( 22 )
Wat de Tèkening en de kóiileùren betreft, zo vind men ’er
Zeer veele zoorten o f veranderingen in , want eenige zyn wit,
gefprenkeld, rood, géel, bruta, blauw en fwartagtig, eh
* wel met Ringen, Gölven, Punten, Plakken, o f òok ëeii-
kleurig. Behalven dien zyn ’er groote en kleine zoorten,
welke laatfte de meefte veranderingen ondér zig bevatten,wor-
dende ook deeze nog tot de kleine zoort geteld.
Fig. 3. De tegenwoordige Straal-Schuip behoord tot de Ko-
nings - Mantels. De Schaal is dun, de Ribben zyn fmal, eh
ftaan niet zeer hoog. Het Dekzel is niet zeer Vérheven, maär
zeer fraay getekend, lopende de Tekening met den Rand
egaal, gelyk uit de Afbeelding te zien is. Van binnen zyn
deeze Schulpen in het gerneen witagtig.
Fig. 4. T o t het zelfde Geflagt behoord ook de tegenw'oor-
dige, zeer fraay getekende, Konings-Mantel, wáaraán de Na-
tuur veel kunft van fchildering befteed heeft. Dé höedanig-
heid van de Schaale is overeenkomftig met de voorgaande
Schul p. Men noemt dit ftuk de Zormenwyzer, detvyl véele fÿ-
ne ftreepen van het Slot af tot aan den Rand toe iiitlopeh.
Het is onregt, dat eenige Liefhebbers deeze Schulp de Kompas-
Kcbulp noemen, zynde de egte Kompas-Schulp van een andere
hoedanigheid. Aan dit ftuk ziet men alle mogelyke koleu-
ren van een Regenboog in halve ringen zig onder elkander
afwiffelen, dog de onderfte Schaal is anders getekend.
Fig. 5. Uit het beloop v án deeze Schulp is ligt te zien,
dat ze almede tot het voorbeichreve Geflagt der ftraakSctiulpe'n
ö f Bonte-Mantels behoort, want ze héeft even dergelyke Plooijen
als dát ftuk het geen Fig. 2. befchreeven is; maar zÿ
draagt om twee redënën een byzonderen Naam, worden-
de de Koraal- Doublet genaamt : voòreerft om datze van een
hoogroode Koraal koleur is , en ten twëede, omdat op haar
Plooijep verheeve Bulten ò f Kñoppen ftaan, die met de geár-
beide Koraalen eenige gelykheid hebben , fchoon de koleur
niet altyd dezelfde is, want men heefc bleekverwige, citroen-
geele, en ook zulke, welker koleur oranje is. De Schaalen
zyn tamelyk dik, beide Vàn even gelyke diepte uitgehold, inwendig
wit-agtig, en de Bulten op de Plooijen zyn van binnen
hol, en maken daar Groeven. Dat dit ftuk maar met
een Oor voorzien is , is niet algemeen, maar kan by toeVal
ontftaan zyn, want de meefte van dit flag hebben tweè Ooren,
fchoon die voor het meerdergedèelte ongelyk zyn.
Fig. 6. Van de Dubbelfchaalige Schulpen gaan w y weaeröm
tot de eerfie Orde over, welker eerfie Hoofdzoort de gedraaide
Hooms behelsd. Onder de zulke is dah ook een zeker Geflagt,
dat men Kink • Hooms, o f Buccina noemt, en terwyl wy
uit dat Geflagt hier een ftuk afgetekend vinden, willen wy
vooraf iets van dit geheele Geflagt zeggen.
Dit Geflagt is zeer uitgebreid en behelft veele Hoofdzoor-
ten als, 1 . de eigentlyke zo genaamde Kink.Hoorns. Haar
kenmerk is, dat de eerfte draaizeer groot en geweift is , alle
overige draaijen zyn kleinder en loopen in een körte Pyramidale
-ípits toe. De Mond is middelmatig wyd, en ëindigd in
een kleine ftompe opgeworpe fnuit. Hiertoe behooren de
dusme en dikke Kink-Hooms, Tritons - Hoorn, de knobbelagtige
Kink-Hooms, als de amuñijo satik-u^m, j® -«.Ä ord e baflard
Purper-Hooms, met alle onderzoorten en afwykingen, älsme-
de de egte Wenteltrappen. 2. Verder behooren tot dit Geflagt
de Strombi o f uitgetakte lange Kink-Hooms, die een lange
finalle mond hebben, en een hooge Piramide uitmaken.
Als daar zyn de Bisfebops - Mutfen, PausJe - Kroonen, välfe Wenteltrappen,
Noten- o f Muzyk-Hooms, Byekoroen, en veel klein
goed. 3. De Harpe-Hoorns, wier Mond zoo wydt als de
boog van een Harp uitftaat, en welkers rieren maar eene zeer
kortë en kleine fpits uitmaken, als de Davids-Harpen, de ge-
takte en ongetakte Beddetyken, (welke laatfte van zommige onder
de Störmhoeden geteld worden) en de Fleedermuifen.
4. Alle Spillen welker Mond in een lange Tuit uitloopt,. als
de lange en körte Spillen, Tabdkspypen en Bdbylonfcbe • Tooms.
