eri dergelyken Letver-Ert'z, liet geen brain van koleur is,
heeft het Pik-Ertz, en de Okeräa rtige - Ertzen tot byzoort.
De Koperkies, die vol Zwavel zit, en fraai blinkt, maar daar
by het armfte-Ertz is, geeft aan de Verzaamelingen een fraai
aanzien. Men kan daar by het Paauweflaart- en Duhehals-Ertz-
o f andere bonte Ertzen rekenen. Kopendkel, dat geen bepaal-
de koleur heeft, en by wylen rood, geel, graauw o f derge-
lyks ’er uitziet, is zeer met de Kobold vermaagtfchapt, en men
kan ’er de Koperkiezen en andere geringe Zoorcen toe reekenen.
Onder de byzondere Zoorten teld men het Köper groen, het Flu-
weel-Ertz, de Malachiet, het Bergbhauw* Lazuurßeen en der-
gelyke.
Voorts treft men het Köper in allerhande gefteentens aan.
Hoornfteen, en Spath is de allergemeenfte Moedcrftcen,
dan volgc Kwartz, L e y , en andere Steenen, ten laatften de
Kalkfteen, en zeekere Zoorten van Aarde. Öok hebben andere
Metallen, als Y z e r , T in , Lood en Zilvcr, als mede de
Halve-Metallen dikwils veel Köper by zig.
Körnende dan tot de Befchryvinge van de tegenswoordige
Afbeeldinge, zo ziet men hier een ftuk gedeegen Köper uit
Hongaryen vertoond. Het heeft de Gedaante van een Struik,
die, als wäre het, vol Knopjes en Bladeren z i t , en is met
Berggroen beflagen, dus men het Köper niet eerder ziet,
Voor dat het groen daar a f gepolyft is. De Oorlprong van
deeze Boomagtige Gedaante word van ons uit dezelfde gron-
den afgeleit, als wy nopens het Ge was van het Boom-Zilver
in de Befchryvinge van de voorgaandc Plaat, by de derde Af-
beelding, opgegeeven hebben.
Fig. 2. Men ziet hier wederom een dergelyk ftuk van gediegen
Köper uit de Bergwerken van Hongaryen, waaraan zig
een Goudblaadje en eenig Berggroen gezet heeft. Het is niet
ongewoonlyk, dat zig het Goud met andere Metallen in de
Bergwerken vermengd, en daarom is het te minder te ver-
wonderen, dat het, gelyk aan dit ftu k, maar als aangewaa-
femd is.
Fig- S- Terwyl ieder Bergwerk aan de byzondere Verertzing
der Metallen te kennen is , en het Metal uit het eene Bergwerk
volkomener en beeter gekoleurd voorkomt, als uit het
andere, zoo kunnen wy uit deeze AfbeelJing ook het groote
Ondericheid van het Vaderland der Metallen gewaar wurdcu.
W y zien hier naamentlyk Japans Köper, hebbende met alle
het Japanfe Köper ditgemeenfchappelyk, dat het zo rood als
een ftaaf Zegellak, en daar by rykelyk Goudhoudende is.
Fig. 4. Van de Koperkies (o f Koperhoudende Zwavel-Steen),
die doorgaans veel Zwavel by zig heeft, word hier een zeer
.fraaiftukvertoont,het geene van wegens de meenigerleibonte,
en daar in fpeelende koleuren Paauwe - Staart - E n z genaamt
word. Deeze koleuren ontftaan na alle waarichynlykheid van
de byzondere mengeling van het Köper met Yzer,, Zwavel en
Arfeniek. Hun Glants is ongemeen fraai, door dien men ’er
alle Regenboogs-koleuren in ziet. Het Gefteente dat deeze
Stuften uitmaakt is doorgaans Bladeragtige Spath o f Kwartz,
dat zomtyds groepagtig, o f gebandeert, o f gefronft is. De
.kwantiteit van Köper, die ’er in is , laat zig zelden naauw-
keurig bepaalen, vooral wanneer de onderrigting van de Bergwerken
niet daar by is. Want in het algemeen te zeggen,
dat een Ertz tuffchen tien en tachtig Pond Metal per Centner
houdt, is zo veel als niets gezegd, wy moeten derhalven dit
Artykel, dat op zig zelve zo nodig als nut was, wegens ge-
brek aan genoegzaame en zekere Narigten , by alle Stuften
met ftilzwygen voorby gaan. Ook is het Vaderland van deeze
Stufte onbekend fchoon wy wel weeten, dat men diergelyke
ftukken in Saxen en Hongaryen zo pragtig als ergens vind.
Fig- J. Van het Leever - Ertz vinden wy hier eene brühte
Köper-Stufe* met -mit Spath, waarop zig eenig Markaßet gezet
heeft. De Markafiet, die in eene Zwavelagtige Stoffe beftaat,
vliegt als een Damp aan andere Ligchaamen aan, en dringt
door dezelve heen , als hunne Beitenddeelen los op elkander
zitlen. Daar van daan vind men ook andere Ligchaamen, als
bjr voorbeeld Verfteeningen, met Markafiet, o f met een Vi-
trioolagtige Stoffe doortrokken o f aangewaazemd. Deeze
Damp geeft aan de Lichaamen, die ’er mede befiaagen wor-
den, eengeele, gladde en blinkende Oppervlakte, die dikwils
als gepolyft geel Köper ’er uilziet, maar niets minder als Me-
tal in zig bevat.
