eh mimé Herberge vei'ftrekt ? En verondefíteld zynde, dat
het Dier nu vry van zyn Schaale is , is het dan, wanneer het
Dier in groote toeneemd, zo onmogelyk, dat de Schaal doór
de Zappen, die uit de Sweetgaaten van het Dier beftendig
toevloeijen, niet alleen fterker en dikker, maar ook door nieuwe
randen en aanzetzels van tyd tot tyd grooter word? Ten
minften vinden wy het onnodig te geloven, dat de Polypus,
dien men hi dit Huis vind, een vreemd Dier zyn zoude, dat
met tot de Schaal behoord.
Wel is waar, dat de Cmans (een zeker zoort van Kreeften,
die men Soldaaten noemd, en naar het vérfphil van hiinne
Schaalen den naam van Diogenes, o f Bembardus de Emerit, geefc )
zig zelven in de Hoorns, die zy ledig vinden i huisveften;
edog men kend de eigentlyke Slekken,, die in.zulke Hoorns
woonen; maar in de Schaale van dé Papier-Nautilus is , zo
veel wy weten, nognooit eenig ander Dier, als deeze Polypus,
gevonden. Daarenboven fchynt het zo veel te meer uit
dien hoofde zeker te zyn , dat deeeze Polypus de eigentlyke
bewoonder is , dewyl hy vooreerft tuffchen twee armen een
vlies heeft, het geene hy als een zeil uitfpant, om met zyñ
T A B .
Fig. i . " l y /Ten maakt by de verdeelinge der Hoorns een bjr-
1 V 1 zonder Geflagt van zulke, welker rand o f mond
in een breede Lip o f in zekere Takken uitloopt. Deze worden
Alata Vleugel -Hooms, o f ook Lap-Hooms genaamt.
Wanneer de üitftekende Lip glad-is, zo dragenze in een
eigentlyke zin den Naam van Lap-Hooms, maar zo ’er aan de
Lip lange Takken uitfchieten, zo heeft men ze ook wel Ste-
iel-Hooms genaamt, fchoon ze van de eigentlyke Stekel-Hoorn
die Murex genaamt word, geheel verfcbillende zyn .. Onder-
tuffchen komt het ons, gelyk wy in de Inleiding gezegd hebben,
twyffelagdg voor, o f men de zulke, die geen uitfchie-
tende Lappen o f Stekels hebben, wel altyd voor een byzonder
zoort houden kan, om dat wy uit de ongevleugelde Switferié-
Broeken, iâ vergelykinge met de eigentlyke zo genaamde Lap-
Hooms duidelyk meenen te zien, dat veele Hoorns eerft dan,
wanneer zy zekeren ouderdom berykt hebben, een Lap of
breede L ip , tot flot van hunnen arbeid, aan hun mond leg-
gen, ten ware, dat mogelyk de Hooms met een Lap de Man-
netjes, en die zonder Lap de Wyfjes waren, het geen,ons
onbekend is ( e ) . Engenomen o o k , dat dit zo was, zo be-
horen dan tog de gevleugelde met de ongevleugelde in een
Hoofd-Geflagt te ítaan, en moeten niet,-gelyk de meefte
Schryvérs doen, van elkander afgezonderd worden. Het zy
ondertuflchen, hoe h e tz y , zo willen w y , terwyl ons voor-
nemen geheel niet is , eené nieuwéRarigfehikkinge te maken,
de algemeene leer wyze volgen, en vooraf flegts de voor-
naamfte zoorten van dit Geflagt opnoemen, op dat de Lief-
hebbers weten mögen, welke Hooms nog van hun in deze
Claflé voornamentlyk moeten geplaatft worden.
T o t de gevleugelde Hooms, wier mond getakt is, behoo-
ren de Duivelsklaum, die men in deeze Figuur.afeehppld vind.
verder de Schorpioen, Bontsbaak, Krabbe, Dutzendbeen , en de
Podagra-Hoorn. Deeze namen worden beel veel van de ver-
zamelaars door elkander genómen, en met andere bynamen
vermeerderd, het geen byna het lot van de meefte zoorten
van Hoorns en Schulpen is.
T o t de gevleugelde Hooms welker Lip glad en niet getakt
is , behooren de Breedlippen, Dik- en Dunlippen, groote en kleine
en opgerolde Bezaantjes, de Fechters, Sproetjes, Loebonefer, Canarien,
Samaars, enalle eigentlyke zo genaamde Lap-Hoorns.
Men rekend ook tot dit Geflagt een ander zoort, welker
Mond, nog uitftekende Lip nog Takken heeft, en die men
Stomp jes noernt, om dat men ze voor Wyfjes in dit Geflagt
houd.
