1 1 3 8 G E E S T
be, ten zy dac hy, dezelve tagen eene rots afgefleepen
zynde, door eeten de verlooren krachten
herfteldde. Dit leeraren de Natiiur-Geleerden
Arißotdes Hifi. Animal. IX. 0.33. kap.
Plimus X. B. 3. kap. Horns Apollo II. B. 9z :
kap. Dog heefc de vioome Oudvader op doz
e zelve overlevering niec al te zeer geftcandj,
hct welk uit deiTelfs volgende woorden biykt ;
Onze jeiigd zal verniewjud ivordenals een arend,
als wy maar onze oudheid aan de rotsfieen wrbryzelen.
Het zy die dingen waar zyn
E L Y K E
dewelke van de Arent gezegd
zulks veel eer een gerucht der menfcben is àan
"juaarheid. De •waarheid nochtans is indeSchrif.
mir, en de Schriftmren hében zulks nietzonder
oorzaak gezegd. Dai tvy dat gene dotn
nsjat dat zulks betekent, en onx daar mede nitt
bemoeyen hot 'waar dat zulks zy. Hec verftan.
digfte van allen Hieronymus op Jez. XL. W)
hebben zeer dihjjyls gezegd , dat de otiderdom
der arenden door de verandering der vedcreu
uaeer krachten krygt.
P f a lm c m . veifs: n . 12.
IVant ZOO hooge de hemel h boven de aar de, is zyne goederiierentheit geweidig ovci
de gejie die hem 'vreezen.
Zoo verre het Ooßen is van het Weßen: ^00 verre doedhy onze onjertreedingen uan om.
Nimmermeer zal op eenigerhande wyze de
uitbreiding der hemelen, altyd eindig, in vergelyking
können geilelt worden met GODS
oneindige goedheid , het z y wy door Schania-
Jim verltaan de lucht-hemel, of die hoogfte hemel
met Sterren bczaaid. Gene klimt opalleenlyk
maar tot weinige mylen, en zoo dezelve
hoger opklimt naar de Maan toe, word die zodanig
verdund , dat dezelve eindelyk voor ledig
byna zoude gehouden können worden, in
den afftand van vyftig duizend mylen , welke
die der Mane is van hec Aardryk. Die bovenfte
hoogfte de aldervloeibaarfle ftofFe hec ledige
gelyk, waar in de Planetifche ligchamenzwemmen,
is voor ons wel onmetelyk nogtans heefc
de zonne-hemel hare eindpalen, dehemelender
Vafte Sterren zullen de hare hebben , dog aan
onsfterveÜngenonbekend. Maar G O D S goedheid,
als G Ü D zelf, is ten eenemaajonmcetbaar:
Hem bcvatten niec de hemelen der hemelen,
maar ook zullen zy zyne goedheid nietafmeeten.
Derhalven zal de zin van den Dichter
dezezyn, dat wy nooic können bevaccen nog afmeeten
de diepte de hoogte de lengte gelyk der
goddelyke goedheid , zoo ook der wysheid,
macht en andere volmaaktheden van GOD,
gelyk wy door alle onze proefnemingen en redeneeringen
niet können afmecten, nog ooit afmeeten
zullen de hoogte nog breedcc van den ftoffelyken
hemel.
OP dezelve wyze rnoet ook verllaan worden
de afftand van het Ooflen van het fFtßen. Dez
e manieren van fpreeken 2yn algemeen , en
ftrekken zig uit niet aileenlyk van de aarde toi
aan de Zon, welke afftand eenigermaren is bekend,
maar veel verder : indevaftgefteldeeind.
palen van de zonnedraaikolk is het geoorlofd
aan ons verder uit te ftrekken eene Lyn van den
O p cn Ondergang tot de andere hemelen det
Vafte Sterren, en tot het oneindige toe , he[
welk w y , zelfs met gedachten niet können onder
halen.
By aldien miíTchien iemand uit den Text
van de oneindige goedheid G O D S zoude willen
redentwirten voor de oneindlgheit der wereld
, dien zoude ik willen dat weeten zoude
uit de te voor gezegde zaken, dat hct daar uil
getrokken gevolg mank gaac. Dat 'er vry VVysgeeren
zyn , dewelke de wereld oneindig ftel'
len.gelykvormigmetGODSoneindigheit. Editer
verfchillen oneindigmaal dezelve. GOD
is oneindigmaal machtig , de wereld oneindig.
niaal breed, maar onmachtig. Ja zeggcn die,
hct gewrocht van ecn oneindig lloftelyk gewrocht
is een bewysdom vandeoneindigcmaclit
G O D S . D.at er zckere oneindigheit aangemerkt
word niet allcen in de alderuitgedretÄt
wereld , maar in elk , zelfs het alderkleinfte,
ondcelbaar deeltje , en dcilelfs declbaarheit toi
het oneindige toe.
P f a lm C H I . veiiT- 14. 1 j . lö.
Want Hy weet, wat maalzel dat wji z j i i , gedachig zyide , dat wy (d) ßof zp.
De dagen des menjchen zyn als het gras : gelyk cene bloeme des velds , al'M
blöeid hy.
Als de wind daar over gegaan is, zoo en is zy niet meer , ende hare piaatze t»
kentze niet meer.
w Jeier bclekcnt cigentlyk een aardc-of leemc-wcrk.
