-Kam.
G e s n e r en B e l l o n i u s hebben dit Zoort Cancer He-
racleoticus genaamd. Men heeft nog aan te merken, dat het
bovehfte Lid van de eene Schaar ’er anders uitziet, als dat
van het andere, want de linker Schaar is veel dünner, en zo
bultigniet, als de regter.
Fig. 2. Even dus omtrent is ook de Gedaante van deeze
Kalappus-Krabbe, by R u m p h Cancer Calappoides, e n b y L i n n
j eu s , Bracbyurus Calappa, genaamd. De Schaal is glad, uit-
gebuikt, en op de Oppervlakte met veele Groeven en Ker-
ven geteekent, die krom en door elkander loopen, zonder
eenige Orde. Z y is witagtig, en van koleur als het Zand,
dus de Schaal daar in leggende, naauwlyks daar van kan on-
derfcheiden worden. Maar zo de Krab nog leeft, en ’er de
Zon opfchynd, zo geeft de Schaal een fneeuwitte en het Oog
verbündende Glants. De Naam.van Kalappus Kreeft is daarom
van R u m p h aan deeze Krabbe gegeven, om dat de Scbaal na
die van een Kalappus-Noot gelykt.
Dit Dier heeft byna geen Vlees, door dien de Schaal ook
zo is, dat zig de Pooten en Schaaren, gelyk in de voorfchree*
vene daar geheel in verbergen können. De Schaaren zyn ook
op die zelfde wyze gemaakt, als aan de voorgaande, wor-
dende deeze Krab van de Oude Schryvers mede Heracleoticus
genaamd.
Fig. 3. Deze Krab word de gebloemde Krabbe o f Cancer flo.
ridus genaamd. De Bouwordre van deeze Krab is gelyk die
van de andere gemeene Krabben, uitgenomen dat de Schaal
met verfcheide figuuren en geele plekken verliert is , als o f ze
gebloemd was, waar van ze dan ook den naam gekreegen
heeft. I
Ondertuflchen dient deeze Krab dog niet om te eeten, hoe
fraai ook de Schaal ’er uitziet. De Schaaren en Klaauwtjes
zyn zwart, en de Indiaanen houden het voor een algemeen tee.
ken, dat het Dier niet eetbaar is, wanneer de Schaaren don-
kerbruin o f fwart zyn.
Fig. 4. W y hebben in de Inleidinge gewag gemaakt van
Hoorens- en Schulpe-Kreeften, dat is zulke die in de Hoo-
rens of Schulpen woonen.
Van het Eerfie Zoort hebben wy nu geleegenheid te fpree-
keri, en van het Tweede zullen wy by Tab. VI. handelen.
’Er zyn namentlyk zommige kleine Kreeften, die men by-
zonder Cancelli noemd, en aan welke men in Indien de naam
van Cumans geeft, welke van natuure de gewoonte hebben,
dat zy met het agterfte gedeelte van haar Lichaam o f met hun
Staart in een Hoorn , en by gebrek van dien , wel in een
Nootedop, in een ledige en uitgeholde Kreeft’ Schaar, o f ook
in hout daar een gat in is , infchuiven, en daar in Huisveftön!
Deeze Cumans komen daar in overeen, dat hun Staart dun-
fchalig, en met Borftels bezet is , hebbende geen Bladeren
gelyk de andere Kreeften. Dog zy zyn daar in onderfcheiden,
dat zommige een langwerpig L y f en lange Schaaren, andere
integendeel een kort en dik L y f , en zeer breede Schaaren
hebben. De eerfte zoeken langwerpige Hoorens (gelyk de
Kink-Hoorns) tot hun Wooning op, en de tweede’Zoort
verkieft Hoorens met körte windingen (gelyk de Maan-IIoo.
rens). De reeden hier van is anders niet, als dat zy zig zulke
Hoorens tot hun verblyf opzoeken, welker Opening zy
juiftmet hunne nevens elkander gelegde Schaaren bedekken of
toefluiten kunnen. Die dus lange Schaaren hebben, zitten in
Hoorens welker Mond langwerpig is , en die breede körte
Schaaren hebben , in zulke , welker Mond wyd en rond is.