Aangaande dan deezen Hoorn, zo noemt men dien Harpa-
go, Bootsbaak, o f Duivelsklaum, deeze Hoorn is dik en zwaar,
word zomwylen zeer groot, heeft aan den omloop van de onhuis
als met een Schip te zeilen, welk vlies aan andere Poly-
puiTen niet gevonden word; en ten tweëde, dewyl dit Dier
uit de Schaale in het water gelegt zynde terftond oin het leven
komt. Wat de manière aaugaat, op welke dit Dier gë-
woon is te zeilen, zo gaat dit aldus üoé; Deze Polypus heeft
namendyk agt Voetën, Of Armen, waarvah zes kort en twee
lang zyn. De twee lange hangen agter over de Schaal keen
tot in het water, en verftrekken tot een Stiiur- roer, en met
de twee voorfte Armen word een Vlies als .een Zeil uitge-
fpannen, om de wind op tè vangen, zo dat-de Schaal als een
Schèepje zeilen kan. Dit is de oorzaak waarom deeze Hoörn
ook Argonauta o f het Schippertje genaamt Word.
Fig. 4. De andere zóort van Papier Nautilus die meh in dee*
ze figuur afgebeeld ziet, is de kleine. Z y is doorgaans iets
geclagcig, zynde de groote in tegendeel fneeuw-wit, uitge-
zondert dat de takken aan de kiel iets naar het fwarte trekken.
Behalven dien leggen ook de plooijen aan het kleine zoort iets
wyder van einander, en de mond is boveñ ook veel wyder en
ruimer als aan de groote zoort. Voorts valt ’er niets byzon-
ders van aan te merken.
B. gfij
derfte gier dikke eil groote knobbels, en is over het L y f met
fterkè grove rimpels bezet. De geplooide Mond loopt in v y f
lange Takken u it, en de zesde Tak is een vervolg van een
knobbel, die aan de onderfte gier is. By zommige zyn dò
gezegde Takken van onderen hol, gelyk een goot, en by andere
zyn ze digt. De eerften noemt men Wyfjes, en de laat-
fte Mannetjes. De Mond is fraay rood, hebbende een appel-
bloezem en vlees- kouleur. Van boven is de Schaal gefpren-
keld, en heeft op een witten grond donker roode en bruine
vláínmen.
Fig. 2. In deeze en Volgende Afbeeldingen zien wy een
nieuw Geflagt uit de Orde der Tweefchaalige Schulpen, waar-
van wy vooraf een körte fchets gèven willen. Het is nament-
. lyk het Geflagt der Kamfcbulpen, die men in groote en kleine ver-
deelt, dat is in PeStines en PeStunculos, dog het voornaamfte
kenmerk,. dat de groote en kleine Kamfchulpen van elkander
onderfcheid, beftaat daarin, dat de eerfte aan het Slot o f Charnier
een u l twee ©oren hebben, en de andere geene.
Men noemt ze alle met elkander Kamfcbulpen o f StraalfchuU
pen, terwyl zy boven van bet Slot aan tot onder aan den rand
toe zekere Straalen o f Ribben hebben, die regtlynig uit een
middelpunt van het Slot tot naar den rand toe uitlopen. Deze
Ribben zyn min ofte meer hoog o f breed , naar dat het
zoort is. Die geene, welke aan het Slot met Oorèn voorzien
zyn, hebben tweegelyke, o f twee ongelyke Ooren, o f ook
wel maar een Oor.
T o t die geene; die Oören hebben teld inen de St. Jacobs-
Schulpen, de Bonte• Mantels, Neptunus-Doofen, Compas-Scbulp,
de Zonnemyzer, Koraal-Doublet, en ook wel de geribde Venus-
rimhlet.
Zommige van deeze Schulpen hebben beide Schaalen even
hoog geweift, o f maar de eene Schulp uitgëhold, en de andere
vlak. Dat Geflagt, het geen niet met Ooren voorzien is ,
heeft o f gelyke o f ongelyke zydeh, als daar zyn alle gemeene
dikke en dünne Kam-Schulpen, Aardbye-Doublettén, de Raspen-
en Juffer-Schulpen, en by zommigen is tuffchen de Koppen
der Schulpen nog een tuflchenruimte, waartoe de dünne,
dikke en gedraaide Noacbs-Arken behooren.
Belangende de tegenwoordige Afbeéldinge, zo hebben wy
een fraaije St. Jacobs-Scbulp voor oogen. De Schaal is ta-
melyk dik, en heeft breede eh diepe plooijen op welke veéle
verdiepte voorens leggen. Tuffcheh deeze voorens ziet meh
een meenigte kerven boogswys agter elkander leggen, Welke
den wasdom der Schaale aantoonen. Het Dekzel is vlak, en
liuit met plooijen in de voorens der onderfte Schaale, zo dat
’er ook geen droppel vogt uit lekken kan.
Wat
( e ) Het is ons bekend, dat de Liefbebbers veel zoorten in Mannetjes en Wyfjes verdeelen, boudende de getakte of diifchaalige Hooms voor
Mannetjes, en de ongetakte of dunfchaalige voor Wyfjes, dog wy weeten niet, op wat grond deeze GeJIagts• verdeelinge Jleunt, en gelooven
dat die naamen meer gegeven zyn, om bet onderfcheid der fcbaale, als bet onderjebeid der Kvme aan te toonen.