ndo G E E S T
onelndìg konftwerk , de onmetely'ke vevfcheidendheic
der Schepzelen, roept de van vreugd
e opfpnngcnde Zangmeefter, voi verwonder
i n g , blydicliap, godsvaicht mec voUen mond
e uit: Hot groot zynwjjcjijerkm, O BRERE?
Hoos cmegaluntbcy ta erga fon, l\Ul<IEi
daar by gevoegd zynde de reden van de vcrbaafth
e i d . doorwelke hy was ingenomen. Gyhebtze
alle rnet wysheidgemaakt. Diciseeneblixemfcheut
, waar door Ongodiften , alle afgodcn
ter neder gevck worden. Lces de, verklaring
uic de tale van G O D zelven by den Prof
e e t Jeremias X. io. e. z. v. De HEERE
GO D isde-waarheid, hytsdekvendige GOD,
ende een eeiiwig Konim. De Goden, deuvelke
den hemel ende de aarde niet gemaakt hebben,
zulkn vergaan van der aarde, envanonder
de zen hemel. Die de aarde gema aki heeft
door zyne kracht, die de wereldbereit heeft door
zyne "xiysheid, ende den hemel uitgebreid door
zyn verjiand. Ah hy zyne ftemme geeft, zoo
is 'er een gedruis van watercn in den hemel, ende
hy doed de dampen opklmmen van het einde
der aarde ; hy maakt de blikzmen mei den regen
, ende doed den uuint voortkomen uit zyne
fchatkameren. Een overwaardig Gedenkceken,
hec welk raeceengodvruchtiggerooedoverweeg
e alle die de Zonne , de Mane, de Sterren,
d e Hemelen , de planten , dieren, ja elk ligchaam
in de gehele wereld befcliouwd. Eene
handleiding rot G O D uic de kenniiTe der wereld.
De Pfalmift is verre, ja op het alderverfte
af van de fpreekwyze by ons aldergemeenzaamfte.
Hoe heerlyk zyn de werken der natuur
! welke wonderlyke dingen brengd , ja
f p e e l t , de natuur ! De door G O D b Geelt
gcdreeven Man wekt zig op tot de eerfte oorzaak
van alle weezens. Hoe groot zyn uwe
it'crken, 0 HEEREi Evengelyki/^éajob
X X X V I . 2+ Gedenkt, dat gy Zyn werkgroot
maakt, 7 welk de lieden aanfchouwen.
26. Ziett GOD iSgroot, ende wyenbegrypen
't niet: daar en is ookgeene ondirzoekinge van
't getal zyner jaren. Door verwondering bevangd
ons een van zelfs beweegcnd ligchaam
door groote konft toebereid : met lofpryzingen
verhefFen \vy den uitvinder en den konftenaar.
Alle oogenblik vliegen byna voorby vliegen en
vogelen,\vy zienzwemmende,vliegende,gaande
viervoetige dieren, voorckruipend kruipend gedierte,
opkomende planten , dat het mcnfchelyk
geflacht word voortgeplant, dar de aldeiwelgeregelfte
omlopen Zon , i^ane , Sterren
volbrengen , en alle deze dingen, fchoon elk
van een oneindig konftwerk, achtcn wy niet
mec al! Zie daar , meer dan de Cimmeri/che,
naarfte duifterniflen ! Wy opeiien de oogen,
fperren de monden op, en met lierhaalde bcurten
roepen wy uit mirakel, zoo dikwyls als
wy ons by toneel-fpcelen bcvinden, en de poczenbedryvende
maakgekkcn zien . racnigmaal
onkuifche loopjes verhalende, blind zynde, doof,
E L Y K E
j a ftom ten aanzien van de nette fchikking vatj
de gehele wereld, de cieraad van hemel en aar.
d e ! Hoe zeldzaamzyn de Davids> Zalomons,
J o b s , zelfs onder den Geleerden, dewelke de
werken der natuur als d e werken G O D S aan.
merken! HoeweinigendeBernharduiTen, wel.
ker boeken de eiken en beukeboomen zyn! By
aldien eene zoo groote blindheid in zakcn on.
ze Zinnen aandoende ons inneemd, wac wonder
is h e t , by aldien wy niec meer, jazooweinig
leiten op die wonderft'erken der genade,
dewelke G O D in de Kerk uitwerkt? Datover
deze verbaaftmakende achteloosheidklachtente
voorfchyn brengen de Bewaarders der Goddelyke
Wet, wiens werk hec is aan het vo!k
G O D S te beroogen de breedte, de lengte, ¿t
diepte, de hoogte der Goddelyke lief de , Efez,
I I I . 18. Onze Pfalmift roemd de hoegroot.
heic, namenclyk de onderfcheidene , van de
Goddelyke Werken. Hoegroot zyn Uwe werken,
0 HEERE! En P f .CXXXIX. 17.
18. Hoe koßelyk zyn my, 0 GOD, uwegtdachten
! hoe machtig vele zyn hare zommm
Zoude ikze teilen, haarder ts meer, als k
zants. Verder roemt hy , en voornamentlyl;
G O D S Wysheiden Goedheid: Gyhebtzealk
met wysheid gemaakt, het aardryk is vol mn
Uwe goederen. Pantaen Jophia epieyfas , tpleyroothey
hey gey ktifeoos Jon. Deze w ysheid is
eeuwig, dcwelke geweeft is voor de grondk
ginge der wereld. Nademaal Hygefprokenhec)
enhet is'ergeweeß; hy geboden heeft, en l
•er gefiaan heeft. Spreuk. VIII. 22. 23. De
HEERE bezat my in 't beginfel zyns wegs,
voor zyne werken van doe aan. Ik ben van eeuwtgheit
ajgezalft geweeß, van den
van de oudheden der aarde aan. Eene Wysheidj
dewelke niets te vergeefs doed, alle dingen tot
een zeker, en dac hecbefte, einde. Lees het
ZOO menigmaal herhaald befluit van de gefchapen
zaken: ende GOD zag, dat hetgoefwäi.
Gen. I. Eene Wysheid voor ons ftervelingen
ondoorgrondelyk j om dat dezclve oneindi"" "
Zult gy^ dus is de rale van Zophar tegen^
kap, XI. 7. 8 . 9 de onderzoekmge GODES
vmdenf zult gy tot de volmaakthett toe den AImachtigen
vinden? Zy is als de hooete der hemelen
, wat kondgy doen ? dieper dan de helle, mi
kond gj weten ? Langer dan de aarde is hare,
mate, ende breeder dan de zee. Dat ook het
hoogfte einde van onze wysheid zy, om uit de
kennis der nacuur en nafpeuring der oorzaken
G O D te mögen kennen als Konftenaar, roC'
mcn , aanbidden , heni gehoorzamcn. Deze
lefle p r y f t > ^ o n s a a n kap. XXVI I I . 28. alwaar
zeer vele Loffprakcn van de Goddelyke
Wysheid befloocen worden door die Gcvolg
van de Voorftelling : Tot denmenfche heeft hv
gezegd: Ziet de vreeze des HEEREN is äi
wysheid ende van het kwade te wykenishetvtrfiand.
Van deze Wysheiden Goedheid GüDS
is de wereld vol, in het b\zonáGx\o\hetaarr
rjt
T A B . DX,XV.
PSAT,. n v . -v. ZG-So.
. CI-V- f . líñ-30.
R e p i i l i i i M.aris . r t i Ä i J j L l i m - r frtri'ittifiV -^SRn-r-
f ' f
ii'-,''