Ook is ’er een onderfcheid tusfchen de gladde en hairige Cumans.
Eindelyk is ’er nog een zeekere Omftandigheid, welke Aan-
leidinge tot een andere Verdeeünge van de Cumans geeft, te
Weeten, dat zommige de grootfte Schaar aan de linker, en
andere de grootfte aan hun regter Arm hebben zitten. De
eerfte met de linker groote Schaar wordön Bernhard l'Hermite
genaamd. Om dat ze als Kluifenaars in vreemde Hutjes
woonen.
De andere Zoort draagt den Naam van Diogenes, verraoe-
delyk om dat men van den Wysgeer D i o g e n e s zegt, dat hy
in een Vat gewoond heeft.
Beide deeze Zoorten van Cumans dragen egter öok nog dö
gemeenfchappelyke Naam van Soldaten, om dat zy zig op eige
gezag in Kwartieren en Wooningen, welke haar niet toebeho-
ren voegen, en ook wel met elkänder om de Huisjes vegten.
De tegenswoordlge Afbeelding verbeeld de Macrourus Diogenes,
zittende in een blaauwe Kink-Hoorn. Men vind hem op
vlakke ftranden, en het is ’er dus mede gelegen. Terwyl dce.
ze Kreeft een teere Staart heeft, die ligtelyk kan befchadigd
w o rd c , bo aoekt hy een Hoorn voor hem bekwaam van
groote, vermoord dcasoift lniroon<lcr> knypc hem met zyne
.Schaaren in ftukken, en fchuift zig ruggelings in die Wooning,
en houd zig van binnen met de Borftels van zyn Staart in de
Winden en gieren van dien Hoorn vaft. Zo ras hem die Hoorn
te klein word, kruipt hy ’er uit en zoekt een andere op, die
grooter äs; wanneer het nu gebeurd, dat twee zulke Kreefcen
een zekerfe Hoorn te gelyk oploopen 1 zo ontftaat ’er een hard-
nekkig Gevegt, en de Overwinnaar neemt van die Wooning
bezit. 6
Fig. j . De Kreeft, gezeeten in deeze kleine Maan-Hoorn,
ons van een goed Vriend medegedeeld, is ook een Diogenes,
maar van een ander Zoort. Zyn koleur is witagtig rood, ge-
lyk AppeKBloezem, en terwyl hy zo klein is , zo is het te
denken, dat het nog maar een jong Kreeftje i s , dat grooter
geworden zynde ook grooter Hoorn opgezogt zou hebben.
Fig. 6. Eindelyk vertoonen wy hier nog een zulken Kreeft,
gezeeten in een zogenaamde gedoorende Snippekop, die met Zee-
ichuim ( o f Koraal) begroeid is. Deeze Kreeft is de Bernhard
l'Hermite, terwyl de linker Schaar de grootfte is.
Voorts houden deeze Kreeften hunne Huisjes zo vaft, dat
zy ’er overal mede omloopen, ja zelfs ’er mede in de Huizen
kletteren, en een onverwagt geraas maaken. Als men ze uit
hunne Hoorens wil trekken, houden zy zig zo vaft dat zy
zig eer aan ftukken laten fcheuren, als dat zy zieh me geeven
zouden. Men moet in dat geval den Hoorn op gloeijende Koo-
len leggen, zo dat hy van agteren heet word, dan fpringen
z e , zo ras het hun te warm word, 'er fchielyk uit. Dog
zommigen laaten zig ook liever verbranden, eer zy ’er uic-
kruipen, en dit is de reede, dat men eertyds geloofde, datzy
in deeze Hoorens gegroeid waren.