Fig. 6. W y hebben te vooren van een fwart Köper-Ertz
gewag gemaakt, en thans zien wy ’er een zoort van hier afge-
beelt, het geen fwart Köper-Glas genaamd word. Het is zeer
rykhoudende, en levert fraai Köper uit. Maar gelyk wy te vooren
van het Markafiet gefprooken hebben > zo is aan te merken,
dat deeze Stufte mede rykelyk daarvan bewaazemd is.
Fig. 7. Het gemeenfte Koper-Ertz is het geele, het welk
wegens de meenigte van Zwavel die ’er in is , öok Koperkies
genaamd word, waar van wy een ftuk hier afgebeeld vindett.
Deeze Köper-Ertzen vallen dikwils, zo als dit ftuk, in het
groene, o f zyn ook wel met een roeftig Berggroen, dat doör
het Weder aangevreeten is, overtrokken. Het Gefteente by
zulke Stuflten is meeft Spath o f Hoornfteen (_gg).
Fig. 8. Dit is een roodagtige Koper-Ertz, met een flumeelagtig
Berggroen in bruine Bläderagtige Spath. Men noemt het Kopemi-
kel (Cuprum Nicolai), het geen veel by de Kebald gevonden
word, fehynende de koleur van het Arfeniek en van de Ko-
bald ontftaan te zyn. De Spath heeft onregelmatige blinkende
Vlaktens gelyk Glimmerfteen, en houd weinig Köper.
Fig. 9. Onder de byzondere en niet zo veel voorkomende
Zoorten van Koper-Ertz bevind zig oük de Lazuurßeen en
Malacbiet. De eerfte is in deeze A f beelding te zien, en de
tweede, komt in de volgende Figuur voor. Men noemd dus
dit Ertz Lamm-Ertz* het geen in een Kwartz- en Spathagtig
digt en hard Gefteente beftaat, dat met Köper, het geen door
Vitriool opgeloft is, als met een innerlyke Damp doortrokken
is. Men kan dergelyke Ertzen polyften, en zomtyds vind men
er Markafietten-Aderen in , die men, zo als veel gefchied*
niet voor Goud houden moet. Aan dit ftuk, dat eene onregelmatige
Gedaante heeft, is ook eenig ftraalig Berggroen te
zien, dat de Glants van Atlas o f Satyn heeft, zynde voörfs
van onderen metfraaye Kryftallen bezet (fifi).
Fig. 10. Deeze Malacbiet word öok ScbrMeen gehaamd.
Men vind dat de Grondftof Spathagtig en niet hard is De
koleur is zeegroen, zomtyds effen van koleur en zomtvds
met Aderen en Plakken. Men heeft het voor een Steen te
houden, die met een groene Koper-Waazem doortrokken
is* Maar terwyl hy zig fraai polyften laat, en niet zo dikwils
en m zo groote ftukken gevonden word, als de Lazuurfteen«
zo geeft men hem den rang onder de ondoorzigtige Edele Ge*
( SS). D‘ Heer Sprunglm (vm-mmwy hier boven gewag gemaakt hebben,') heeft berigt dat deeze Stufe* die by mede eelvk alle ander,
beztty met dat is, waar voor my de Afbeelding gehouden hebben* „ maar dat de Klomp een te zamen gebakken , en met K a lk - jL T t r
„ mengd Berggroen, of Vinde Montanum is, bet geen tamelyk los is, en zig met den längeren aanßukken laett wryven.
Wy bezHten Groenbeflagen Geelkoper-Ertz, in Spath het geen ’er even zoo uitziet, en hebben by Gebrek van bet eete de A f
beeid,ng daar voor gebouden. Zo zeer kan men mfen* als men Mineralen alleen maar na de Aftykening beoordeelen zal. De A h l Z i n L
toonen alleen maar de Kiemen en ßreepen, maar geenfmts de zelfßandigbeid. Aftyeemngen
(hh) De Heer Sprunglm ditfluk onderzoekende, vonddatbet geen „ Laznurfteen was, maar veel eer eene zeldzame en merkwaardb,
„ Joort van Bergblauw o/Coeruleum montanum , datgroepigen in Knopjes uitgemafen, maar van binnen dusdamg beider en ßraalb ff
„ dat het zig als Amianth vertoond, waar in de glinfierende en Glasaartige ßraalen altyd ruaa een middelpunt toeloopen. Dus men het K n
„ flallyns Bergblauw zoude kunnen noemen. Van brnten is bet met iets Kopergroen bezet, dat ßarrewyfige ßraalen fehlet, z y Z alles 00 L
, , groep van kwartz gewaffen, könnende dit ßuk met wel gepolyß worden. ™
■ Dj i i , die niet m ild e de Urne AJhteUing te beJUten m e , rnmee, im bet eete Hut
| | f «*■ C o em U i !« ..
T A B . E. II .