5. Alle Hooms, die de gedaante ván een Peer hebben, gelyk
de Switferfe-Brocken, die men anders ook wel tot de fiekeL
Hooms, (Múrices') teld. 6. Alle Toomtjes, als de gladde,
geftre'ëpte j bultige en ruwe Toomtjes. 7. Eindelyk teld men
oökflog veele zoorten daar to e, die in der daad tot het Ge-
flägt det Stormhoeden behooren, fchoon ze zeer veel overeen*
kótnft met de Kink-Hoorns hebben, zynde de grenzen van
dit Geflagt zeer befwaarlyk te bèpaalen.
Bèlàngëride de tegenwoordige Kink-Hoorn, zo is het een on-
derzodrt van de eerfte Hoofdzodrt. De Schaal is dun, en de
grondverw is rdddagtig, en met bniine vlammen bezet. Dit
zodrt blyft in het gemeen klein. Men vind ’er véelderlei ver-
anderingeh van kouleuren in , als geheel witte, witte met
fwarte golven, bruine met een enkelden Band, desgelyks
met dubbelde geele, geele en rddde, witte en fwarte, finalle
en breede Banden. W y hebben dit alleenig maar daarom aan-
gehaald, om te doen zien, hoe in een eenig Geflagt dikwils
zeer veele Hoofdzoorten, en in een Onderzoort nog veele
veranderingen plaats hebben. Voorts is het zeldzaam, dat dit
ftiik links gedraaid is.
Fig. 7. In deeze en twee volgende Afbeeldingen ziet men
wederom een nieuw Geflagt, namentlyk dat der Bel-Hooms.
Hun voomaamfte kenmerk is , datze ligt en rond zyn, en een
wyd ly f hebben, zo dat hun eerfte Gier byna alles uitmaakt.
Men kan ze egter in twee zoorten onderfcheiden, namentlyk
, in zulke, welke meeft, rond zyn , en in zulke, wier
Mond éen längwerpige Snuit heeft. T o t de eerfte behooren
de Kivits-Eyers, Jjuin- Schillen, Patryfen, en de geribde en ge-
knobbelde Bel-Hooms. T o t de tweede zoort behooren, de Vy-
gen, de Fleffen en de Knollen. De tegenwoordige Hoorn is een
Fies, veel overeenkomft met de Vygen hebbende, het onder-
fcheid beftaat maar daarin, dat het Lichaam van de Vygen
meer een Peere-fatfoen heeft, daarentegen de Fleffen meer
rond z y n , en eenen ingedrukten, o f fchielyk uit het ronde
lichaam opryzenden Hals hebben. De geheele Schaal ismet
fyne Ribbetjes bezet , die rondom de Gieren omloopen. De
ovenge Gieren puilen niet merkelyk uit. De koleur is aan
dit^hik geelagtig. Men heeft ook w itte , bruine, en rood-
agtig gevlamde, maar inwendig zyn ze alle wit.
Fig. 8. Hierop völgt de Knoll- o f Raap. Deeze Hoorn is
korter, dikker en buikiger als de voorgaande, zo dat men ze
wel met een Raap vergelyken kan. De Mond gaat in geen
zo langen Snuit u it, maar breekt kort a f, en is eenigzints ge-
draait. Van büiten is de Schaal bruinagtig, van binnen als
befmuld Y v o o r , en aan den Mond iets roodagtig.
Fig. p. Ten befluite zien wy op deeze Plaat nog een Bel-
Hoom zonder Snuit o f Hals, die men de Ajumfcbil gewoon is
te noemen. Men heeft Schryvers, die dezen Hoorn onder
Íe Slekkep, o f Maan-Hooms rekenen, en in het Geflagt der
»elters vmd men ouk een Schulp, die van zommige Liefhebbers
de Ajumfchil genaamt word ( j ) . Dog deeze Hoorn is
in der daad een Byzoort van de gebandeerde Ajuinfchil, die
onder de Bel-Hooms behoord, en met hunne Bouworde over-
eenftemd. De koleur is roodagtig en heeft witte vlammen.
Van binnen is ze bleek gcel.
( f ') Men heeft her aan te merken, dat de Dwtfcbers m voortge tyden, by bet verzamelen van btame Kabinetten, wanneer hun onbekende
ftukken voorkwamen, waarvan zy gern Naam wißen, even zo willekeurig gebandelt bebben, als andere Volkeren om aan die ßukken naar
eigen goedmnden, zekere Rangfcbikkmgen en Noamen te geven, die zig dan van tyd tot tyd onder de Duitfebe Liefhebbers verbreid bebben, en
m een algemeen gebmik gekomen zyn, zo dat ’er onder bun veele Benamingen van Naturalia beerfeben, die by onze Vader¡anders geheel on-
bekend zyn. _ Wurby zy egter m ook meer als voormaals de Noamen voegen, die men by Rumph en andere Hollandfcbe Schryvers vind. Om
deeze reden is bet , dat men ook in dit Werk, (bet geen oorfpronkelyk voor de Duitfebe Lieflebbers gefebreven wasS, aan verfebeide Plaat-
fen zulke vreemde Noamen, die van andere verfcbiUen, gephatß ziet, hebbende de Auteur, om voor de Duitfebe Liefhebbers gern onbekende
taal te voeren, zig ook naar harnen fmadk gefchikt. 1 / 0
TAB. B. III.