T A B. K. I X.
Men heeft onder de Viervoetige Dieren ook een Geflagt,
dat geheel geen Tanden, maar daar en tegen een lange
önuic | en een zeer lange Tong heeft. Men noemd deeze
Dieren Mieren| Beeren o f Mieren-Eeters ( Myrmecopbagi) zom-
mige hebben een ruuwe hairige Huid, andere integendeel
Schubben, o f Schilden.
De eerfte Zoort word van den Heer L i n n e u s eigentlyk
Mymecopbaga o f Mieren-Etter genaamd, en van deezen ayn
er drie Zoorten:
1 .) De Mieren-Eeter, met twee Toonen.
2.) Die met drie, en
3.) Die met vier Tooheü.
De tweede Zoort word van Hem Manis genoemd, en is de
Geharnafte Mieren-Eeter, die v y f Toohen heeft.
De tegenswoordige, die men hier afgebeeld z ie t, is de Myr-
mecopbaga Trida&yla van den Heer L i n n ä u s , o f de groote
Mieren-Eeter met drie Tomen.
Andere Schryvers noemen Hem Tamandua Guacu. Dit Dier
heeft een byzondere Gedaante , is zo groot als een Slagters
Hond, langwerpig en uitgeilrekt van Lichaam, ilaande van
vooren hooger als van agteren, dewyl de Voorpooten iets langer
zyn, en heeft een ongemeenen langen en dünnen Kop me.t
een lange , dog enge Snuit, zonder Tanden. De Tong is
lang en fmal, en kan verder als een E l uitgeltooken worden.
De Natuur heeft dit Dier met een zodanige Tong voorzien,
om zig van de Mieren te ktinnen genebren j want het zoekt
de Miereh hoöpen op, woeld ze met zyn lange klaauwen om,
de Tong naar de leiigte over heen, tot zy rondsom
vol Mieren z i t , en trekt ze naderhand op eenmaal met den
Ro of m.
De Kop en Snuit hebben körte Hairen. Het Lichaam integendeel
heeft lange Hairen die zeer fterk en aan Borftels gelyk
ayn , dbg ’er aie tusfcHen dezelve een fynder wollig Hair. De
koleur van den Kop is ligtbrüln, de Rüg, het agterfte en dd
Staart zyn donkerbruin, maar de Boril is bynazwart, trek-
fiende van daar een zwarte ftreep naar de zyden. De Staart
is breed, als een iets geöpende Waaijer, en loopt in een lane-
hairigen Piint uit. Door deezen Staart ondericheid zig dit
Dier mede van een ander Zoort, welker Staart veel langer,
rondj en aan'hat eind. byna kaal is, om zig daar mede op de
wyze als de Meerlatten doen, aan de Takten van de Boomed
vaft te höuden. :
Wat de Pooten van dit Dier betreff, zo zyn de voorffe
hoog en hebben drie Toonen, waar van de middelile de langfte
is. Aan deeze Tödnen zitten lange kromme Nagels, waar
mede zy-.in -de-Mieren Neffen wroöten. De Agterpootert
zyn korter, hebben länge Voetzoolen, en uitfteekende Hak-
ken, aan- deeze Pooten zyn v y f Toonen met Nagels. De
Gang van dit Dier is langzaam en.traag, zomtyds klautert hec
ook op de Boomen. Men vind het meeft in Brafilün. De Man-
netjes hebben een lange Roede. De Wyfjes hebben agfc
Uijers, twee daar van zitten digt aan de Borft, tusfehen de
Voorpooten-,- en de overige zes hangen in twee Regels aan
het Onderlyf. -De Mieren, die van deeze Dieren gegeten
worden, zyn de aldergrootften, en dikwils een Duim lang*
T A B. K. X.
H et Dier, op deeze Tafel verbeeld, is juift niet onbekend ;
dog men vind daar van weinig goede Afbeeldingen. Wy
vinden derhalve niet ondienftig deeze Teekening mede te
deelen, zynde het Dier naar het leeven konftig in Wafch ge-
boetzeert, en te gelyk geteekend.
