li;!:':
•li
ì:.
i .
g e e s t e l y k e
1 1 9 8
geene dica, regtsgeding opmiken nogfchrjven
tegcn die gene, dcwelke dcze of genc doornig
e ftruik voor chtdik aanzien. Gene fchade
ondergaat de toepaffing op eeiien luyaiirt du
dtydfammdt , dtyd ilyft hmgm , ak of 'tr
altyi door eme dmm-hcggt c«! tt ffrimen:
h} vcrduht zig zehtn bcletzden, cn ndmen
om te vcrmvm cn te futzelm. Hy fiaat , <rf
hl legt, m hy vordertniets. Gcljk zytjde die
hy Uoratitts:
De Landman wacht, ifra^i dtfinam verhoft:
mtur dezdm verlooft, en zal vaartrolkfide
die eeuwen door verloopen.
Urfimts Arboretum Sacrtm kap. 2 5. aan xvien
Pdmns , eeneftekeligedoorn, bchaagt. Ook
indcrdaad roemen de Dicker s dezclve t^irgiktis
V. Herdershut:
Von een zacht Vwoitje, -voor eem furpere
Nmis-bloem eeiu dißel, en de Pdhmr ryß of
met fcherpe doornen.
Diisdanige ftekelige Doorn , om daar van
ecne levendige hcggc te pooren, pryll ondcr
andere ftruiken aan CohmeUa XI. B. 3. kap.
Kuba dikem nocmen de Türken dezelvc , met
Spi-euk. X V I . vers 4.
De HEERE heeft alles geuimht om zjm vilfi -ville : ja ook den godloozen toi
den dag des kwaads.
een woord ons chedek niet ongelyk Memmk.
IVoordenb. bl. 1112. Hier by kan gemakkelyk
vergeleeken worden niet alleen een luyaard,
mafr ook een gefchenk-graag Rechter , ecne
Chedek, ecne doorn gelyk ^ de heße -um hen is
ah eene doorn; de ofrechtße is ßherfer ds eem
¿«ora-fcKt, Mich. y i l .+.
De dmnige flnik kwetft en roofd door fcherpe
doornen : zto doed ook dtyd ecu fihmafziek
Rechter.
Dc g moet alhier verflaan worden die Afrikaanfche
Doornftriük, gemeen in de Ooltcrfche
Landgeweften , welke anders onder de naam
zizyphi voorkomt. Dodonaus de grooter lang-
••Jierpige Borßbezien C. B. dog aan anderen behaagt,
gelyk aanBra/ai , hadoornachtig wilde
pri/mhootntje, om dat dcze boom hadac in
de Genccskiindigeallesbevattendc Bocken word
genaamd: by den Zeer Beroemden HlllrrHieraphyt.
I. n. bl. 485. wilde Pruimboom , of
Hoogduitfche Jcacta C. B. Kam dikcnby den
Türken Meninzk. M^oordenb. bl. 2113. Elk
zy vruchtbaar in zyn zin.
Uit het denkbeeld van G O D S oncindige
Volmaaktheden vloeid , dat G O D niemand
hecft van nodcn, en echter alle dingen bezic :
dat Hy het begin is en het einde: dat alledmgen
van hem uitvloeyen, cn als door cene \vederomftuiting
tot hem wederkeeren. Dat in de
werken der bchepping, onderhouding, bcftiering
of voorzienigheit, eeuwige verkiczing alle
dingen overeenkomen met de oneindige volmaaktheden
, dat alle te zamen ftrekken tot
G O O S Luifter-cer, tot de openbaring van
deGoddelyke Macht, Wyshcid, Gocdhcid ,
H c i l i g h e i t , Gerechtigheid, Barrahertigheit.
Dat van de zyde van G O D niets gefchied by
geval : dat hy niet aflaat, gclyk de ßouwmeefters
gewoon zyn, aan het gefchapen Gcftel
der wcreld de hand te houdcn, maar allen
oogenblik op het alderonbedwongenfte de ligchamen
rcgeert, ja zelfs alle ligchaamtjes, nit
Hem, en door Hem , en tot Hem zyn die dingen.
Hem zy de heerlykheit in der eeuwigheit
Rom. XI. 36. Dat 'er gecn mufchje van het
dak valt, geen hair van het hoofd zonder de
beftierende en uitwerkende wille van G ü D :
dat ook de godlooze bereid is tot den kwaaden
dag, hoi afiieis en heymera kakey ohmtai. Dat
nochtans G O D geenffins de oorzaak is van de
zonde: gelyk de ondergaande zon de oorzaak
niet is van de donktjrheden der nacht. Het is
van eens anders beftek om de eeuwige voorverordineering
der godloozen tot dien verfchrikkclykcn
dag van het laatftc oordeel te verklaren.
Hoor den Godgewyden Leeraar der Heidenen
iiitroepende gy alle , die deze Vcrborgendheit
niet begrypt Rom. XI. 33. 34. 3v
O diepte des rykdoms beide der wysheid en der
kemiijj'e GODS : hoe ondoorzoekelyk zyn zyne
oordeelen, ende onnafpeurhk zyne wegen! •want
wk heeft den zin des HEEREN gekent! of
wie is zyn raadsmangeweefl ? of wie heeft Hem
eerflgegeven, ende het zal hem weder vergolden
worden ? Inmiddels zy het onze plicht, het
welk de gezonde rede altyd leeraart, dezenalderbeften
en alleen nitwerkenden G O D , van
welken alle dingen , dewelke wy hebben , zyn,
nimmermeer ophoudendeerkentenifTen endankbaarhedan
te bewyzen, in rampfpoeden opzyne
alderheiligfte en aldcrgocdertiercnlle willete
vertrouwen , Hem te beminnen, te vreezen ,
in alle onze daden te vcrhcerlyken. GOD te
vreezen , ende zyne geboden te hottdai: want
\ dat betaamt allen menfchen. Predik. XII. 13.
PRINTPK
OV. T'RTP. XVI. -V. OL.
S t i i t e r a , hi lnj ix. Dormi l i judjcnuii
eof'. XVI. !..
i i i i'imt ^"'Jri'J'Jt.