Zie
N A T U U
R K U N D E 11 3 9
Zie,daar een Afbeeldzel van een bouwvallig,
elendig menfch, eenen wegwyzer naar G O D S
bewarende macht en barmhertigheic : eene lefle
voor ons Stervelingen , zoo vele als wy zyn,
aardwormen, ja itofkens, op dac wynooirons
verhefTcn boven ons, boven onzen ñaat,opdat
wy de zeifs-kennis zonden voor aangepreezen
houden , op dac wy eerbiediglyk ons zouden
vernederen. Maak een dat wy bloeyen, gelyk
de veelverwige bloemen op het veld^ in eerampt
e n , rykdommen^ heerfchappy, welliilligheden,
no^^ivis onze leeftyd gelyk gras ^ het leven
vale, wanneer de wind van tegenfpoeden,
ziektens, verzoekingen, verfcheidcn kwaden
daar over isgegaan, zoo zyn wyniets^ nogonze
plaatzen kennen Oìis.
Dus Jlerft eene Roos en Vióletbloem in hun
eer fie groen, en de witte Lelyen bloeyen gene gèhele
maand.
JNamentlyk deze bloemen verflenffen en vai-
dene is hy niet meer, ten aanzien van hec eoekernende
is hy nog niec, ten aanzien van hec
tegenwoordige is hy ten deele, is hy niet ten
deele. De menfch is in zynen ftaat geheel elend
i g , overmanc door de zonde in de ontfangcnis,
doorfmertenindegeboorte, rampfpoedenin
het leven,moetendedoordeonvermydelykedood
worden verflonden. Elke leeftyden zetten nieuwe
gewichten van jammeren by: de kindsheid
is de onwetendheid en vergetelheid vao zig zelven,
de jongeÜngfchap eene korte razerny, de
OLiderdom eene kwynende dood. Alle zaken,
dewelke hem omringen, dreigen heteinde: de
zaden van dood fchuilen in de lucht, in hec
voedzel, in hct leven zelf, het welk zieh zelven
vertecrt. De dood zelve is het einde van
zoo velegevaren, ichipbreuken, ziektens, dewelke
wy ce boven zyn gekomen. Gebooren
wordende fterven wy, en het einde hangt af van
hec begin -, wy fterven geduriglyk en hec leven
len af, eenelichce wind ofal te warm, ofalce i zel f gevoclen wy niet, dan door hec te verliekoud
haar bewaeyende. Zoo zal niet geweten i zen. Wy zyn dooden, terwyl wy leven, ten
worden waar wy geftaan hebben, waar wy ge- ; aanzien van zoo vele vrienden, kinderen , oubloeid
hebben. Dog wacht u omte denken,
dat de ziel op dezelve wyze vergaac, deze is
onfteriFelyk, maar ZOO, dat dezelve allen ogenblik
afhangd van hären Schepper. Het lighaam
van den menfch, by anderen vergeleken,
is gering, met de geringheic is zamenmeetbaar
de zwakheit, met de zwakheit elende en verderving.
De menfch word van alle kanten omringd
door niets, ten aanzien van hecvoorlederen,
dewelkc wy hebben verloren, van zoo
vele vermakelykheden , dewelke wy gefmaakc
hebben. In dit leven ftaac ons naiuvelyks iets
anders re doen, dan van anderen verlof ce verzoeken
om weg te gaan. Men lecze Abbadie
Konß om zieh zelven te kennen, waar in hec my
hcugc, dat ik eenigc van dcze gedachten hebbe
gclcczen.
P f a lm C I V . vers i.
Byna met dezelve lofgevende ftraalen van de
Goddelyke Genade en Heerlykheit Winkt het
Voorhoofdvan PC CHI . Loifd im HEERE
mim ziele : aide aUjjat binnerimmy iszynenhei-
Ilgen Na,m. Daar pryft de Harpflagcr den
H E E R E wegens het aldergenadigfte werk
dcrverloffing, hier wegens de aldermachtigfte
en alderwyfte werken der Schepping en onderhouding.
Daar heeft de Geopenbaarde Godgelecrdhcid
, Iiier de Naturelyke plaats. Ook
zetten de Griekfclie Overzettcrs dit Òpfchrift
voor dezen Pfalm : Ffalmos tau David huper
teys ton Kofmou fißafeoos. Een PCdm Da-
•mis aver de vafljUUng der wereld. In de cerile
Iclioole verkcert de mcnfch omtrent zvn cige
en zyns naaften zaligheir, cn deze werkt hv
111t m yreezen en in beeven. cn voor de verkreegcne
zingt hy op den lof, en zcgt dank
g o d e zynen Heilheer. Hier ter piaatze
bdchouwd hy de werken van G O D in de Natuur,
pafthetzyngebruiktoe, en zingt op de
roemgevingen aan den aldermachtigftcn en al.
derbeilen Schepper en Onderhouder. De Bybelbeminnaar
leeze met aandacht het cerfte
Hoofdftuk van Genefis . het gantfche ßoek
Jobs, den C I V . Ffalm, van dewelken wy de
Vcrklaringnuaanvangen,ontelbareandere plaatzen
van de H. Schrifture, den zodanigen zal
ten overvloede blyken, dat de N atuurkundige
Godgeleertheit door den mannen G O D S zeec
hoog is geacht, met groote poging geoeffent.
In het geopenbaarde Woord G O D S ontdekt
de Opperllc Godhelt zig als uit het verborgen
licht van zyne Majcfteit, en openbaart zig aan
den mcnfchcn in de VVet en het Euangelie door
Wonderwerken en ongewoone Voortekenen ,
door Voorzeggingen en Gezichten, zending
van den Zoon , uiiftorring van den Heiligen
Geeil. in het Boekder Wereld vertoond Gi 'D
zig als in eene Spiegel aan allen mcnfchcn, den
Heidenen zelven , tot alle tyd, in alle plaats-
Gok aan dezen verteilen de hemelen G O D S
cerc
m
i
I
s