Het is namentlyk de Neus-Hoorn met een Hoorn uit Africa,
o f de Rhinoceros Unicornu van den Heer L i n n ä u s . De Naam
van het Dier komt van den Hoorn, welke het op den Neus
draagt, en die by zominigen dubbeld is.
Het Dier zelve is zeer groot en zwaar, heeft de lengte van
een Olyphant maar is lager, dewyl het korter Beenen heeft,. en
weegd doorgaans zes ä zeven'duizend Pond. De Huid is veel.
ruimer, als voor het Lichaam noodig is , waarom zy zig niet
aileen in groote Rimpels plooid, maar ook met heele Lappen
over elkander heen legt, waär door dan zeekere Afdeelingen
o f Schilden ontffaan, die aan het Dier het aanzien geven, als
o f het Geharnaft was, het geen iemand zo veel waarfchynely-
ker voorkomt, terwyl de Huid meer als ddn Duim dik en
ongemeen hard is , zo dat men ’er Riemen van fnyd, die naderhand
rond gevormt en tot Wandelßokken gebruikt worden.
Op deeze Huid zyn geheel geen Hairen, maar eene ontelbaare
meenigte van Reeten en Naaden, tusfehen welke groote ver-
heeveKnobbels en Bulten zitten. De Hals heeft een Kraag
van enkel Lappen die door de Huid gemaakt worden. De
koleur is donkerbruin o f aardverwig, dog tusfehen de Flooijen
van de Huid, als men die opligt, en onder aan den Buik,
waar de Huid gladder is , trekt deeze bruine koleur op het roo-
de. De Ooren zyn kort en dik. De Oogen zyn naar evenre-
digheid van het Lichaam te reekenen zeer klein en zwak van
Gez igt, zo dat het Dier niet veel en niet verre zien icam
De Snuit is fpits, het bovenfte Kakebeen langer als het on-
derfte, en de boven Lip eindigt in een Ipitfe dikke Lap.
^ Den Hoorn aangaande, die op den Neus z it , zo is het een
zickelvormig. Voortzetzel o f veel eer aanwas van het Voor-
hoofds-Bcen. Het is ruuw, zwartbruin, eenige Ponden zwaar,
en anderhalf Vo et lang, en daar by. naar evenredigheid dik
zo dat het aan den Wortel een halve Voet in zyn doorfneede
breed is. Men vind dezen Hoorn enkeld in Kabinetten, en
terwyl men vöormaals gelopfden, dat deeze Hoorn een kragt
bezat, om het Vergif. tegen te. ftaan, zo heeft men ’e r, dog meer
tot | Rariteit Drinkbeekers uitgedraaid, die men naderhand
met een Zilver- o f Goud-Beilag invatten liet, zodanige Bekers
vind men zomwylen ook in de Kabinetten.
W y möefeh'hier ook nog van een anderen Hoorn van dit
Diergewag maaken, welke dubbeld is. Men vind namentlyk
zommige Rbinocerosfen die boven den langen Hoorn, die hier
aan het Dier zelfs afgebeeld is, nog een körten, dikken en
zeer breeden Hoorn hebben zitten, ( zo als in de daar by ge-
voegde Teekening te zien is , ) deeze körte Hoorn legt zig als
een Bultig Voortzetzel o f aanwas van het Voorhoofds-Been
agter den eerften aan, en vertoond dus een dubbelden Hoorn.
Het D ie r , dat een zulken dubbelden Hoorn draagd , word
Rbinoceros Bicomis genaamd. Wat de groote van deezen dub-
belden Hoorn aangaat, zo is de langfte aan den Wortel vyf.
en d£n derde Duim dik, en ¡ ¡ p en | fn halve Duim hoog, de
kortfte integendeel is vier en ¿¿n halve Duim dik, en zeveü
Duim hoog (<W).
Zommige
P j | De Heer Baron Z o r n van Blobsheim te Dantzig, een Vermaard Liefbehber en Kenner der Natuurlyke Hißorie, die aan ms
de Teekening van deezen dubbelden Hoorn, zo ah dezelve te Dantzig bewaard word, vereerde . gof ohs ter Overweeginee . of deeze
1 1 . D e e L. O Hoorn